ECLI:NL:RBDHA:2025:13374

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
NL25.30761
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

Op 22 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 26 mei 2025. De rechtbank heeft eerder, op 13 juni 2025, deze maatregel getoetst en geoordeeld dat deze rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 10 juni 2025. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 17 juli 2025 gesloten zonder zitting.

De rechtbank heeft beoordeeld of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser stelde dat er geen zicht op uitzetting was, omdat de Roemeense autoriteiten geen laissez-passer konden verstrekken. De rechtbank oordeelde echter dat, ondanks de vertraging, er voldoende zicht op uitzetting was, aangezien de Roemeense vertegenwoordiging op 11 juli 2025 de nationaliteit van eiser bevestigde en een vlucht naar Roemenië op 17 juli 2025 was gepland.

Daarnaast voerde eiser aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelde in het uitzettingsproces. De rechtbank concludeerde dat de minister wel degelijk voortvarend handelde, gezien de verschillende stappen die waren ondernomen om de uitzetting te realiseren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, waardoor de maatregel van bewaring in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.30761

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

1. De minister heeft op 26 mei 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op dit eerste beroep heeft zij beslist met haar uitspraak van 13 juni 2025. [1]
1.2.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om een schadevergoeding. De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 17 juli 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op een zitting zal worden behandeld. [2]

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
2. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2.1.
Uit de uitspraak van 13 juni 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of het voortduren van de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 10 juni 2025) rechtmatig is.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
3. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is. Door de autoriteiten van Roemenië werd geen laissez-passer verstrekt in een bepaalde periode. Dat mag niet voor rekening en risico van eiser komen.
3.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat de vertegenwoordiging van Roemenië op 17 juni 2025 heeft aangegeven dat, in verband met een groot aantal aanvragen voor een laissez-passer bij de vertegenwoordiging in combinatie met de NAVO-top in Den Haag, zij niet in staat is om voor 30 juni 2025 de zaken te onderzoeken. Dat betekent echter niet dat zicht op uitzetting voor eiser binnen een redelijke termijn ontbreekt. Uit de voortgangsrapportage blijkt immers ook dat de vertegenwoordiging van Roemenië op 11 juli 2025 de nationaliteit van eiser heeft bevestigd en dat een laissez-passer kan worden afgegeven. Verder blijkt daaruit dat op 17 juli 2025 om 13.35 uur de vlucht voor eiser naar Roemenië gepland staat om hem uit te zetten.
Werkt de minister voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser?
4. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Vast staat immers dat er een kopie van zijn identiteitskaart bij de politie aanwezig was. Eiser werkt ook mee aan zijn uitzetting. De minister maakt ook niet inzichtelijk waarom er niet eerder een foto is verstrekt aan de autoriteiten.
4.1.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Zoals de rechtbank in de uitspraak van 13 juni 2025 heeft overwogen was de minister gehouden om een aanvraag voor een laissez-passer te doen omdat eiser geen identiteitsdocumenten had. Verder volgt uit de voortgangsrapportage dat de minister op 12 juni 2025 heeft gerappelleerd bij de vertegenwoordiging van Roemenië, op 13 juni en 17 juni 2025 contact heeft gehad met de vertegenwoordiging van Roemenië, op 27 juni 2025 weer een rappel heeft gestuurd, op 30 juni 2025 en op 1 juli 2025 weer contact heeft gehad met de vertegenwoordiging van Roemenië. Ook is op 20 juni 2025 nog een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Na bericht te hebben gekregen dat de vertegenwoordiging een betere foto nodig had, heeft de minister dat diezelfde dag verzonden. Na het bericht van de vertegenwoordiging van Roemenië van 11 juli 2025 dat de nationaliteit van eiser is bevestigd en een laissez-passer kan worden afgegeven, heeft de minister meteen een vlucht aangevraagd. Op 14 juli 2025 zijn de vluchtgegevens ontvangen. De vlucht staat gepland op 17 juli 2025. Dat er eerder een kopie van een document of een foto had kunnen worden verstrekt aan de autoriteiten is door eiser verder niet nader onderbouwd. Gelet hierop werkt de minister nog steeds voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel
5. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [3]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wijst de rechtbank ook het verzoek om schadevergoeding af. De minister hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 13 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:10301.
2.Dit is mogelijk op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000.
3.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.