ECLI:NL:RBDHA:2025:13332

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
NL25.9538
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser die met onbekende bestemming is vertrokken

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 1 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie op 19 februari 2025 afgewezen als ongegrond. De rechtbank had een zitting gepland op 30 juni 2025, maar de minister meldde dat eiser met onbekende bestemming (MOB) was vertrokken. Hierdoor besloot de rechtbank de zitting achterwege te laten.

De rechtbank overweegt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt, dit kan betekenen dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij zocht. In dit geval heeft de gemachtigde van eiser op 27 juni 2025 bevestigd dat hij geen contact meer heeft met eiser. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat eiser kennelijk geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt. De minister is niet verplicht om de proceskosten van eiser te vergoeden.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen een week na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.9538

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. F. Lavell),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 1 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 19 februari 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft partijen in eerste instantie uitgenodigd voor een zitting op
30 juni 2025. De minister heeft na het versturen van de uitnodigingen voor deze zitting laten weten dat eiser met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken.
1.2.
Naar aanleiding van de reacties van partijen op de MOB-melding van eiser heeft de rechtbank aanleiding gezien om de zitting achterwege te laten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een vreemdeling in Nederland een asielaanvraag heeft gedaan en vervolgens met onbekende bestemming vertrekt, dan kan dat betekenen dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank kan het beroep dan niet-ontvankelijk verklaren, omdat de vreemdeling in dat geval geen procesbelang (meer) heeft. De rechtbank moet daar wel voorzichtig mee omgaan. Als de gemachtigde van de betrokken vreemdeling nog contact onderhoudt met de vreemdeling over het verloop van de procedure, dan mag er in beginsel van uit worden gegaan dat de vreemdeling nog wel procesbelang heeft. Dat is alleen anders als er concrete aanknopingspunten bestaan waaruit kan worden afgeleid dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland en ook op een andere manier geen actueel of reëel belang meer heeft. [1]
3. De minister heeft de rechtbank op 23 juni 2025 laten weten dat eiser met onbekende bestemming uit de opvang is vertrokken op 21 juni 2025. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser verzocht om te laten weten of hij nog contact met eiser heeft. De gemachtigde van eiser heeft op 27 juni 2025 laten weten dat hij geen contact (meer) heeft met eiser. De rechtbank neemt daarom aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen belang meer bij een beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep van eiser niet inhoudelijk beoordeelt. De minister hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Loof, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662, rechtsoverweging 2.2-2.7.