ECLI:NL:RBDHA:2025:13148

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
23/7396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van procesbelang in jeugdhulpzaak na toekenning van persoonsgebonden budget

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2025, in de zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk en eiseres, die optreedt als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van 28 september 2023 behandeld. Eiseres had eerder op 15 september 2022 een aanvraag ingediend voor jeugdhulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor begeleiding. Deze aanvraag werd op 9 maart 2023 afgewezen, maar in een later besluit van 13 juni 2024 werd alsnog een pgb toegekend voor de periode van 11 maart 2024 tot 8 augustus 2024. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat het procesbelang ontbreekt. De periode waarover de aanvraag ging, is inmiddels verstreken en eiseres heeft niet aangetoond dat zij schade heeft geleden of dat een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. De rechtbank concludeert dat er geen belang meer is bij een beoordeling van de afwijzing van de aanvraag, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7396

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter [minderjarige] ( [minderjarige] ), uit [woonplaats] , eiseres
en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, het college

(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van 28 september 2023.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Procesverloop

1. Eiseres heeft op 15 september 2022 namens haar minderjarige dochter [minderjarige] jeugdhulp op grond van de Jeugdwet (Jw) aangevraagd in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de inkoop van begeleiding.
2. In het besluit van 9 maart 2023 heeft het college deze aanvraag afgewezen. Hiertegen heeft eiseres bezwaar ingediend. Met het bestreden besluit van 28 september 2023 heeft het college het besluit tot afwijzing gehandhaafd.
3. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
4. In het besluit van 13 juni 2024 heeft het college eiseres voor haar dochter voor het tijdvak van 11 maart 2024 tot 8 augustus 2024 een pgb toegekend voor de inkoop van anderhalf uur per week aan 'individuele begeleiding zwaar' ter grootte van € 92,60 per uur.
5. De rechtbank heeft eiseres in de brief van 13 februari 2025 gevraagd of zij in deze toekenning van jeugdhulp aanleiding ziet om haar beroep in te trekken. Eiseres heeft met haar brief van 27 februari 2025 uitgebreid op die vraag gereageerd, maar haar beroep niet ingetrokken.

Beoordeling door de rechtbank

6. Eiseres heeft jeugdhulp aangevraagd in de vorm van een pgb voor de inkoop van professionele begeleiding. De aanvraag is aanvankelijk afgewezen, maar nadien bij besluit van 13 juni 2024 alsnog toegekend voor het tijdvak van 11 maart 2024 tot 8 augustus 2024. Dit tijdvak is inmiddels verstreken. De rechtbank ziet zich daarom ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.
7. Volgens vaste rechtspraak is eerst sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Daarbij geldt dat in beginsel geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een aanspraak die ziet op een reeds verstreken periode, tenzij aannemelijk is dat schade is geleden dan wel een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. [1]
8. Het bestreden besluit is achterhaald door het besluit van 13 juni 2024. Daarom is er geen belang meer bij een beoordeling van de afwijzing van de aanvraag. Het besluit tot het alsnog toekennen van jeugdhulp ziet op de verstreken periode van 11 maart 2024 tot 8 augustus 2024. Eiseres heeft niet gesteld dat de toegekende jeugdhulp qua aard en omvang ontoereikend was, en ook overigens niet aannemelijk gemaakt waarom zij nog belang zou hebben bij een beoordeling van de rechtmatigheid van dat besluit. Dat belang zou enkel kunnen zijn gelegen in de mogelijkheid van schadevergoeding, bijvoorbeeld vanwege het feit dat eiseres extra hulp heeft ingekocht. Eiseres heeft echter niet gesteld dat zij schade heeft geleden.
9. Een beoordeling van het besluit van 13 juni 2024 kan evenmin van belang zijn met het oog op aanspraken voor een toekomstige periode. De dochter van eiseres heeft op 8 augustus 2024 de meerderjarige leeftijd bereikt en heeft daarmee vanaf die datum niet langer aanspraak op jeugdhulp. Wat eiseres verder in haar brief naar voren heeft gebracht, met name over de wijze waarop zij zich door het college bejegend voelt, blijft hier buiten beschouwing. Dit staat namelijk los van dit beroep, waarin alleen de aanspraak op jeugdhulp ter beoordeling staat.
10. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 28 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1196.