ECLI:NL:RBDHA:2025:13408
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW-pensioen en terugvordering van onverschuldigd betaald bedrag na gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de herziening van het AOW-pensioen. Eiseres ontving sinds maart 2021 een AOW-pensioen voor alleenstaanden, terwijl zij samenwoonde met [naam]. De Svb heeft op 20 maart 2023 besloten om het AOW-pensioen van eiseres om te zetten naar een gehuwdenpensioen en heeft € 7.102,08 aan onterecht betaald pensioen teruggevorderd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Svb heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres tijdig de Svb op de hoogte heeft gesteld van haar gezamenlijke huishouding, maar dat de Svb verzuimd heeft om het AOW-pensioen tijdig aan te passen. De rechtbank oordeelt dat eiseres redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat zij een te hoog AOW-pensioen ontving, gezien de omstandigheden. De rechtbank heeft de herziening van het AOW-pensioen met zes maanden gematigd, omdat het aan de Svb te wijten was dat de aanpassing niet eerder had plaatsgevonden. Eiseres heeft verzocht om kwijtschelding van de terugvordering, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om van de terugvordering af te zien. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de Svb.