ECLI:NL:RBDHA:2025:13369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
C/09/688534 / KG RK 25-963
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure na einduitspraak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2025 uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, die niet-ontvankelijk werd verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend op 10 juli 2025, maar de einduitspraak in de hoofdzaak was al gedaan op dezelfde dag. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de rechter in de hoofdzaak geen kennis kon nemen van het verzoek voordat de einduitspraak was gedaan. De wet biedt geen mogelijkheid voor wraking na een einduitspraak, waardoor verzoekster niet in haar verzoek kon worden ontvangen. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/46
zaak- /rekestnummer: C/09/688534 / KG RK 25-963
Beslissing van 21 juli 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. M.E. Groeneveld-Stubbe,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het schriftelijke wrakingsverzoek, ingekomen op de griffie van de wrakingskamer op 15 juli 2025.
1.2.
De wrakingskamer heeft de beschikking over het dossier in de hoofdzaak.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 11546776 \ RL EXPL 25-2860 tussen verzoekster en Dierenspeciaalzaak [bedrijf] B.V. (hierna: de hoofdzaak). In de hoofdzaak heeft op 24 juni 2025 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Op 10 juli 2025 heeft de rechter in de hoofdzaak einduitspraak gedaan.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Volgens vaste rechtspraak (zie o.a. Hoge Raad 13 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ9926) is een schriftelijk ingediend wrakingsverzoek tijdig gedaan indien het voorafgaande aan de uitspraak bij het gerecht is ingekomen en wel op een tijdstip dat de betrokken rechter daarvan redelijkerwijs nog kennis kon nemen.
3.3.
Het wrakingsverzoek is gedateerd op 10 juli 2025. Het is door verzoekster per post gestuurd naar de wrakingskamer, waar het op 15 juli 2025 op de griffie is ingekomen. De einduitspraak in de hoofdzaak is gedaan op 10 juli 2025, zodat de rechter voorafgaand daaraan redelijkerwijs geen kennis meer heeft kunnen nemen van het wrakingsverzoek. Het verzoek is dus niet tijdig gedaan.
3.4.
Omdat de wet niet voorziet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak van verzoekster, kan zij om die reden niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

1
De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek;
4.2.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, E.E. Schotte en S.M. Westerhuis-Evers, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.