ECLI:NL:RBDHA:2025:13238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
NL25.19732
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een minderjarige Guineese vreemdeling

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een minderjarige Guineese vreemdeling, die op 11 november 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 23 april 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, met de stelling dat er adequate opvang in Guinee aanwezig is. De rechtbank heeft de zaak op 23 juni 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Eiser heeft aangevoerd dat hij samen met zijn neven uit Guinee is gevlucht vanwege de onveilige situatie daar, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet als politiek opposant kan worden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eiser over zijn verblijfsduur in België en zijn vertrek uit Guinee inconsequent zijn, wat de minister heeft doen besluiten dat de aanvraag kennelijk ongegrond is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de procedure niet onzorgvuldig is verlopen, ondanks de bezwaren van eiser over de informatievoorziening door de minister. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser terug moet keren naar Guinee. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19732

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 11 november 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt de Guinese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] . De minister heeft met het bestreden besluit van 23 april 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verder gaat de minister er vanuit dat in Guinee adequate opvang voor eiser aanwezig is en heeft hij daarom een terugkeerbesluit genomen waaruit volgt dat eiser binnen 4 weken moet vertrekken.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij samen met zijn neven uit Guinee is gevlucht, omdat Guinee niet veilig voor hem was. Er zijn volgens eiser veel demonstraties en stakingen en er worden veel mensen gedood. Toen de neven van eiser hem vroegen om met hen mee te gaan naar Europa heeft hij ‘ja’ gezegd, waarna hij is vertrokken. Bij terugkeer naar Guinee vreest eiser om opgepakt te worden door militairen. Verder heeft eiser in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor toegevoegd dat hij heeft meegedaan aan demonstraties en dat hij stenen naar militairen heeft gegooid, waarna hij ook is achtervolgd. Eiser stelt niet te hebben begrepen dat dit ook als ‘politieke activiteiten’ kan worden gezien.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister 1 asielmotief, namelijk eisers identiteit, nationaliteit en herkomst. Het feit dat eiser afkomstig is uit Guinee is op zichzelf genomen niet genoeg om als vluchteling te worden beschouwd of om een risico op ernstige schade aan te nemen. Verder heeft de minister overwogen dat eisers stelling dat hij door de autoriteiten zal worden gezien als ‘politiek opposant’ niet wordt gevolgd. Deelname van eiser aan enkele demonstraties berust volgens de minister niet op een politieke mening. Tot slot heeft de minister overwogen dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, omdat de verklaringen van eiser over zijn verblijfsduur in België en zijn verklaringen over het moment van vertrek uit Guinee kennelijk inconsequent en tegenstrijdig zijn.
Herhaling zienswijze
5. De rechtbank overweegt dat de stelling van eiser in beroep dat zijn zienswijze als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, onvoldoende is om te kunnen worden aangemerkt als een beroepsgrond waarop de rechtbank moet ingaan. De minister is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op de zienswijze. Het is aan eiser om in beroep concreet aan te geven waarom de reactie van de minister op de zienswijze volgens hem niet juist of niet toereikend is. De rechtbank zal zich dan ook richten op wat eiser in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank verwijst hierbij naar uitspraken van de ABRvS. [2]
Zorgvuldigheid van de procedure
6. Eiser voert aan dat de procedure onzorgvuldig is geweest, omdat de minister de informatie van de Belgische autoriteiten niet eerder dan met de bekendmaking van het bestreden besluit met eiser heeft gedeeld. De gemachtigde van eiser meent dat hij hiermee, voor wat betreft de bespreking van het nader gehoor en het voornemen met eiser, op een niet acceptabele wijze is beperkt.
6.1.
De minister betwist de stelling van eiser dat de informatie van de Belgische autoriteiten niet eerder dan met het bestreden besluit aan de gemachtigde is verzonden. De minister stelt dat die informatie al eerder via het advocatenportaal met de gemachtigde van eiser is gedeeld. Zelfs als dit niet het geval zou zijn, dan nog zou dit volgens de gemachtigde van de minister niet leiden tot de conclusie dat de gehele procedure onzorgvuldig is geweest. De gemachtigde van de minister benadrukt hierbij dat de inhoud van de informatie van de Belgische autoriteiten wel al direct bekend was bij eiser en zijn gemachtigde.
6.2.
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat weliswaar is gesteld, maar dat niet is gebleken dat de gemachtigde van eiser door toedoen van de minister pas in een laat stadium van de procedure in het bezit is gekomen van de informatie van de Belgische autoriteiten. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eisers gemachtigde ter zitting heeft toegelicht dat hij wel een notificatie in zijn e-mail heeft gehad, maar dat er geen nieuwe stukken in het dossier van eiser waren gevoegd. Niet duidelijk is geworden waarom die stukken op dat moment niet in het dossier terecht zijn gekomen. Dat dit een gebrek zou zijn dat voor rekening en risico van de minister zou moeten komen, volgt de rechtbank niet, omdat de oorzaak evengoed in het computersysteem van de gemachtigde van eiser kan liggen. De rechtbank acht verder van belang dat eiser en zijn gemachtigde wel al in een vroegtijdig stadium van de procedure bekend waren met de inhoud van die informatie, zodat eiser en zijn gemachtigde zich hierop hebben kunnen voorbereiden. Van een onzorgvuldige procedure, zoals namens eiser is betoogd, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eiser en zijn gemachtigde voldoende gelegenheid gehad om die informatie bij hun zienswijze en de voorbereiding van het beroep te betrekken. Noch in de procedure voorafgaand aan het bestreden besluit, noch in beroep heeft eiser de juistheid van die informatie gemotiveerd betwist. De enkele ontkenning van eiser dat hij in 2021 niet in België was, is onvoldoende om niet van de juistheid van die informatie uit te gaan. Dat eiser – zo begrijpt de rechtbank het betoog van zijn gemachtigde – moeilijk te overtuigen is van het feit dat zijn verklaring dat hij Guinee in 2023 zou hebben verlaten niet juist kan zijn, gelet op de informatie van de Belgische autoriteiten, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.
Is het aannemelijk dat eiser als politiek opposant wordt gezien?
7. Eiser stelt dat geloofwaardig wordt geacht dat eiser heeft meegedaan aan demonstraties, dat hij met stenen heeft gegooid en dat hij door militairen is achtervolgd. Eiser meent – onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie (ECLI:EU:C:2023:688) – dat sprake kan zijn van een toegedichte politieke mening en dat hij wordt beschouwd als politiek opposant. Dat eiser niet weet waarom er werd gedemonstreerd en hij inderdaad geen politieke keuze heeft gemaakt, maakt niet dat hij geen risico loopt bij terugkeer. De minister heeft dit volgens eiser in het bestreden besluit miskend en het besluit is om die reden dan ook onvoldoende gemotiveerd.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat eiser als politiek opposant wordt beschouwd. In dit verband heeft de minister in de eerste plaats overwogen dat geen sprake is van een politieke overtuig bij eiser. Eiser heeft weliswaar meegelopen met demonstraties en daarbij stenen heeft gegooid, maar hij wist niet waar de demonstraties voor waren. Nu eiser nooit is aangehouden of is aangesproken door de militairen, de autoriteiten dus niet weten wie eiser is en eiser hij op dat moment hoogstens 11 jaar was, heeft de minister niet ten onrechte overwogen dat het niet aannemelijk is dat de Guinese autoriteiten hem als politiek opposant beschouwen. De beroepsgrond slaagt niet.
Kennelijke afdoening
8. De gemachtigde van eiser voert aan dat de omstandigheid dat eiser de gebeurtenissen plaatst in 2023, terwijl hij kennelijk op dat moment in België was, hem niet kan worden verweten. Eisers gemachtigde wijst in dit verband op de mededeling van het medisch onderzoek [3] , waarin over eiser is aangegeven dat hij het tijdspad van gebeurtenissen moeilijk kan reproduceren. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser nog genoemd dat hij die ochtend een brief van de school van eiser heeft ontvangen. Uit die brief blijkt volgens de gemachtigde van eiser dat de school door middel van een niet verbale intelligentie test is gebleken dat sprake is van een LVB [4] . Eiser meent dat de minister nader onderzoek moet doen naar de vraag of een LVB een verklaring biedt voor het feit hij de gebeurtenissen in 2023 plaatst, terwijl hij op dat moment kennelijk in België verbleef.
8.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat nader onderzoek niet nodig is. In dit verband heeft de gemachtigde van de minister gesteld dat eiser voorafgaand aan het nader gehoor is gezien door een arts. Uit het medisch advies van 15 januari 2025 volgt dat eiser wat vergeetachtig is en dat hij moeite heeft om het tijdspad van gebeurtenissen te reproduceren. Naar de mening van de minister is het verschil in de verklaringen over het moment van vertrek uit Guinee en de duur van zijn verblijf in België zo groot, dat die verschillen niet kunnen worden verklaard door een mogelijke LVB. De minister stelt verder dat de arts van MedTadvies in het advies van 15 januari 2025 geen melding maakt van een LVB. De informatie die er vanuit school zou zijn, is door de gemachtigde van eiser niet geüpload en leidt de minister niet tot een ander oordeel.
8.2.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat uit het hiervoor onder 8.1 genoemde medisch advies niet is gebleken dat bij eiser sprake is van een LVB. Uit dat advies blijkt wel dat er beperkingen zijn in het horen van eiser. In het advies staat vermeld dat eiser wat vergeetachtig is en dat het tijdspad van gebeurtenissen moeilijk is te reproduceren. Voor de rechtbank staat niet vast dat van een LVB sprake is en bovendien laat dit onverlet dat eiser, zoals de rechtbank hiervoor heeft uitgelegd, door verweerder niet ten onrechte niet als politiek opposant wordt gezien. Naar het oordeel van de rechtbank was er voor verweerder daarom geen aanleiding om nader onderzoek te doen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Adequate opvang.
9. Eiser stelt dat de minister nader onderzoek dient te doen naar de vraag of er in Guinee adequate opvang voor hem is. Eiser wijst in dit verband naar het arrest TQ [5] . Volgens eiser kan niet worden volstaan met het verwijzen naar de aanwezigheid van eisers moeder. Zoals eiser eerder heeft verklaard is zijn moeder hertrouwd met een andere man en wil deze man niet voor eiser zorgen. Bovendien heeft eiser sinds een aantal weken geen contact meer met zijn moeder.
9.1.
Uit vaste jurisprudentie van de ABRvS [6] volgt dat de zorgplicht van ouders voor minderjarige kinderen met zich brengt dat zij er zorg voor dragen dat op enigerlei wijze opvang voor de betrokken vreemdeling in het land van herkomst aanwezig is. Niet in geschil is dat de moeder van eiser nog in Guinee woont en dat eiser en zijn moeder tot voor kort nog regelmatig contact hadden via Facebook Messenger. De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht het standpunt heeft ingenomen dat op voorhand moet worden aangenomen dat zij de zorg voor hem kan dragen. De enkele stelling dat de moeder is hertrouwd en de haar nieuwe echtgenoot niet voor eiser zou willen zorgen, is onvoldoende om niet langer uit te gaan van adequate opvang. Dat eiser -zoals eerst ter zitting is betoogd- sinds kort geen contact meer zou hebben met zijn moeder, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De rechtbank ziet bevestiging voor dit oordeel in de uitspraak van de ABRvS van 20 december 2023. [7] De beroepsgrond faalt.

Conclusie en gevolgen

10. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser dient terug te keren naar Guinee. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State; onder meer de uitspraken van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2169) en 7 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1028).
3.Medisch onderzoek van MedTadvies van 15 januari 2025.
4.Licht verstandelijk beperking.
5.Het arrest van het Hof van Justitie van 14 januari 2021, TQ, ECLI:EU:C:2021:9.
6.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer de uitspraak van 19 april 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM2293