ECLI:NL:RBDHA:2025:13493

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
NL23.35133
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 juli 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser behandeld. Eiser, een Nigeriaanse man geboren in 1991, had op 7 november 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd op 27 oktober 2023 door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 juni 2025 was alleen de gemachtigde van de verweerder aanwezig, aangezien eiser en zijn gemachtigde zich hadden afgemeld.

De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of eiser procesbelang had bij het beroep. Het bleek dat eiser op 12 juni 2025 met onbekende bestemming was vertrokken en geen contact meer had met zijn gemachtigde. De rechtbank concludeert dat, gezien de omstandigheden, eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de inhoudelijke behandeling van zijn asielverzoek. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank heeft de zaak niet inhoudelijk beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

De uitspraak benadrukt dat als een vreemdeling die internationale bescherming heeft aangevraagd Nederland verlaat zonder te melden waar hij verblijft, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op bescherming. Dit is in lijn met de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35133

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. K. Logtenberg),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Hoppema).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] bij besluit van 27 oktober 2023. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven omdat het beroep niet-ontvankelijk is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 7 november 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij is van Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1991. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 27 oktober 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft alleen de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich voor de zitting afgemeld.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep.
4. Verweerder heeft de rechtbank op 26 juni 2025 bericht dat eiser volgens het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) op 12 juni 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. Het is verweerder niet gebleken dat eiser zich inmiddels weer heeft gemeld bij de IND, COA, AVIM of DT&V. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank op 26 juni 2025 bericht dat eiser na een uitnodiging van DT&V in paniek is geraakt en is vertrokken. De gemachtigde heeft toegelicht dat zowel zij als de behandelaren van eiser in de zorginstelling de Evenaar geen contact hebben kunnen krijgen met eiser. De gemachtigde gaf verder aan dat zij zich gezien de psychische toestand van eiser ernstig zorgen maakt en dat zij niet verwacht dat eiser nog contact met haar zal opnemen.
5. Als de vreemdeling die in Nederland internationale bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, moet er in beginsel van worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. Dit volgt uit vaste rechtspraak, bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 30 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3988. Dit is volgens de Afdeling slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit contact impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
6. De rechtbank stelt op basis van de berichtgeving van verweerder en van de gemachtigde van eiser vast dat eiser de opvang heeft verlaten zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft. Verder staat vast dat eiser geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde en dat eisers gemachtigde niet weet waar eiser precies verblijft. De rechtbank is ermee bekend dat eiser te maken heeft met ernstige psychische problemen en dat hiermee mogelijk rekening moet worden gehouden bij de vraag of eiser nog procesbelang heeft. Er zijn in dit geval echter geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat eiser opnieuw contact met zijn gemachtigde zal opnemen. Onder die omstandigheden moet de rechtbank er vanuit gaan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de inhoudelijke behandeling van zijn asielverzoek in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Boesman, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Horst van Dee, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000