ECLI:NL:RBDHA:2025:13290
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van een vreemdeling en de toepassing van de Vreemdelingenwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 juli 2025, waarbij eiser werd bijgestaan door mr. F. Boone. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Eiser betoogde dat de grondslag van de maatregel gewijzigd had moeten worden, omdat hij op 27 juni 2025 zijn asielaanvraag zou hebben ingetrokken. De rechtbank oordeelde echter dat er onduidelijkheid bestond over de intrekking van de asielaanvraag, aangezien eiser dit document niet had ondertekend en tijdens de zitting verklaarde dat hij zijn aanvraag niet wilde intrekken. Hierdoor kon de rechtbank niet volgen in het betoog van eiser dat de maatregel onrechtmatig was.
Daarnaast betoogde eiser dat hij niet op grond van artikel 50a van de Vw 2000 kon worden staandegehouden, omdat er geen Dublinsituatie van toepassing zou zijn. De rechtbank oordeelde dat eiser rechtmatig verblijf had op basis van zijn asielaanvraag en dat de minister bevoegd was om eiser op grond van artikel 50a staande te houden.
Eiser voerde ook aan dat de minister artikel 104 van de Vw 2000 had overtreden, omdat de inspecteur van politie aanwezig was tijdens een telefoongesprek tussen eiser en zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde echter dat de gemachtigde toestemming had gegeven voor de aanwezigheid van de inspecteur, waardoor er geen sprake was van schending van artikel 104.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.