In deze hersteluitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel 'verblijf als familie- of gezinslid'. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 19 december 2024, en het bezwaar daartegen werd op 13 maart 2025 eveneens afgewezen. Eiser, geboren in 1979 met de Macedonische nationaliteit, heeft een dochter met referente, die in Nederland verblijft op basis van een verblijfsvergunning. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting behandeld, omdat beide partijen niet ter zitting verschenen.
De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat hij een duurzame en exclusieve relatie heeft met referente, en dat er geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Eiser heeft verschillende documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn aanvraag, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet voldoende zijn om aan te tonen dat de relatie met referente voldoet aan de vereisten. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om zijn aanvraag te onderbouwen en dat hij in bezwaar geen nadere bewijsstukken heeft overgelegd.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van mr. P.P. Schaap, en is openbaar gemaakt op 8 juli 2025. Eiser kan binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.