ECLI:NL:RBDHA:2025:13610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
C/09/660624
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op merkrechten en modelrechten door verkoop van BMW-voertuigen afkomstig van brandend vrachtschip

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Bayerische Motoren Werke AG (BMW) en verschillende gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1] Groep B.V. en andere vennootschappen. De zaak betreft de inbreuk op de merkrechten en modelrechten van BMW door de gedaagden, die 260 BMW-voertuigen, die eerder op een brandend vrachtschip waren opgeslagen, te koop hebben aangeboden in de Europese Unie. De rechtbank oordeelt dat BMW zich kan verzetten tegen de verhandeling van deze voertuigen, omdat deze niet in de EU zijn ingevoerd met toestemming van BMW, en dat er geen sprake is van uitputting van de merkrechten. De rechtbank wijst de vorderingen van BMW toe, waaronder een verbod op verdere verhandeling van de voertuigen, afgifte ter vernietiging van de voertuigen, en schadevergoeding. De rechtbank oordeelt ook dat de bestuurders van de gedaagde vennootschappen persoonlijk aansprakelijk zijn voor de inbreuk, omdat hen een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De vordering tot afgifte ter vernietiging wordt toegewezen, maar niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, om te voorkomen dat partijen in een onmogelijke bewijspositie komen te verkeren. De rechtbank legt ook dwangsommen op voor het geval de gedaagden zich niet aan de uitspraak houden.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zittingsplaats Den Haag
Zaaknummer: C/09/660625 / HA ZA 24-101
Vonnis van 30 juli 2025
in de zaak van
BAYERISCHE MOTOREN WERKE AKTIENGESELLSCHAFT,
te München (Duitsland),
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
advocaten: mrs. H.J. Koenraad en D.E. Stols,
tegen

1.[gedaagde sub 1] GROEP B.V.,

te Hoogvliet,
2.
[gedaagde sub 2],
te Rotterdam,
3.
[gedaagde sub 3],
te Wassenaar,
4.
[gedaagde sub 4] B.V.,
te Hoogvliet,
5.
3B EXCLUSIEF B.V.,
te Rotterdam,
6.
[gedaagde sub 6],
te Rotterdam,
7.
WOMY EQUIPMENT SUPPLY B.V.,
te Zevenbergen,
gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie,
advocaten: mrs. T. Geerlof en C.D. ten Heuvelhof.
Partijen zullen hierna ‘BMW’ en ‘ [gedaagden] c.s.’ (mannelijk enkelvoud) genoemd worden, of waar de duidelijkheid dat vraagt, respectievelijk ‘ [gedaagde sub 1] ’, ‘ [gedaagde sub 4] ’, ‘ [gedaagde sub 2] ’, ‘ [gedaagde sub 3] ’, ‘3B’, ‘ [gedaagde sub 6] ’ en/of ‘Womy’.

1.Waar gaat deze zaak over?

1.1.
Tijdens het vervoer van een lading BMW-gemerkte auto’s bestemd voor onder meer Taiwan, is brand uitgebroken aan boord van [vrachtschip] . De brand heeft een week gewoed, waarbij een groot deel van de lading verloren is gegaan. Een ander deel was zwaar vervuild, en moest volgens de Taiwanese importeur als verloren beschouwd worden. De verzekeraar van de importeur heeft de verzekeringspenningen uitgekeerd.
1.2.
De verzekeraar heeft vervolgens via de
loss adjuster260 van de ogenschijnlijk niet beschadigde auto’s aan [gedaagden] c.s. verkocht. [gedaagden] c.s. heeft aan BMW laten weten dat zij van zins was de auto’s te verkopen. BMW heeft zich daartegen verzet onder verwijzing naar de mogelijk risicovolle staat van de auto’s. Volgens BMW heeft [gedaagden] c.s. de auto’s daarna in de EU ter verkoop aangeboden.
1.3.
Met een beroep op haar merk- en modelrechten vordert BMW nu een verbod op verdere verhandeling door [gedaagden] c.s., en afgifte ter vernietiging aan BMW van alle 260 auto’s. BMW bestrijdt dat er sprake zou zijn van uitputting van haar merkrechten, en als dat al het geval mocht zijn, dan geldt dat zij een gegronde reden heeft voor verzet, aangezien de auto’s vrijwel zeker vele (verborgen) gebreken hebben en een gevaar vormen voor de verkeersveiligheid.
1.4.
De rechtbank oordeelt dat de betrokken voertuigen door BMW niet in de Europese Unie op de markt zijn gebracht, zodat het merkrecht van BMW niet is uitgeput. Zodoende kan BMW zich in deze procedure op grond van haar merkrechten verzetten tegen invoer en verhandeling van de auto’s door [gedaagden] c.s., zonder dat BMW daar een gegronde reden voor hoeft aan te voeren. In het kader van de afgifte ter vernietiging, overweegt de rechtbank dat een belangenafweging er toe leidt dat BMW eerst tot daadwerkelijke vernietiging over mag gaan nadat de veroordeling onherroepelijk is geworden. De rechtbank oordeelt voorts de bestuurders een voldoende ernstig persoonlijk verwijt valt te maken voor de door de inbreuk geleden schade.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 december 2023,
- de Akte overlegging producties van BMW van 31 januari 2024 met producties EP01 tot en met EP34,
- de Conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie tevens (voorwaardelijke) incidentele vordering ex artikel 843a Rv van [gedaagden] c.s. van 5 juni 2024, met producties GP01 tot en met GP26,
- de Conclusie van antwoord in reconventie alsmede in de (voorwaardelijke) incidentele vordering ex art. 843a Rv van BMW van 31 juli 2024, met producties EP35 tot en met EP60,
- het tussenvonnis van 25 september 2024 met datumbepaling voor de mondelinge behandeling,
- de Akte houdende vermeerdering van eis, tevens akte houdende overlegging nadere producties van [gedaagden] c.s. van 23 januari 2025, met producties GP27.a tot en met GP47,
- de Akte aanvullende producties van BMW, met producties EP61 tot en met EP76.19,
- de aanvullende producties van BMW van 26 maart 2025, met producties EP77 en EP79,
- de pleitnota’s van BMW en [gedaagden] c.s.,
- de mondelinge behandeling van 28 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.

3.De feiten

3.1.
BMW is wereldwijd bekend als autofabrikant en is houdster van onder meer:
- de volgende Uniemerken (hierna: de BMW-merken) die zijn ingeschreven voor waren in onder meer klasse 12 (voertuigen en bijbehorende onderdelen):
  • het op 25 februari 2000 onder nummer 000091835 ingeschreven Uniewoordmerk: ‘BMW’;
  • het op 23 november 2015 onder nummer 014015143 ingeschreven Unie-beeldmerk:
- het op 20 januari 2021 onder nummer 018001234 ingeschreven Unie-beeldmerk:
- de volgende Uniewoordmerken en internationale merkregistraties met aanwijzing van de EU: 118, 120, 220, Active Tourer, 318, 320, 330, 420, 430, i4, BMW i4, eDrive40, M50, i7, eDrive50, xDrive60, iX, xDrive40, xDrive50, iX1, xDrive30, M2, M240, M340 en M440;
- de volgende Gemeenschapsmodellen (hierna: de BMW-modellen) ter bescherming van het uiterlijk van BMW-voertuigen in de volgende uitvoeringen: 118i Hatch, 120i Hatch, 220i Active Tourer, 220i Coupe MX, 318i Limousine MX, 320i Limousine MX, 320i Touring, 330i Limousine MX, 420i Gran Coupe, 430i Cabrio, i4 eDrive40 Gran Coupe, i4 M50 Gran Coupe, i7 eDrive50 Limousine, i7 eDrive60 Limousine, iX xDrive40, iX xDrive50, iX1 xDrive30, M2 Coupe MX, M240i xDrive Coupe MX, M340i xDrive Limousine MX, M340i xDrive Touring en M44oi xDrive Coupe.
3.2.
Gedaagde sub 1, [gedaagde sub 1] Groep houdt zich bezig met de verhuur van heftrucks, kranen, elektrotrekkers en hoogwerksystemen, alsmede van “
RDW eDienst Kentekendiensten” en “
het afsluiten van inkoop- verkoop-, garantie-, lease- en financieringscontracten”. Gedaagden sub 2 en 3, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , zijn de uitvoerend bestuurders van [gedaagde sub 1] Groep. Enig aandeelhouder is [bedrijfsnaam 1] . [gedaagde sub 1] Groep is enig aandeelhouder en bestuurder van gedaagde sub 4, [gedaagde sub 4] B.V. Gedaagde sub 5, 3B Exclusief, houdt zich bezig met de import, export, inkoop en verkoop van personenauto’s. Gedaagde sub 6, [gedaagde sub 6] , is de bestuurder van 3B Exclusief. Gedaagde sub 7, Womy Equipment Supply, is onderdeel van het [bedrijfsnaam 2] concern en houdt zich bezig met de handel in- en het leasen en financieren van bedrijfsauto’s en personenauto’s. Womy is een 100% dochter en zodoende enig aandeelhouder en (indirect) bestuurder van gedaagde sub 1, [gedaagde sub 1] Groep.
3.3.
Op 25 juli 2023 is brand uitgebroken op [vrachtschip] (‘ [vrachtschip] ’), dat vanuit de Bremerhaven in Duitsland onderweg was met bestemming Singapore en Taiwan, met Japan als eindbestemming. De brand heeft een week gewoed, waarna het schip uiteindelijk op donderdag 3 augustus 2023 de Eemshaven (in Groningen) werd binnengesleept.
3.4.
De brand is ontstaan op dek 8 van de Fremantle. Alle voertuigen op dekken 5 en hoger zijn volledig verbrand. Op dekken 2, 3 en 4 bevonden zich onder meer 260 BMW-voertuigen die bestemd waren voor de Taiwanese BMW-importeur Pan German Motors Ltd. (‘PGM’). Deze auto’s hadden de zogenaamde T1-status bij verscheping.
3.5.
Tussen BMW en PGM is een
BMW Importer Agreementgesloten
(d.d. 16 november 2022). Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
3.6.
South China Insurance Co Ltd. (‘SCI’), de verzekeraar van de Taiwanese importeur PGM, heeft de beschikkingsmacht gekregen over (in ieder geval) voormelde 260 BMW-gemerkte voertuigen. Via Dolphin Maritime & Aviation Services Ltd. (‘Dolphin’), de
loss adjustervan SCI, heeft SCI deze voertuigen aan [gedaagden] c.s. aangeboden.
3.7.
Het gaat om de volgende typen en aantallen BMW-gemerkte voertuigen:
3.8.
Op 15 september 2023 heeft de schade-expert Sedgwick een onderzoeksrapport afgegeven. Daarin schrijft Sedgwick onder meer:
“(…)
Stowage plan and discharging process
Prior to our first visit to Eemshaven we had already received a copy of the stowage plan of the MV [vrachtschip] . This plan shows 12 decks with abbreviations of car brands and accompanying discharge ports. All BMW (and MINI) vehicles that were destined to be discharged at the port of Taichung in Taiwan (TGX) were located on decks 11, 10, 7, 4, 3 and partly on the internal ramps towards deck 2. (…)
By order of the (Dutch) authorities every car leaving the vessel had to go through a temporary carwash that had been installed on board near the exit ramp on the starboard side. This was required due to environmental concerns.
Cars that were not burnt out were covered in a layer of soot and dirt that consisted of a myriad of hazardous substances and particles, ranging from heavy metals and burnt plastics to all kinds of acidic chemicals released from the batteries of EV’s (electric vehicles) that had not survived the fire. Authorities wanted to prevent contamination of the Eemshaven area.
The BMW cars on decks 4 and 3 were stowed together with Mercedes-Benz vehicles that were also destined for Taichung.
As the salvors kept us at a large distance from the vessel, we did not have any insight in the timing of the insured cargoes being discharged. From the salvors we understood that the order in which BMW or Mercedes-Benz vehicles would be discharged, largely depended on the situation inside the vessel. Not only was the stowage plan (displayed on the previous page) at best “indicative” of the actual location of the cars, concerns over stability of structural elements inside the vessel for example also dictated the order in which salvors would select certain cars for discharging. (…)
Every car was inspected as soon as possible by us after leaving the vessel. Still wet from the carwash on board the MV [vrachtschip] , dirt and soot was still easily visible in various places on every car, ranging from the roof, door panels and the hood up to the more hard to reach places, such as between the rear view mirror, edges and creases between doors and windows and small details and accessories.
(…) Opening the hood of every car also consistently revealed a layer of soot/dirt on the engine block and on the parts surrounding it.
Likewise we found soot/dirt on parts under the hood that serve as an air intake for the air conditioning systems of the vehicles. This observation leads to concerns that the soot/dirt of which the toxicity has yet to be analysed, has partly found its way into the interior of the vehicles. One may reasonably assume that risks related to contamination of the car interiors will persist for years to come, unless parts such as the air conditioning systems are completely disassembled and thoroughly cleaned. (…)”
3.9.
Op een zondag in oktober 2023 zijn [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 3] naar de Eemshaven gereden en hebben de 260 auto’s aldaar vluchtig geïnspecteerd (ze kregen een uur de tijd). Zij oordeelden dat de auto’s er nog goed uitzagen.
3.10.
Dolphin heeft BMW laten weten dat de auto’s verkocht zouden worden, laatstelijk op 11 oktober 2023. In reactie daarop heeft BMW op 17 oktober 2023 een waarschuwing laten uitgaan aan
‘Salvors and/or other parties intending to sell or to buy BMW Group vehicles transported on board of MV [vrachtschip] ’, waarvan de strekking was dat BMW zich tegen verhandeling van defecte en/of beschadigde voertuigen verzette. BMW ( [naam 1] ) berichtte per e-mail van 11 oktober 2023 aan Dolphin als volgt [sic]:
"Dear Mr. [naam 2] ,
Thank you for your e-mail and the information that Dolphin Maritime&
Aviation
Services intents to sell the unloaded BMW Group vehicles destined for the BMW
importer Pan German Motors in Taiwan.
In the name and on behalf of BMW AG we have to inform you that BMW AG has
investigated the vehicles and has determined that neither the vehicles nor any of
the components are safe and fit for use.
Vehicles and/or components may pose health hazards and could seriously injure
and/or harm persons and/or the environment. We further point out that they may be
incompliant with local regulation. Please be advised that the seller would assume
full liability.
BMW is working with relevant authorities to make sure that neither vehicles nor
components are being placed on the market.
[ ... ]"
3.11.
Op 27 oktober 2023 heeft Dolphin namens SCI de auto’s verkocht aan Womy. De auto’s zijn daarna onder douanestatus T-1 bij Womy opgeslagen (als niet-Uniegoederen). In de koopovereenkomst tussen Womy en SCI is in artikel 4 het volgende opgenomen [sic]:
“The BUYERS acknowledge that they are aware of the fact that the vehicles have been exposed to conditions commensurate with severe shipboard fire, and fact that the manufacturers of the VEHICLES have stated: ...
waarna de letterlijke tekst volgt van de email d.d. 11 oktober 2023 van BMW aan Dolphin.
3.12.
Op 27 november 2023 hebben [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] een e-mail verstuurd aan BMW Group Nederland (dhr. [naam 3] en mw. [naam 4] ), waarin zij onder meer het volgende schreven:
“(…) It’s crucial to convey that, at this point, we do not align with the perspectives presented by BMW AG. In the spirit of collaboration and our sincere interest in progressing, we propose shifting our focus to discussions on establishing a fair purchase price for the potential transaction.
Understanding that BMW AG has not presented a specific offer in this regard, we believe it
would be constructive to establish a purchase price. To facilitate this process, we kindly request BMW AG to share with us, there point of view regarding a fair purchase price with us by the end of this week, not later than Friday end of day.
Approaching this matter with the intention of fostering a positive and cooperative dialogue on pricing, we anticipate that a mutually agreeable solution can be reached through open
communication, considering the unique circumstances surrounding the vehicles involved. (…)”
3.13.
Op 1 december 2023 heeft BMW gereageerd per mail en aangegeven dat zij zo snel mogelijk een team van deskundigen zal sturen om de auto’s te onderzoeken en voorts herhaald dat de auto’s niet verkocht mogen worden.
3.14.
Op diezelfde dag hebben [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] BMW gevraagd uiterlijk 4 december 2023 met een concurrerend tegenbod te komen, bij gebreke waarvan zij de auto’s aan andere geïnteresseerden zouden verkopen.
3.15.
Gedurende december 2023 heeft [gedaagden] c.s. alle 260 voertuigen aangeboden aan diverse BMW-dealers en privé-personen in Nederland. Daarbij is een (in het Nederlands opgestelde) prijslijst verzonden en/of overgelegd, waarop zowel de ‘BMW dealerprijs’ als de (lagere) ‘Verkoop 3B’ prijs is vermeld. De in de prijslijst opgenomen chassisnummers zijn dezelfde als die van de 260 auto’s die [gedaagden] c.s. van SCI heeft gekocht. Ter illustratie is hieronder een deel van de prijslijst afgebeeld:
3.16.
Bij beschikking van 6 december 2023 heeft de Voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag aan BMW verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag tot afgifte van de bewuste 260 BMW-voertuigen onder gedaagden. Het beslag werd op 7 december 2023 gelegd bij Womy, waarbij in totaal 246 voertuigen werden beslagen. Het beslag werd later die dag gelegd bij 3B, waar nog 7 voertuigen werden beslagen.
3.17.
Bij vonnis van 15 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vordering tot opheffing van de gelegde beslagen geweigerd en aan [gedaagden] c.s. een inbreukverbod opgelegd. [1]
3.18.
Op 15 juli 2024 is in de Trouw het artikel “
Ondernemers kochten de 'als nieuwe'
BMW's van brandschip [vrachtschip] en zitten nu op de blaren” verschenen. Daarin staat onder meer het volgende:
“Voor 5,1 miljoen euro kochten de ondernemers de auto's van een verzekeraar uit Taiwan. "We zagen een mooie opportunity", zegt [gedaagde sub 6] die gespecialiseerd is in de verlkoop van luxe auto's. "Het gaat om hele mooie auto's waar in ons grote Rotterdamse netwerk veel
interesse in was. Al snel kregen we veel vragen: zijn ze erg beschadigd? Hoeveel gaan ze kosten?"
Dat ze een risico namen wisten ze wel: in het koopcontract stond al heel groot dat BMW vond dat de auto's niet meer de weg op mochten. BMW vreest dar de auto's technisch te veel geleden hebben door de brand en niet meer aan de kwaliteitseisen voldoen. De autobouwer wil het risico van aansprakelijkheidsclaims uitsluiten.
(…)
3.19.
Op 1 augustus 2024 is in de Volkskrant het artikel “
Verhitte strijd om de spiksplinternieuwe BMW’s van doemschip [vrachtschip] : komen de luxeauto’s ooit nog op de markt?” verschenen. Daarin staat onder meer het volgende:
“ [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 3] konden hun ogen nauwelijks geloven. Ze waren deze zondagavond in oktober vanuit Rotterdam naar de Eemshaven gereden waar 260 BMW’s geparkeerd stonden die afkomstig waren van de [vrachtschip] , het onfortuinlijke autoschip dat enkele maanden eerder boven de Waddeneilanden in brand was gevlogen. "
(…)
‘Ik heb een leuke klus voor je’, zei [gedaagden] vorig najaar tegen [gedaagde sub 6] . Beide mannen spraken af om naar Eemshaven af te reizen om ter plaatse de BMW’s te bekijken. Even daarvoor hadden ze met twee andere ondernemers een consortiumpje opgericht voor een eventuele koop. Als [gedaagden] de deal zou sluiten, wilde hij het als privépersoon doen, zegt hij nu. Het familiebedrijf waarover hij de leiding heeft, staat er buiten, benadrukt hij.
(…)
[gedaagden] en [gedaagde sub 6] keken elkaar aan: doen. Tientallen BMW’s met nul kilometer op de teller in ogenschijnlijk puike staat – een buitenkansje. Na overleg met hun partners brachten ze een bod uit van 5,1 miljoen euro. Bijna 20 duizend euro per wagen. Een hoop geld, zeker, maar zegt [gedaagde sub 6] ‘alle voertuigen zijn rijkelijk voorzien van opties. Het zijn dure uitvoeringen.’
(…)

4.Het geschil

4.1.
BMW c.s. vordert dat het de rechtbank te Den Haag moge behagen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Verklaring voor recht merkinbreuk
A. te verklaren voor recht dat gedaagden inbreuk gemaakt hebben op de merkrechten van eiseres zoals in het lichaam van de dagvaarding vermeld, namelijk door het aanbieden of verhandelen of daartoe in voorraad hebben, invoeren en uitvoeren van de in de dagvaarding bedoelde 260 BMW-voertuigen met de chassisnummers zoals opgenomen in Productie 8, dan wel andere BMW-Voertuigen afkomstig van het uitgebrande [vrachtschip] (hierna de “Inbreukmakende Voertuigen”);
Verklaring voor recht modelinbreuk
te verklaren voor recht dat gedaagden inbreuk gemaakt hebben op de modelrechten van eiseres zoals in het lichaam van de dagvaarding vermeld, namelijk door het aanbieden of verhandelen of daartoe in voorraad hebben, invoeren en uitvoeren van de Inbreukmakende Voertuigen;
Verbod merk- en modelinbreuk, met dwangsom
gedaagden ieder voor zich te bevelen om, uiterlijk binnen twee (2) dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, iedere inbreuk op de merkrechten en modelrechten van eiseres zoals in het lichaam van de dagvaarding vermeld, in de Europese Unie te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden, meer in het bijzonder door zich te onthouden van het binnen de Europese Economische Ruimte aanbieden of verhandelen of daartoe in voorraad hebben, invoeren en uitvoeren van de Inbreukmakende Voertuigen, zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 250.000,= voor iedere afzonderlijke overtreding van dit bevel, of ter vrije keuze van eiseres, voor ieder Inbreukmakend Voertuig waarmee, en/of voor iedere dag of deel daarvan dat, door de betreffende gedaagde in strijd met dit bevel wordt gehandeld;
Verbod onrechtmatig handelen, met dwangsom
gedaagden ieder voor zich te bevelen om, uiterlijk binnen twee (2) dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, ieder onrechtmatig handelen jegens eiseres zoals in het lichaam van de dagvaarding vermeld, in de Europese Unie te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden, meer in het bijzonder door zich te onthouden van het binnen de Europese Economische Ruimte aanbieden of verhandelen of daartoe in voorraad hebben, invoeren en uitvoeren en/of leveren van de Inbreukmakende Voertuigen, dan wel andere BMW-Voertuigen afkomstig van het uitgebrande
[vrachtschip], zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 250.000,= voor iedere afzonderlijke overtreding van dit bevel, of ter vrije keuze van eiseres, voor ieder Inbreukmakend Voertuig waarmee, en/of voor iedere dag of deel daarvan dat, door de betreffende gedaagde in strijd met dit bevel wordt gehandeld;
Opgave
gedaagden ieder voor zich te bevelen om binnen 14 (veertien) dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, aan de advocaat van eiseres, mr H.J. Koenraad ( [emailadres 3] ) en op eigen kosten een juiste en volledige schriftelijke opgave te verstrekken, ter staving vergezeld van goed leesbare en niet-geanonimiseerde kopieën van alle brondocumenten, waaronder maar niet beperkt tot orders, orderbevestigingen, in- en verkoopfacturen, paklijsten en vrachtbrieven, voorraadadministratie en alle relevante data, e-mails en overige correspondentie ter zake de volgende gegevens:
  • i) de totale hoeveelheid Inbreukmakende Voertuigen die bij gedaagden per datum van het in deze te wijzen vonnis aanwezig zijn of (al dan niet bij derden) in voorraad worden gehouden, uitgesplitst per type voertuig en chassisnummer;
  • ii) de aantallen Inbreukmakende Voertuigen die door gedaagden zijn ingekocht en/of ingevoerd, of die zij hebben doen inkopen dan wel hebben doen importeren, uitgesplitst per type voertuig en chassisnummer;
  • iii) de aantallen Inbreukmakende Voertuigen die door gedaagden zijn verkocht en/of geleverd en/of in bruikleen zijn gegeven aan commerciële afnemers en/of aan consumenten, uitgesplitst per type voertuig en chassisnummer;
  • iv) de door gedaagden intern gerekende kostprijs dan wel betaalde inkoopprijzen, alsmede de door gedaagden gehanteerde verkoopprijzen voor ieder van de diverse Inbreukmakende Voertuigen, alsmede de inkoop-, verkoop- en leverdata;
  • v) het totale bedrag van de door gedaagden als gevolg van de verhandeling van de Inbreukmakende Voertuigen genoten bruto- en nettowinst, alsmede de berekeningswijze daarvan, uitgesplitst per type voertuig en chassisnummer; en
  • vi) de namen en adressen van alle bij de verhandeling van de Inbreukmakende Voertuigen betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen, waaronder de namen en adressen van alle (mede-)kopers, (mede-)verkopers, leveranciers en professionele afnemers (niet-consumenten);
Recall
gedaagden ieder voor zich te bevelen, binnen 2 (twee) dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, de Inbreukmakende Voertuigen die de betreffende gedaagde aan een derde heeft geleverd of anderszins ter beschikking gesteld terug te nemen van al haar directe en indirecte afnemers (waaronder tevens begrepen eindgebruikers en consumenten), onder restitutie van de betaalde koopprijs en vergoeding van de aan terugzending verbonden (transport)kosten;
Recall en rectificatie
gedaagden ieder voor zich te bevelen, binnen 2 (twee) dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, een rectificatie- en recallbrief te verzenden op hun gebruikelijke briefpapier en in hun gebruikelijke lettertype, ondertekend door een statutair bevoegd vertegenwoordiger, naar al hun afnemers (waaronder tevens begrepen eindgebruikers en consumenten), met uitsluitend de volgende inhoud en onder toezending van een gelijktijdig afschrift van iedere rectificatie- en recallbrief met bewijs van verzending aan de advocaten van eiseres:

De rechtbank Den Haag heeft ons bij vonnis van[datum]
veroordeeld om de volgende verklaring af te leggen:
De rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat wij inbreuk hebben gemaakt op de merk- en modelrechten van Bayerische Motoren Werke AG te München (“BMW”) onder meer door BMW-voertuigen afkomstig van het in juli 2023 uitgebrande [vrachtschip] zonder toestemming van BMW in de Europese Economische Ruimte in te voeren, aan te bieden, te verhandelen of voor een van deze doeleinden in voorraad te houden. Gelet hierop, alsmede op veiligheids- en gezondheidsrisico’s, waren en zijn wij niet bevoegd om deze BMW-voertuigen te verhandelen.
Wij verzoeken u om het/de aan u geleverde BMW-voertuig(en) aan ons te retourneren. Indien u het voertuig heeft doorverkocht of geleverd aan een derde, verzoeken wij u om de betreffende derde schriftelijk te verzoeken om het/de BMW-voertuig(en) aan ons te retourneren. Wij zullen de hiermee gemoeide kosten alsmede de aanschafkosten volledig vergoeden.
Hoogachtend,
_____________[handtekening]
________________ [naam bevoegde vertegenwoordiger gedaagde]”
dan wel een mededeling die de rechtbank in goede justitie vaststelt;
Afgifte ter vernietiging
gedaagden ieder voor zich te bevelen om binnen twee weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis de Inbreukmakende Voertuigen waarop conservatoir beslag ligt, alsmede Inbreukmakende Voertuigen die zich bevinden onder gedaagden of onder een van hen, dan wel onder één of meer derden ten behoeve van gedaagden, op een nader door eiseres aan te geven locatie in Nederland om niet aan eiseres over te dragen ten behoeve van de vernietiging van de Inbreukmakende Voertuigen, zoveel mogelijk door middel van recycling, welke vernietiging en recycling zal geschieden op kosten van gedaagden;
Winstafdracht binnen drie weken
I. gedaagden ieder voor zich te veroordelen om binnen drie weken na betekening van het te dezen te wijzen vonnis over te gaan tot afdracht van de met de merk- en modelinbreuken genoten winst als bedoeld in onderdeel E.(v) van dit petitum, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige voldoening, des de een betalende de ander gekweten zal zijn;
Dwangsom
gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van EUR 50.000,= (zegge: vijftigduizend euro) voor iedere overtreding door de betreffende gedaagde van de overeenkomstig het sub D, en/of E, en/of F, en/of G en/of H gevorderde op te leggen bevelen, dan wel, ter vrije keuze van eiseres, voor ieder Inbreukmakend Voertuig waarmee, en/of voor iedere dag of deel daarvan dat, door de betreffende gedaagde in strijd met (één of meerdere van) deze bevelen wordt gehandeld;
Schadevergoeding
gedaagden ieder voor zich te veroordelen tot vergoeding van alle schade die eiseres heeft geleden en lijdt als gevolg van de inbreuk op haar merk- en modelrechten, waaronder tevens begrepen de door eiseres geleden en nog te lijden reputatieschade, voor zover deze schade in totaal de onder I. van dit petitum bedoelde winst te boven gaat, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, des de een betalende, de ander gekweten zal zijn;
Proceskosten 1019h Rv
gedaagden ieder voor zich hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan eiseres van de volledige door eiseres gemaakte redelijke en evenredige proceskosten en andere kosten als bedoeld in artikel 1019h Rv, waaronder tevens begrepen de kosten gemoeid met het conservatoir beslag als toegestaan bij beschikking onder rekestnr. KG-RK 23-1507, waaronder de advocaatkosten, kosten van de deurwaarders en andere kosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.
4.2.
BMW c.s. legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Met het zonder toestemming van BMW in voorraad houden, aanbieden en de (dreigende) verkoop van de bewuste BMW-voertuigen maakt [gedaagden] c.s. inbreuk op de merkrechten van BMW op grond van artikel 9 lid 1 onder a), b) en/of c) UMVo. [2] [gedaagden] c.s. maakt voorts inbreuk op de modelrechten van BMW op grond van artikel 19 GModVo. [3] Verdere verhandeling van de bewuste voertuigen kan op termijn grote veiligheidsrisico’s voor consumenten met zich mee brengen. Defecten aan de BMW-voertuigen of ongelukken of persoonlijk letsel als gevolg van aantasting van de voertuigen of onderdelen daarvan door de brand, rook, oververhitting en/of het blussen van de brand, zullen ernstig afbreuk doen aan onder meer de garantie- en kwaliteitsfuncties van de bekende BMW-merken.
4.3.
Tevens handelt [gedaagden] c.s. onrechtmatig jegens BMW door de aanbieding en verhandeling van de BMW-voertuigen afkomstig van de
[vrachtschip]. De verhandeling brengt immers zeer reële veiligheidsrisico’s en risico’s voor de volksgezondheid met zich. Als die risico’s zich verwezenlijken, levert dit aanzienlijke schade op aan de reputatie van BMW, haar merken en haar producten.
4.4.
Voor 228 van de bewuste BMW-voertuigen gold dat zij in Duitsland waren geassembleerd met niet-Unie onderdelen. Deze onderdelen zijn als niet-Uniegoederen onder een regeling douane-entrepot geplaatst. Op grond van deze speciale douaneprocedure heeft BMW toestemming om de voertuigen binnen de Unie te assembleren zonder (invoer)rechten te betalen voor de niet-Uniegoederen (de onderdelen) die in de voertuigen worden verwerkt, mits de voertuigen vervolgens worden geëxporteerd naar een derde land gelegen buiten het douanegebied van de Unie. BMW verwijst naar de Uitvoeringsverordening (EU) 2021/235 van de Commissie van 8 februari 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447. Alle bedoelde 228 BMW-voertuigen hadden de status van niet-Uniegoederen. Voor 31 BMW-voertuigen geldt dat deze in Mexico werden geproduceerd en dat deze eveneens op de
[vrachtschip]stonden voor vervoer naar Pan German Motors Ltd. in Taiwan. Ook deze voertuigen waren en zijn niet-Uniegoederen (c.q. hadden een transito-/T1-status).
4.5.
[gedaagden] c.s. voert verweer. BMW heeft het recht verwerkt om zich te beroepen op haar merkrechten, althans heeft impliciet toestemming gegeven voor verkoop in de Europese Unie. Het merk- en modelrecht van BMW is uitgeput, aangezien BMW de auto’s in Duitsland heeft geleverd aan PGM en daarmee de economische waarde in de EER heeft gerealiseerd. Van een gegronde reden om zich te verzetten tegen verdere verhandeling in de zin van artikel 15 lid 2 UMVo is geen sprake. BMW heeft de auto’s van [gedaagden] c.s. niet onderzocht. BMW heeft niet zelf onderzoek aan de betreffende auto’s verricht, maar baseert haar stelling over de slechte toestand van de auto’s op onderzoek aan andere auto’s die ook op de Fremantle stonden tijdens de brand.
4.6.
[gedaagden] c.s. wijst er op dat de auto’s die zij heeft gekocht uiterlijk in goede staat verkeren. Transportplastic en -folie is nog aanwezig; en niet gesmolten zoals te verwachten zou zijn bij grote hitte. Uit onderzoek dat zij zelf heeft laten verrichten aan een aantal willekeurig gekozen, schoongemaakte auto’s blijkt dat de gemeten vervuilingswaarden ver onder de officiële, toelaatbare, grenzen liggen. Ook de waargenomen roestvorming en de toestand van de banden ligt rond de waarden die te verwachten zijn bij nieuwe auto’ s.
4.7.
[gedaagden] c.s. concludeert tot niet-ontvankelijkheid van BMW c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van BMW, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van BMW in de kosten van deze procedure.
Reconventionele vordering
4.8.
In reconventie, onder vernummering door de rechtbank, vordert [gedaagden] c.s., na vermeerdering van eis, dat het de rechtbank moge behagen
I.
Verklaringen voor recht:
(1) voor recht te verklaren dat BMW onrechtmatig jegens [gedaagden] c.s. heeft
gehandeld met de conservatoire rechtsmaatregelen ten aanzien van de 253 Voertuigen, aansprakelijk is voor de schade die [gedaagden] c.s. heeft geleden en nog lijdt, en BMW dienovereenkomstig te veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan [gedaagden] c.s., op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
(2) voor recht te verklaren dat de merken- en modellenrechten van BMW met
betrekking tot de Voertuigen zijn uitgeput en dat BMW geen gegronde redenen
heeft zich tegen de verhandeling van de Voertuigen binnen de EER te verzetten;
II.
Voorwaardelijke vorderingen (onder de voorwaarde dat deze vorderingen in de
kortgedingprocedure zouden worden afgewezen - vordering 3 is in de
kortgedingprocedure reeds voorwaardelijk ingesteld, namelijk indien onder meer
de vorderingen onder a en b daarin zouden worden afgewezen):
(1) Exhibitie plicht
i. BMW te gebieden binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis [gedaagden] c.s. per e-mail aan [emailadres 1] afschrift te sturen van:
a. Correspondentie tussen Dolphin en BMW over de verkoop van de Voertuigen;
b. De (concept-)rapporten die door of voor en/of in opdracht van BMW zijn verricht ten aanzien van de BMW-voertuigen die zich tijdens de brand bevonden op de
[vrachtschip] ;en
c. De (interne en externe) correspondentie over of bij de vorenbedoelde (concept-rapporten, met uitzondering van de correspondentie van of aan wettelijke geheimhouders.
ii. En voorts deze voorwaardelijke vordering als incidentele vordering te
behandelen ex artikel 1019aRv jo. 843a Rv.
(2) Uitzetten berichtgeving gericht op ontmoediging gebruik Voertuigen
i. BMW te verbieden tot het (doen) sturen van berichten naar de Voertuigen, zoals omschreven in het lichaam van deze Conclusie, die zijn gericht op ontmoediging van gebruik van de Voertuigen, of het functioneren van de Voertuigen anderszins op afstand te ontmoedigen of onmogelijk te maken door elektronische of andere middelen en BMW te gebieden reeds verzonden berichtgeving in te trekken, op straffe van verbeurte van een
dwangsom indien zij dit verbod overtreedt van EUR 1.000.000,- (zegge: een miljoen euro) ineens, dan wel een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
ii. BMW te gebieden RDW, KraftfahrtBundesamt en enige andere autoriteit die zij heeft geïnformeerd, te informeren over dat zij voormelde berichten, zoals omschreven in het lichaam van deze Conclusie, die zijn gericht op ontmoediging van gebruik van de Voertuigen heeft ingetrokken.
(3) Bevel onderzoek en overlegging onderzoeksresultaten (voorwaardelijk, namelijk
indien de voorwaardelijke vorderingen onder 1 en 2 door zowel de
voorzieningenrechter als deze rechtbank zouden worden afgewezen):
i. BMW te gelasten binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis alle onderzoekshandelingen te verrichten aan de Voertuigen als die zij aan (een) andere auto('s) afkomstig van de
[vrachtschip]heeft (doen) verricht(en) en de (concept-)bevindingen hiervan onverwijld per e-mail aan [emailadres 1] toe te sturen onder bepaling dat gedaagde een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt van EUR 50.000,- (zegge:
vijftigduizend euro) ineens en EUR 20.000,- (zegge: twintigduizend euro) per dag voor iedere dag dat zij in strijd met dit gebod handelt.
III.
Rectificatie ILT
BMW te gebieden binnen 1 dag na het in deze te wijzen vonnis ILT als hierna volgt te
informeren per e-mail in antwoord op de e-mail van BMW d.d. 24 mei 2024 (11:58 uur)
met cc. aan de advocaat van [gedaagde sub 3] ( [emailadres 2] ) onder bepaling dat
BMW een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt van EUR 50.000,- (zegge:
vijftigduizend euro) ineens en EUR 20.000,- (zegge: twintigduizend euro) per dag voor
iedere dag dat zij in strijd met dit gebod handelt:
“Geachte […],
In mijn onderstaande email heb ik de suggestie gewekt dat alle BMW-voertuigen
van koper Womy in onveilige staat verkeren door in antwoord op uw vraag: “Een
schrijven van BMW (AG) waarin gemotiveerd met stukken is onderbouwd dat de
van de [vrachtschip] afkomstige BMW’s allemaal onveilig zijn” bepaalde
onderzoeksrapporten aan u te sturen. Die rapporten zeggen evenwel niets over
de BMW voertuigen van Womy omdat wij deze niet hebben onderzocht, terwijl
BMW hiertoe wel de mogelijkheid is geboden. Ten tweede hebben wij u
medegedeeld dat in een auto afkomstig van het schip die wel door BMW is onderzocht de boordcomputer een temperatuur van 205 graden Celsius zou zijn
gemeten. Dat standpunt is onjuist en wij hebben dit ook ingetrokken in de
procedures tegen Womy en anderen en wij verzoeken u de mededeling aan ILT
ook als niet gedaan te beschouwen.”
4.9.
BMW voert verweer. BMW concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagden] c.s. dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagden] c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagden] c.s. in de kosten van deze procedure in reconventie.
4.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
In reconventie heeft [gedaagden] c.s., na vermeerdering van eis, drie (deels) voorwaardelijke vorderingen met sub-vorderingen ingesteld, die in wezen het spiegelbeeld vormen van de vorderingen van BMW in conventie. Hierna zullen de conventie en de reconventie (voor zover daarvoor geschikt) samen worden behandeld.
Bevoegdheid
5.2.
De rechtbank is op grond van de artikelen 123 lid 1, 124 onder a en 125 leden 1 en 4 UMVo en artikel 3 Uitvoeringswet (internationaal en relatief) bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen in conventie van BMW voor zover deze zijn gebaseerd op de Uniemerken, nu [gedaagden] c.s. gevestigd is in Nederland en de bevoegdheid niet heeft bestreden. Voor zover deze vorderingen zijn gegrond op de gestelde inbreuk op de Modelrechten van BMW volgt deze bevoegdheid in conventie, uit de artikelen 80 lid 1, 81 aanhef en onder a, en 82 lid 1 en 4 GModVo in samenhang met artikel 3 Uitvoeringswet EG-verordening betreffende Gemeenschapsmodellen.
5.3.
Ten aanzien van de vorderingen in reconventie is de rechtbank bevoegd op grond van de artikelen 123 lid 1, 124 onder b en 125 lid 4 UMVo en artikel 3 Uitvoeringswet. Voor zover deze vorderingen zijn gegrond op de gestelde inbreuk op de Modelrechten van BMW volgt deze bevoegdheid in reconventie, uit de artikelen 80 lid 1, 81 aanhef en onder b, en 82 lid 4 GModVo in samenhang met artikel 3 Uitvoeringswet EG-verordening betreffende Gemeenschapsmodellen.
5.4.
Voor zover de vorderingen in conventie en/of reconventie gegrond zijn op onrechtmatige daad (waaronder bestuurdersaansprakelijkheid), geldt dat de rechtbank (relatief) bevoegd is op grond van de artikelen 2 en 99 Rv., en is de rechtbank overigens bevoegd alleen al omdat haar bevoegdheid niet is bestreden.
(Geen) impliciete toestemming en/of rechtsverwerking
5.5.
Als meest vergaand verweer heeft [gedaagden] c.s. in conventie een beroep gedaan op rechtsverwerking. [gedaagden] c.s. betoogt dat BMW zich niet op haar merk- en modelrechten heeft beroepen na het aangekondigde voornemen van Dolphin – en vervolgens van [gedaagden] c.s. – om over te gaan tot verkoop van de auto’ s. [gedaagden] c.s. werpt op dat BMW wist van de voorgenomen verkoop van de auto’s door Dolphin/SCI aan [gedaagden] c.s.. De verkoop is verschillende malen bij BMW aangekondigd. Door zich niet te verzetten tegen die verkoop, heeft BMW impliciet toestemming voor verkoop gegeven, althans had BMW zich al eerder expliciet op haar merkenrecht moeten beroepen. Deze impliciete toestemming heeft tot gevolg dat BMW het recht om zich alsnog op haar merkrechten te beroepen heeft prijsgegeven, aldus [gedaagden] c.s.
5.6.
Rechtsverwerking kan worden aangenomen indien de rechthebbende zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht of bevoegdheid. Enkel tijdsverloop is daarvoor onvoldoende. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal maken, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend wordt gemaakt. [4]
5.7.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in het dit geschil geen sprake van bijzondere omstandigheden in de hierboven genoemde zin. Daartoe is het volgende redengevend.
5.8.
Vast staat dat er overleg is geweest tussen BMW en Dolphin voorafgaand aan de verkoop door Dolphin/SCI aan [gedaagden] c.s.. BMW heeft voldoende duidelijk gemaakt dat zij weliswaar op de hoogte was van de voorgenomen verkoop, maar niet wist dat die verkoop aan [gedaagden] c.s. zou zijn, noch aan een andere Europese opkoper, of dat de auto’s in de Europese Unie op de markt zouden worden gebracht. BMW had zodoende op dat moment (nog) geen reden om zich specifiek te beroepen op haar merkrechten teneinde invoer in de Europese Unie tegen te gaan. Wel is het verzet van BMW opgenomen in de verkoopovereenkomst tussen SCI en [gedaagden] c.s. (zie r.o.3.11), zodat [gedaagden] c.s. zich ervan bewust was dat BMW zich verzette tegen het in het handelsverkeer brengen van de auto’s, zowel binnen als buiten de Europese Unie. Van toestemming van BMW voor de verkoop is zodoende geen sprake, impliciet noch expliciet.
5.9.
Nadat [gedaagden] c.s. de voertuigen had gekocht, is er eveneens overleg geweest tussen [gedaagden] c.s. en BMW. [gedaagden] c.s. heeft BMW aangeboden de auto’s terug te kopen (zie r.o. 3.12 en verder). BMW stond daar aanvankelijk niet onwelwillend tegenover. BMW heeft zich daarbij weliswaar niet beroepen op haar merkrecht, maar heeft telkens gewezen op de (mogelijk) zeer slechte staat van de auto’s en (mogelijk) verborgen gebreken. Uiteindelijk heeft BMW de auto’s niet teruggekocht, en zij heeft laten weten dat zij zich zou inspannen verdere verhandeling van de auto’s te voorkomen. [gedaagden] c.s. mocht er bij die stand van zaken niet van uitgaan dat bij het (op dat moment) ontbreken van een uitdrukkelijk op merkenrechtelijke leest geschoeid verbod door BMW om de van haar merk(en) voorziene, buiten de EER in het verkeer gebrachte producten aan afnemers binnen de EER af te leveren, een (voor uitputting van het merk- of modelrecht toereikende) toestemming tot een zodanige aflevering is verleend. [5]
5.10.
Uit de door [gedaagden] c.s. overgelegde stukken blijkt dat de correspondentie tussen partijen is geëindigd zonder dat BMW op enige manier haar rechten heeft prijsgegeven. Ook heeft BMW zich wel degelijk verzet tegen de verkoop als zodanig, zodat [gedaagden] c.s. zich er bewust van had kunnen zijn dat BMW zich in een later stadium eveneens op andere gronden tegen verkoop zou verzetten. Van stilzitten aan de zijde van BMW is zodoende geen sprake, noch heeft BMW enige handeling verricht die bij [gedaagden] c.s. het gerechtvaardigde vertrouwen kon opwekken dat BMW toestemde in het in de handel brengen van de voertuigen. Het beroep op rechtsverwerking (ook in merk- of modelrechtelijke zin) faalt dus.
BMW kan zich beroepen op haar merkrecht – geen uitputting
5.11.
In het Douanewetboek van de Europese Unie [6] (DWU) zijn regelingen opgenomen voor extern douanevervoer (art. 226 DWU) en voor opslag in een douane-entrepot (art. 240 DWU). Goederen die niet in de Europese Unie zijn ingevoerd, maar zich op grond van deze regelingen fysiek op het grondgebied van de EU bevinden, worden aangeduid als niet-communautaire goederen met de douanestatus T1. Goederen die in de Europese Unie worden ingevoerd, dat wil zeggen dat zij niet langer onder een douaneschorsingsregeling zijn geplaatst, wijzigen van status en worden T2-goederen genoemd.
5.12.
De rechtbank stelt voorop dat de auto’s die na de brand op de Fremantle door de verzekeraar aan [gedaagden] c.s. zijn verkocht, niet in de Europese Economische Ruimte (EER) zijn ingevoerd of anderszins in de handel zijn gebracht. De betrokken auto’s waren eerder onder douanestatus T-1 geassembleerd in de Duitse fabrieken van BMW, respectievelijk onder T-1 status vanuit Mexico aangevoerd. Vervolgens zijn de auto’s nog altijd onder T-1 status geleverd aan de Taiwanese importeur PGM. De auto’s stonden op de Fremantle onder T-1 status, en zijn (derhalve) door de verzekeraar onder T-1 status aan [gedaagden] c.s. geleverd. [gedaagden] c.s. heeft ze, anders dan de enkele ingeklaarde auto’s waarover hierna, niet in de EU ingevoerd, zodat de auto’s steeds T-1 status hebben behouden. Hierover verschillen partijen niet van mening.
5.13.
Waar partijen wel over van mening verschillen, is het antwoord op de vraag of BMW haar merkrechten heeft uitgeput door levering van de auto’s in de Europese Unie aan een derde, in dit geval aan de Taiwanese importeur PGM. [gedaagden] c.s. stelt dat de auto’s in kwestie in Duitsland aan PGM zijn geleverd, zodat BMW de economische waarde in de EER heeft gerealiseerd. Gevolg hiervan is dat de merk- en modelrechten van BMW zijn uitgeput en zij zich niet tegen verdere verkoop in de EU kan verzetten, behoudens een gegronde reden. De beweerdelijke onveilige toestand van de auto’s is niet zo’n reden, volgens [gedaagden] c.s..
5.14.
De rechtbank oordeelt dat de merk- en modelrechten van BMW niet zijn uitgeput, zodat BMW verdere verhandeling van de auto’s binnen de EER kan tegenhouden. De aanwezigheid van een gegronde reden aan de kant van BMW hoeft dan ook niet te worden onderzocht. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
5.15.
Naar vaste rechtspraak wordt het exclusieve recht van de merkhouder om de eerste verhandeling in de EER te controleren niet aangetast door de verkoop buiten de EER van niet- communautaire-goederen, wanneer die goederen onder een regeling extern douanevervoer of de regeling douane-entrepot zijn geplaatst. [7] De bedoelde externe, niet-communautaire status berust immers op een juridische fictie, [8] die niets afdoet aan de fysieke aanwezigheid van goederen in de EER. Indien dit anders zou zijn, zou de mogelijkheid van een merkhouder die zijn goederen in de EER produceert om deze buiten de EER te verhandelen zonder zijn merkenrecht binnen de EER uit te putten, op ongerechtvaardigde wijze worden beperkt. [9] Zodoende impliceert de enkele levering door BMW onder voorbehoud (en in T1) aan PGM niet dat de auto’s door BMW in het vrije verkeer zijn gebracht in Duitsland (en daarmee ook niet in de EU/de EER).
5.16.
PGM mocht de BMW-voertuigen op grond van de met BMW AG gesloten
BMW Importer Agreementd.d. 16 november 2022 alleen verhandelen binnen het grondgebied van Taiwan, en niet buiten het selectieve distributienetwerk van BMW (zie r.o. 3.5). Weliswaar heeft de levering door BMW aan PGM in Duitsland plaatsgevonden, maar BMW heeft door de enkele levering niet de douanerechtelijke status van de voertuigen veranderd van T1 naar T2, en daarmee evenmin hun niet-communautaire status.
5.17.
[gedaagden] c.s. heeft bij pleidooi ter ondersteuning van zijn argumenten nog gewezen op twee arresten van het Hof van Justitie voor de Europese Unie (HvJ EU) in auteursrechtelijke zaken. [10] Deze arresten zijn naar analogie op de onderhavige, merk- en modelrechtelijke uitputtingsvraag van toepassing, volgens [gedaagden] c.s.. De rechtbank volgt [gedaagden] c.s. daarin niet.
5.18.
In het arrest
Laserdiskenheeft het HvJ EU, in de overweging waar [gedaagden] c.s. naar verwijst, overwogen dat de uitputting van het betrokken recht is onderworpen aan een dubbele voorwaarde, namelijk, ten eerste, dat het origineel of kopieën van een werk door de houder of met zijn toestemming in de handel zijn gebracht en, ten tweede, dat dit in de handel brengen heeft plaatsgevonden binnen de Gemeenschap (thans: de Unie). In het arrest
UsedSoft/Oracleheeft het HvJ EU geoordeeld dat uitputting van het distributierecht intreedt na de eerste verkoop van een kopie van een computerprogramma in de Unie door de houder van het auteursrecht of met diens toestemming, ongeacht of de verkoop betrekking heeft op een materiële of immateriële kopie van dat programma. In beide zaken ging het zodoende om verkoop of handel binnen de Europese Unie (niet onder T1). Bij het enkele leveren (met handhaving van de T1 status) worden de goederen niet in het vrije verkeer van de Unie gebracht. Een andere lezing zou ook in strijd zijn met het
Class-arrest (zie. r.o. 5.22 hierna).
5.19.
Uit de
BMW Importer Agreementvolgt bovendien expliciet dat de voertuigen niet in Duitsland of elders in de EER in de handel zijn gebracht door BMW noch door PGM, en dat dit ook niet aan PGM was toegestaan. [11] Dat de voertuigen door subrogatie aan SCI, de verzekeraar van PGM, zijn toegevallen, kan dan ook niet beschouwd worden als in het handelsverkeer in de EER brengen met toestemming van de merkhouder. Zodoende zijn ook de door SCI aan [gedaagden] c.s. verkochte voertuigen op geen enkel moment met toestemming van BMW in het handelsverkeer van de EU gekomen, en is daarmee ook de merk- en modelrechtelijke status van niet-communautaire goederen niet gewijzigd naar de status van communautaire goederen.
5.20.
Nu de voertuigen niet door- of met toestemming van BMW in de EER in de handel zijn gebracht, is er geen sprake van uitputting in de zin van artikel 15 lid 1 UMVo of artikel 21 GModVo. BMW kan zich dus nog steeds in de EU/EER op haar merk- en modelrechten beroepen, en de aanwezigheid van een gegronde reden is geen voorwaarde voor haar verzet tegen (verdere) verhandeling. De rechtbank hoeft dus niet te onderzoeken of BMW een dergelijke gegronde reden heeft.
Merkinbreuk – (dreigende) verhandeling door [gedaagden] c.s.
5.21.
BMW stelt dat duidelijk is dat de voertuigen door [gedaagden] c.s. (ook) in de EU worden aangeboden, of dreigen te worden aangeboden. Dit zou blijken uit de door BMW met [gedaagden] c.s. gevoerde gesprekken en/of correspondentie, en uit de al door [gedaagden] c.s. verrichte aanbiedingen van de voertuigen. Volgens [gedaagden] c.s. heeft hij de auto’s echter niet in de EU in de handel gebracht en bestaat daar ook niet het voornemen toe. Evenmin doet zich volgens [gedaagden] c.s. de situatie voor dat de auto’s noodzakelijkerwijs in de Europese Unie in het handelsverkeer zullen worden gebracht, in de zin van het
Class-arrest. [12] Het verweer van [gedaagden] c.s. faalt.
5.22.
In het Class-arrest heeft het HvJ EU beslist, kort gezegd, dat de merkhouder zich niet kan verzetten tegen enkele binnenkomst en verhandeling in de EU van oorspronkelijke, niet uitgeputte merkgoederen met een T1-status, maar dat hij zich wel kan verzetten wanneer goederen die zijn geplaatst onder de regeling extern douane vervoer of de regeling douane-entrepot
(…)
te koop worden aangeboden of worden verkocht, wanneer dit
noodzakelijkerwijs impliceert dat zij in de Gemeenschap in de handel worden gebracht”.
5.23.
Het HvJ EU heeft in het
Class-arrest (in punten 58 tot en met 60) overwogen dat de merkhouder zijn recht niet kan inroepen tegen een marktdeelnemer die van het merk voorziene goederen aan een andere marktdeelnemer te koop aanbiedt of verkoopt op de enkele grond dat deze de goederen vervolgens in de EU in de handel zou kunnen brengen. Voorts heeft het HvJ EU overwogen dat de vestigingsplaats van de koper en de met die koper gemaakte afspraken niet relevant zijn voor de beantwoording van de vraag of het te koop aanbieden of de verkoop noodzakelijkerwijs impliceert dat de betrokken goederen in de EU in de handel worden gebracht en dat dit moet blijken uit andere elementen.
5.24.
In dit geval acht de rechtbank op grond van de door BMW overgelegde stukken aannemelijk dat door [gedaagden] c.s. meerdere aanbiedingen zijn gedaan aan autohandelaren en andere (rechts)personen in de EU en dat bij die aanbiedingen duidelijk werd gemaakt dat de auto’s bestemd en geschikt waren om gebruikt te worden in de EU. Onbetwist is ten minste één van de auto’s door [gedaagden] c.s. inmiddels in de Unie ingevoerd. Eén voertuig (met chassisnummer [chassisnummer] ) is namelijk door de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) op kenteken gezet (kenteken [kenteken] ) en is daarmee in het vrije verkeer in Nederland gekomen. Hierdoor is sprake van een importhandeling geweest. BMW heeft ook een verklaring overgelegd van een klant van een BMW-dealer, aan wie door [gedaagden] c.s. de te verkopen auto’s zijn aangeboden in de showroom van [gedaagden] c.s.. Ook daarmee is sprake geweest van een aanbieding tot verkoop in de EU. Dit een en ander is feitelijk onvoldoende bestreden.
5.25.
Vast staat voorts dat [gedaagden] c.s. in december 2023 en januari 2024 een prijslijst heeft gestuurd aan Nederlandse BMW-dealers en aan (ten minste) één Europese handelaar, waarop een vergelijking wordt gemaakt met de prijzen van nieuwe BMW’s en de prijzen van door [gedaagden] c.s. aangeboden BMW’s. Op die prijslijsten staan alle 260 BMW-voertuigen vermeld met de ‘dealerprijs’, de (lagere) ‘Verkoop 3B prijs’ en het toepasselijke BPM-bedrag (het BPM-bedrag is het bedrag dat betaald moet worden bij invoer in Nederland).
5.26.
Het aanbod van [gedaagden] c.s., zoals dit blijkt uit de door hem verspreidde prijslijst, bestond er dus uit dat deze potentiële klant van [gedaagden] c.s. een auto kon kopen, die dan in Nederland (en daarmee de EU/EER) zou worden ingevoerd. De prijslijst vermeldt niet dat de voertuigen werden aangeboden op uitsluitend douanestatus T1, noch dat deze uitsluitend bestemd waren voor de niet-EER markt en niet in de EU (verder) mochten worden aangeboden of verkocht. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagden] c.s. zich met de prijslijst richtte op een niet-EU publiek of bijvoorbeeld professionele handelaren in (tweedehands- of schade-) auto’s ten behoeve van niet-EU partijen (verkoop onder T1). Nu er zodoende door [gedaagden] c.s. geen enkel voorbehoud is gemaakt, is sprake van een ongeclausuleerd aanbod dat mede is gericht op verkoop binnen de EU. [13]
5.27.
Op grond daarvan acht de rechtbank voldoende duidelijk dat de auto’s ter verkoop zijn aangeboden om noodzakelijkerwijs in de EU in de handel te worden gebracht, hetgeen zich ook daadwerkelijk heeft voorgedaan. Het was de bedoeling van [gedaagden] c.s. dat de auto’s zouden worden ingevoerd in de EU en [gedaagden] c.s. ging er ook van uit dat dat daadwerkelijk zou gebeuren. De vraag of onder die omstandigheden voldaan is aan het noodzakelijkerwijs-criterium uit het
Class-arrest moet dan ook bevestigend worden beantwoord, temeer nu die situatie zich al heeft verwezenlijkt.
5.28.
[gedaagden] c.s. heeft nog meegedeeld dat hij, in het geval de auto’s niet in de handel gebracht mogen worden in de EER, de voertuigen ‘ergens buiten de EER’ zal verkopen. Daartoe heeft [gedaagden] c.s. ook een
letter of intentovergelegd van een Taiwanese handelaar, waaruit de serieuze belangstelling van die handelaar blijkt om de auto’s te kopen. Deze aankondiging, wat daar ook van zij, komt te laat in het licht van het verspreiden van de prijslijsten, het in Nederland invoeren van ten minste één van de auto’s, en het in voorraad houden door- en aanbieden in de showroom van [gedaagden] c.s.
5.29.
Met dit alles in samenhang gelezen, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast komen te staan dat sprake is (geweest) van een (ongeclausuleerde) aanbieding tot verkoop vanuit Nederland door [gedaagden] c.s. aan een publiek in de EU. De in artikel 9 lid 3 aanhef en sub b en c UMVo opgesomde inbreukmakende handelingen omvatten importeren, aanbieden, in de handel brengen of daartoe in voorraad hebben van waren onder het teken. Daarmee staat vast dat [gedaagden] c.s. in de EU aan de merkhouder voorbehouden handelingen heeft verricht met niet-uitgeputte producten. Tevens staat vast dat er sprake is van een voortdurende dreiging van aanbieden, temeer aangezien [gedaagden] c.s. de auto’s op haar eigen terrein op voorraad houdt. Hetzelfde geldt ten aanzien van de modelrechten.
5.30.
De slotsom luidt dat [gedaagden] c.s. inbreuk heeft gemaakt op de merk- en modelrechten van BMW. Het door BMW in conventie gevorderde verbod (de vordering onder C) zal dan ook worden toegewezen en de gevorderde spiegelbeeldige verklaringen voor recht van [gedaagden] c.s. (de vorderingen onder I (1) en I (2) in reconventie) zullen worden afgewezen.
Persoonlijke aansprakelijkheid en/of bestuurdersaansprakelijheid?
5.31.
Vervolgens wordt toegekomen aan de stelling van BMW dat
[gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 6] een persoonlijk en ernstig verwijt kan worden gemaakt in de zin van onrechtmatig handelen, zowel in persoon, als in hun hoedanigheid van bestuurders van de respectievelijke gedaagde vennootschappen. BMW stelt daartoe ten eerste dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] de indruk hebben gewekt op persoonlijke titel te handelen. Zij hebben met BMW onderhandeld, waarbij BMW verwijst naar een brief d.d. 27 november 2023 (zie r.o. 3.12), die persoonlijk door hen beiden werd ondertekend. In deze brief stellen [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] voor om met BMW te onderhandelen over een
‘fair purchase price’voor alle 260 voertuigen. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] waren zich er van bewust dat BMW haar voertuigen uitsluitend via haar selectieve dealernetwerk op de markt brengt. Daarnaast hebben [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 6] , hoewel zij bekend waren met de aannemelijke veiligheidsrisico’s, niettemin alle 260 voertuigen ter verkoop aangeboden en daarmee welbewust het reële risico in het leven geroepen dat gebruikers van de voertuigen of andere weggebruikers schade en/of persoonlijk letsel oplopen, volgens BMW.
5.32.
Uit de stellingen van BMW, in onderlinge samenhang bezien, dient te volgen dat [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 6] persoonlijk aansprakelijk zijn voor schade van BMW omdat hen als bestuurder een persoonlijk verwijt treft.
5.33.
Bij de beoordeling van het beroep van BMW op bestuurdersaansprakelijkheid geldt dat rechtspersonen zelfstandig deelnemen aan het rechtsverkeer en dat zij zelfstandig rechten en verplichtingen dragen. Indien een vennootschap een onrechtmatige daad of wanprestatie pleegt, is de hoofdregel dan ook dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade, en niet de bestuurders van die vennootschap persoonlijk. Bij beantwoording van de vraag of een bestuurder aansprakelijk is voor onrechtmatig handelen van de vennootschap geldt dat de bestuurder slechts (naast de vennootschap) persoonlijk aansprakelijk gehouden kan worden, indien hem ter zake van het onrechtmatig handelen van de vennootschap persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt op de grond dat hij dat handelen in verband met de kenbare belangen van de benadeelde had behoren te voorkomen. [14]
5.34.
Naast aansprakelijkheid van een bestuurder voor het handelen van de vennootschap op grond van een ernstig persoonlijk verwijt, kan een bestuurder ook aansprakelijk zijn op grond van het overtreden van een zorgvuldigheidsnorm die op die bestuurder persoonlijk rust. Voor deze aansprakelijkheid - die niet een tekortschietende of onbehoorlijke taakuitoefening als bestuurder betreft, maar berust op een daarvan losstaande zorgvuldigheidsnorm - gelden de gewone regels van onrechtmatige daad. In het bijzonder is dan niet vereist dat de bestuurder een ernstig verwijt van zijn handelen kan worden gemaakt. Dat geldt ook in een geval als het onderhavige, waarin de onrechtmatige gedragingen van de bestuurder in het maatschappelijk verkeer (tevens) als gedragingen van de vennootschap kunnen worden aangemerkt, zodat ook de vennootschap uit eigen hoofde op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk gehouden kan worden. [15]
5.35.
Het beroep van BMW op persoonlijke aansprakelijkheid moet slagen. [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 6] waren allen individueel, rechtstreeks en nauw betrokken bij de aankoop van de voertuigen alsmede bij de (mislukte) onderhandelingen met BMW (zie r.o. 3.8 - 3.15). Hen was vanaf het begin duidelijk dat BMW niet wilde dat de auto’s of hun onderdelen op de markt zouden komen vanwege mogelijke gezondheidsrisico’s. Voorts had hen duidelijk moeten zijn dat de auto’s nog niet in de EER waren ingevoerd, enerzijds omdat deze op weg waren naar een afnemer (ver) buiten de EU en anderzijds omdat ze wisten dat de auto’s nog douanerechtelijk binnen de Europese Unie moesten worden ingeklaard. Mede gelet op hun onbetwiste internationale zakendoen, dienden zij aldus te weten dat de auto’s merkrechtelijk (of wat andere IE-rechten betreft) nog niet waren uitgeput. Zij dienden daarmee voorts te weten dat het inklaren en aanbieden in de EU van die auto’s ter verkoop een inbreukmakende handeling zou opleveren. Zo zij al zelf niet de verkoop deden, dan waren zij daarbij zeer nauw betrokken (getuige onder meer de qua inhoud onbestreden artikelen in Trouw en Volkskrant, r.o. 3.18 en 3.19). Dat BMW zich daarbij (nog) niet op IE-rechten had beroepen maakt dit niet anders. Als bestuurders en (zeer) nauw betrokkene privé personen hadden zij de inbreuk kunnen en moeten voorkomen. Door dit na te laten, hebben zij als bestuurder (ernstig verwijtbaar) en als privépersoon individueel onrechtmatig gehandeld en zijn zij aansprakelijk te houden. [16] Ook is jegens hen een verbod tot verdere inbreuk [17] toewijsbaar.
5.36.
De vorderingen van BMW jegens de gedaagden in persoon of op grond van bestuurdersaansprakelijkheid zullen dan ook worden toegewezen. Voor zover [gedaagde sub 4] in het geding is betrokken, zullen de vorderingen jegens haar worden afgewezen omdat niet gebleken is dat zij bij de inbreukmakende handelingen betrokken was, rechtstreeks of als bestuurder.
(Geen) onrechtmatige daad
5.37.
Tot slot stelt BMW dat [gedaagden] c.s., los van de merk- en modelinbreuken, onrechtmatig handelt jegens BMW door de BMW-voertuigen afkomstig van de
[vrachtschip]aan te bieden en te verhandelen. Deze stelling faalt. Het valt niet goed in te zien welk belang BMW heeft bij deze grondslag, naast de hiervoor al toegewezen merk- en modelrechtelijke grondslag, noch heeft zij hiervoor iets steekhoudends aangedragen.
Vordering tot afgifte en vernietiging
5.38.
Nu met het bovenstaande geoordeeld is dat [gedaagden] c.s. inbreuk heeft gemaakt op de merk- en modelrechten van BMW is in beginsel de vordering van BMW (onder H) toewijsbaar, inhoudende – samengevat – dat de inbreukmakende BMW-auto’s door [gedaagden] c.s. aan BMW zullen worden afgegeven ter vernietiging. [gedaagden] c.s. heeft echter opgeworpen dat afgifte ter vernietiging onevenredig is. [gedaagden] c.s. heeft verzocht deze vordering niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De belangenafweging valt naar het oordeel van de rechtbank uit ten gunste van BMW waartoe de volgende omstandigheden in aanmerking zijn genomen.
5.39.
Ten eerste is van belang dat de hiervoor vastgestelde inbreuk met de auto’s niet meer is weg te nemen. Zelfs als de voertuigen alsnog zouden worden verscheept naar Taiwan of een ander niet-EU land, is door [gedaagden] c.s. onvoldoende duidelijk gemaakt dat de auto’s aldaar kunnen en mogen worden toegelaten tot het wegverkeer. Verdere verhandeling van deze voertuigen kan op korte of lange termijn aanzienlijke veiligheidsrisico’s voor consumenten met zich mee brengen (bijvoorbeeld door verborgen gebreken als gevolg van oververhitting of ziekte door kankerverwekkende stoffen die zich pas na enkele jaren manifesteren). Mogelijke ongelukken of persoonlijk letsel als gevolg van aantasting van de voertuigen of onderdelen daarvan door de brand, rook, oververhitting en/of het blussen van de brand, zullen ernstig afbreuk doen aan onder meer de garantie- en kwaliteitsfuncties van de bekende BMW-merken, zo stelt BMW terecht.
5.40.
Naar het oordeel van de rechtbank voeden de vele deskundigen-rapporten die door BMW in het geding zijn gebracht die vrees voor reputatieschade en andere schade aan haar merk. Het
Sedgwick-rapport (zie r.o. 3.8) wordt bevestigd door andere rapportages over auto’s die zeer nabij de auto’s van dit geschil stonden (zoals die van Reck en Kfz). Al die rapporten komen er kort gezegd op neer dat de auto’s helemaal uit elkaar zouden moeten worden gehaald, schoongemaakt en waar nodig onderdelen vervangen en uitgebreid getest moeten worden, resulterend in kosten die liggen boven de economische waarde van de auto’s. Kfz meldt bijvoorbeeld verharde deurrubbers waardoor deze niet meer sluiten, verkleuring van lenzen van parkeercamera’s, corrosie van vele metalen (onbehandeld staal, maar ook aluminium en roestvrij staal) onderdelen (waarschijnlijk toe te schrijven aan de inwerking van zoutzuurdampen, zie Reck, p. 9 en Sedgwick p. 8), vervuiling van de binnen- en buitenkant van de auto’s door giftige roetdeeltjes etc.
5.41.
De rapportages die zijdens [gedaagden] c.s. zijn overgelegd zijn onvoldoende gespecificeerd om al die onderzoeken deugdelijk te ontkrachten. Mogelijk is dat uit de onderzoeken die [gedaagden] c.s. heeft laten verrichten aan een aantal willekeurig gekozen, schoongemaakte auto’s, kan worden afgeleid dat de gemeten vervuilingswaarden minder ernstig zijn dan BMW stelt. Een technische medewerker van BMW heeft echter een rapport opgesteld dat over alle zeven door [gedaagden] c.s. overgelegde (deel)onderzoeken de nodige (terechte) twijfel uit (dhr. [naam 5] , EP55). Hoe dat ook zij, de hoge veiligheidsstandaard die in het algemeen bij auto’s moet worden gehandhaafd, maakt het onaanvaardbaar dat er een kans bestaat dat auto’s met ernstige verborgen gebreken deel zullen nemen aan het wegverkeer. Er is van uit te gaan dat die regels in Taiwan of op andere plekken ter wereld waar [gedaagden] c.s. denkt de auto’s te kunnen verkopen niet anders zijn, althans is dat onvoldoende onderbouwd door [gedaagden] c.s. gesteld. Het gegeven dat volgens [gedaagden] c.s. diverse beschermmiddelen nog intact waren, zoals plastic folies, doet evenmin afbreuk aan de mogelijkheid dat bedrading, beschermende wax-lagen of airbags beschadigd kunnen zijn door blootstelling aan extreme temperaturen en giftige of corrosieve gassen. Onbestreden is voorts dat sommige witte BMWs verkleurd waren, hetgeen vermoedelijk door grote hitte en/of vrijkomende (giftige) gassen is veroorzaakt. Hetzelfde geldt voor de in de direct daaromheen staande auto’s geconstateerde corrosie op alle mogelijke metalen onderdelen. Ook de stelling van BMW dat giftige en/of kankerverwekkende stoffen tot in de bekleding kunnen zijn doorgedrongen, is niet afdoende door [gedaagden] c.s. weerlegd. De hierdoor veroorzaakte risico’s kunnen zich in een (veel) later stadium alsnog realiseren. Het is aan [gedaagden] c.s. om zijn belang te staven bij de mogelijkheid van verdere verhandeling, door buiten redelijke twijfel vast te laten stellen dat de veiligheid niet in het geding is.
5.42.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de beslagen voertuigen voor [gedaagden] c.s. een aanzienlijke economische waarde vertegenwoordigen, mits zij nog verkoopbaar zullen blijken. Of dat laatste het geval is, kan evenwel als gezegd slechts worden vastgesteld na een grondig totaalonderzoek rekening houdend met alle punten van twijfel die door (deskundigen van) BMW zijn opgeworpen, opdat buiten redelijke twijfel kan worden gesteld dat elk voertuig aan de technische vereisten voldoet om veilig aan het autoverkeer deel te kunnen nemen. Voor wat betreft de verkoopbaarheid van onderdelen van de auto’s geldt hetzelfde. Gelet op al hetgeen is overgelegd, acht de rechtbank het niet zinvol om op dit punt bijvoorbeeld een deskundigenbericht te gelasten. Het is immers ten eerste aan [gedaagden] c.s. om zijn stellingen te onderbouwen, wat hij onvoldoende heeft gedaan. Daarvoor zijn de door hem overgelegde rapporten te summier, gelet op de daarover geuite kritiek en ten opzichte van de gedetailleerde onderzoeken overgelegd door BMW. De afgifte ter vernietiging zal daarom bevolen worden maar deze zal niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, mede omdat vernietiging van de auto’s in dit stadium partijen later in een onmogelijke bewijspositie zal brengen. Overigens, mocht [gedaagden] c.s. zich zetten aan een dergelijk grondig onderzoek (en mogelijke daaruit voortvloeiende reparaties), dan verdient het aanbeveling dat vertegenwoordigers van BMW daarbij uitgenodigd worden en de mogelijkheid hebben om (redelijke) suggesties te doen.
5.43.
De slotsom luidt dat de gevorderde afgifte ter vernietiging (BMW’s vordering onder H in conventie) zal worden toegewezen, maar dat de vordering niet uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard, zoals [gedaagden] c.s. heeft verzocht. Hierdoor krijgen partijen de gelegenheid nader onderzoek te laten verrichten.
Overige vorderingen in conventie
5.44.
Onder A vordert BMW een verklaring voor recht dat [gedaagden] c.s. inbreuk gemaakt heeft op de merkrechten van BMW. Onder B vordert BMW een verklaring voor recht dat [gedaagden] c.s. inbreuk gemaakt heeft op de modelrechten van BMW. Nu geoordeeld is (r.o. 5.30) dat de verbodsvordering (de vordering onder C van het petitum) voor toewijzing in aanmerking komt, zijn de gevorderde verklaringen voor recht eveneens toewijsbaar.
5.45.
Onder E vordert BMW dat gedaagden ieder voor zich zullen worden bevolen om binnen 14 (veertien) dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis een juiste en volledige schriftelijke opgave te verstrekken van onder meer orders, orderbevestigingen, in- en verkoopfacturen, paklijsten en vrachtbrieven, voorraadadministratie en alle relevante data, e-mails en overige correspondentie ter zake van – kort gezegd – de merk- en modelinbreuk. Deze vordering zal worden toegewezen.
5.46.
De vordering onder F strekt tot
recallvan alle aan derden geleverde inbreukmakende voertuigen door [gedaagden] c.s.. De vordering zal worden toegewezen, nu BMW aannemelijk heeft gemaakt dat er door [gedaagden] c.s. auto’s afkomstig uit de betreffende lading van 260 BMW’s aan derden zijn geleverd, althans niet door het beslag zijn getroffen. De stipulatie zijdens BMW dat [gedaagden] c.s. zal worden geboden de kosten aan de afnemer te vergoeden is ook toewijsbaar. De onder G gevorderde rectificatie en
recallzullen eveneens worden toegewezen. De gevorderde termijnen zullen op 14 dagen worden gesteld.
5.47.
De vordering tot winstafdracht van BMW in conventie (vordering onder I) zal worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde schadevergoeding (vordering onder K), nu door BMW voldoende aannemelijk is gemaakt dat zij (enige) schade heeft geleden. Deze zal naar de schadestaat worden verwezen.
5.48.
De onder C en J door BMW gevorderde dwangsommen zullen worden toegewezen en gemaximeerd, zoals in het dictum bepaald.
5.49.
Voor alle vorderingen geldt dat zij, als gezegd, niet zullen worden toegewezen ten aanzien van [gedaagde sub 4] B.V., gedaagde sub 4.
In reconventie
Voorwaardelijke incidentele vordering ex artikel 843a Rv (voorwaardelijke vordering onder (II sub (1) i. a t/m c en ii.) in reconventie) (par. 216 – 235 CvA)
5.50.
[gedaagden] c.s. heeft zijn eerste drie vorderingen ingesteld onder de voorwaarde dat de (vrijwel) gelijkluidende vorderingen in de kortgedingprocedure door de voorzieningenrechter zouden worden afgewezen. Aan deze voorwaarde is voldaan.
5.51.
[gedaagden] c.s. meende dat zij bepaalde bescheiden nodig heeft/had ter onderbouwing van haar eis in reconventie in de onderhavige procedure. Nu [gedaagden] c.s. die reconventionele eisen inmiddels heeft ingesteld, heeft [gedaagden] c.s. geen belang (meer) bij deze vordering. De vordering zal daarom worden afgewezen, met veroordeling van [gedaagden] c.s. in de kosten in het incident zijdens BMW.
Uitzetten berichtgeving gericht op ontmoediging gebruik Voertuigen (voorwaardelijke reconventionele vordering onder II sub (2) i. en ii.)(par. 236 Cva)
5.52.
[gedaagden] c.s. vordert dat BMW zal worden verboden tot het (doen) sturen van berichten naar de voertuigen. Specifiek betreft het berichten of handelingen die zijn gericht op ontmoediging van gebruik van de voertuigen, of berichten of handelingen die het functioneren van de voertuigen anderszins op afstand ontmoedigen of onmogelijk maken door elektronische of andere middelen. Ook heeft [gedaagden] c.s. gevorderd BMW te gebieden de reeds verzonden berichtgeving in te trekken. In dezelfde vordering, en onder dezelfde voorwaarde, vordert [gedaagden] c.s. om BMW te gebieden RDW KraftfahrtBundesamt en enige andere autoriteit die zij heeft geïnformeerd, te informeren
dat BMW berichten die zijn gericht op ontmoediging van gebruik van de Voertuigen heeft
ingetrokken. Ter motivering van zijn vordering stelt [gedaagden] c.s. dat dergelijke berichtgevingen de verkoop van de Voertuigen rechtstreeks kan beïnvloeden.
5.53.
Ook deze vordering van [gedaagden] c.s. zal worden afgewezen, nu in conventie immers is geoordeeld dat [gedaagden] c.s. zal worden verboden de voertuigen in de EU ter verkoop aan te bieden. [gedaagden] c.s. heeft zodoende geen belang bij toewijzing, aangezien zij de auto’s niet mag verkopen.
Voorwaardelijke vordering onder II sub (3): bevel tot onderzoek aan de onderzochte producten en verstrekking onderzoeksresultaten in de procedure
5.54.
[gedaagden] c.s. stelt deze vordering in de onderhavige procedure meer
voorwaardelijk in, namelijk indien de voorwaardelijke vorderingen onder 1 en 2 door zowel de voorzieningenrechter als deze rechtbank zouden worden afgewezen. Ook die voorwaarde is vervuld.
5.55.
Zoals ook in de kort geding-procedure door de voorzieningenrechter terecht is overwogen, valt er geen rechtsregel aan te wijzen waarop een dergelijk gebod aan BMW kan worden gebaseerd. Deze voorwaardelijke vordering deelt zodoende het lot van de eerdere reconventionele vorderingen.
Reconventionele vordering onder III
5.56.
Bij Akte vermeerdering van eis heeft [gedaagden] c.s. gevorderd – samengevat – dat BMW zal worden geboden een bericht te versturen aan ILT, inhoudende dat eerder door BMW aan ILT verstuurde rapporten ten onrechte suggereren dat de van de
[vrachtschip]afkomstige BMW’s allemaal onveilig zijn.
5.57.
Deze vordering zal worden afgewezen, omdat, zoals volgt uit al hetgeen hiervoor is overwogen, niet kan worden geoordeeld dat de eerdere mededeling van BMW aan ILT onjuist was.
Verder in de hoofdzaak, in conventie en in reconventie, en in het incident: de proceskosten
In het incident
5.58.
In het incident is [gedaagden] c.s. in het ongelijk gesteld, en zal hij veroordeeld worden in de kosten van BMW.
5.59.
Teneinde de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde kosten te kunnen beoordelen, wordt aansluiting gezocht bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie april 2017). De daarin vermelde tarieven worden geacht redelijk en evenredig te zijn. Het incident moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als vallend onder de categorie ‘eenvoudig’ met een maximumtarief van € 1.000,--. Dit bedrag zal worden toegewezen.
In de hoofdzaak in conventie en in reconventie
5.60.
[gedaagden] c.s. zal als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van BMW. BMW maakt aanspraak op vergoeding van de volledige proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv. Partijen zijn het erover eens dat 95% van de over en weer gemaakte proceskosten kan worden toegerekend aan het IE-deel en 5% aan de overige grondslagen. De rechtbank zal bij de begroting van de proceskosten daarom deze percentages aanhouden. Gezien de samenhang tussen de vorderingen en weren in conventie en reconventie, zal de rechtbank de kosten geheel toewijzen aan de conventie en de kosten in reconventie op nihil stellen.
5.61.
BMW heeft specificaties overgelegd van haar advocaatkosten (exclusief BTW) van in totaal € 129.283,-- . Teneinde de redelijkheid en evenredigheid van deze opgevoerde kosten te kunnen beoordelen, wordt aansluiting gezocht bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie april 2017). De daarin vermelde tarieven worden geacht redelijk en evenredig te zijn. De hoofdzaak moet naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de omvang van het relevante feitencomplex, de grondslagen van de vorderingen, de omvang van het verweer en het aantal proceshandelingen en relevante producties, worden aangemerkt als vallend onder de categorie ‘complexe zaak’ met een maximumtarief van € 40.000,--.
5.62.
Van dit bedrag van € 40.,000,-- komt voor het IE-deel (€ 40.000,-- x 95% =) € 38.000,-- voor vergoeding in aanmerking. Voor het niet-IE deel zal de rechtbank het liquidatietarief toepassen. De werkzaamheden van de advocaat worden gewaardeerd op 3 punten en het toepasselijke tarief op € 614,-- zodat voor dit deel van de procedure (3 x € 614,-- x 5% =) € 92,10 zal worden toegekend. Deze bedragen worden vermeerderd met het griffierecht van in totaal € 688,--, waarmee dit bedrag uitkomt op € 38.780,10.
5.63.
BMW heeft tevens haar deurwaarderskosten voor de gelegde beslagen gevorderd, ter hoogte van € 1.815,93. BMW heeft daarnaast kosten voor deskundigen en overige verschotten gevorderd ter hoogte van € 16.129,80. [gedaagden] c.s. heeft deze kosten niet bestreden. Ook deze kosten komen voor toewijzing in aanmerking, waarmee het totaal door [gedaagden] c.s. aan BMW te vergoeden bedrag uitkomt op € 56.725,83,--.
5.64.
Nakosten behoren tot de proceskosten. De nakosten worden altijd toegewezen, ook als deze niet expliciet zijn gevorderd. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2024 een bedrag van € 178,00 zonder betekening en bij een procedure in conventie en reconventie een bedrag van € 278,00). Dit bedrag wordt onvoorwaardelijk toegewezen. In geval van betekening wordt een extra component aan salaris (per 1 februari 2024 een bedrag van € 92,00 extra) en de explootkosten van betekening toegekend. Deze kosten worden voorwaardelijk toegekend, te weten als veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden.
5.65.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
In conventie en reconventie
6.1.
verklaart voor recht dat gedaagden, met uitzondering van gedaagde sub 4, inbreuk gemaakt hebben op de merkrechten van BMW door het aanbieden of verhandelen of daartoe in voorraad hebben, invoeren en uitvoeren van 260 BMW-voertuigen afkomstig van het uitgebrande [vrachtschip] ;
6.2.
verklaart voor recht dat gedaagden, met uitzondering van gedaagde sub 4, inbreuk gemaakt hebben op de modelrechten van BMW door het aanbieden of verhandelen of daartoe in voorraad hebben, invoeren en uitvoeren van 260 BMW-voertuigen afkomstig van het uitgebrande [vrachtschip] ;
6.3.
beveelt gedaagden, met uitzondering van gedaagde sub 4, om, uiterlijk binnen twee (2) dagen na betekening van dit vonnis, iedere inbreuk op de merkrechten en modelrechten van BMW zoals in dit vonnis vermeld, in de Europese Unie te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden, meer in het bijzonder door zich te onthouden van het binnen de Europese Economische Ruimte aanbieden of verhandelen of daartoe in voorraad hebben, invoeren en uitvoeren van de Inbreukmakende Voertuigen, zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 250.000,= voor iedere afzonderlijke overtreding van dit bevel, of ter vrije keuze van eiseres, voor ieder Inbreukmakend Voertuig waarmee, en/of voor iedere dag of deel daarvan dat, door de betreffende gedaagde in strijd met dit bevel wordt gehandeld, tot een maximum van € 12.500.000,--;
6.4.
beveelt gedaagden, met uitzondering van gedaagde sub 4, om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan de advocaat van eiseres, mr H.J. Koenraad ( [emailadres 3] ), en op eigen kosten een juiste en volledige schriftelijke opgave te verstrekken, ter staving vergezeld van goed leesbare en niet-geanonimiseerde kopieën van alle brondocumenten, waaronder maar niet beperkt tot orders, orderbevestigingen, in- en verkoopfacturen, paklijsten en vrachtbrieven, voorraadadministratie en alle relevante data, e-mails en overige correspondentie ter zake de volgende gegevens:
  • i) de totale hoeveelheid Inbreukmakende Voertuigen die bij betreffende gedaagde per datum vandit vonnis aanwezig zijn of (al dan niet bij derden) in voorraad worden gehouden, uitgesplitst per type voertuig en chassisnummer;
  • ii) de aantallen Inbreukmakende Voertuigen die door betreffende gedaagde zijn ingekocht en/of ingevoerd, of die zij hebben doen inkopen dan wel hebben doen importeren, uitgesplitst per type voertuig en chassisnummer;
  • iii) de aantallen Inbreukmakende Voertuigen die door betreffende gedaagde zijn verkocht en/of geleverd en/of in bruikleen zijn gegeven aan commerciële afnemers en/of aan consumenten, uitgesplitst per type voertuig en chassisnummer;
  • iv) de door betreffende gedaagde intern gerekende kostprijs dan wel betaalde inkoopprijzen, alsmede de door die gedaagde gehanteerde verkoopprijzen voor ieder van de diverse Inbreukmakende Voertuigen, alsmede de inkoop-, verkoop- en leverdata;
  • v) het totale bedrag van de door betreffende gedaagde als gevolg van de verhandeling van de Inbreukmakende Voertuigen genoten bruto- en nettowinst, alsmede de berekeningswijze daarvan, uitgesplitst per type voertuig en chassisnummer; en
  • vi) de namen en adressen van alle bij de verhandeling van de Inbreukmakende Voertuigen betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen, waaronder de namen en adressen van alle (mede-)kopers, (mede-)verkopers, leveranciers en professionele afnemers (niet-consumenten);
6.5.
beveelt gedaagden, met uitzondering van gedaagde sub 4, om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis, de voertuigen afkomstig van de
[vrachtschip]die de betreffende gedaagde aan een derde heeft geleverd of anderszins ter beschikking heeft gesteld terug te nemen van al haar directe en indirecte afnemers (waaronder tevens begrepen eindgebruikers en consumenten);
6.6.
beveelt gedaagden, met uitzondering van gedaagde sub 4, om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis, een rectificatie- en
recallbrief te verzenden op hun gebruikelijke briefpapier en in hun gebruikelijke lettertype, ondertekend door een statutair bevoegd vertegenwoordiger, naar al hun afnemers (waaronder tevens begrepen eindgebruikers en consumenten), met uitsluitend de volgende inhoud en onder toezending van een gelijktijdig afschrift van iedere rectificatie- en
recallbrief met bewijs van verzending aan de advocaten van eiseres:

De rechtbank Den Haag heeft ons bij vonnis van[datum]
veroordeeld om de volgende verklaring af te leggen:
De rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat wij inbreuk hebben gemaakt op de merk- en modelrechten van Bayerische Motoren Werke AG te München (“BMW”) onder meer door BMW-voertuigen afkomstig van het in juli 2023 uitgebrande [vrachtschip] zonder toestemming van BMW in de Europese Economische Ruimte in te voeren, aan te bieden, te verhandelen of voor een van deze doeleinden in voorraad te houden. Gelet hierop, alsmede op veiligheids- en gezondheidsrisico’s, waren en zijn wij niet bevoegd om deze BMW-voertuigen te verhandelen.
Wij verzoeken u om het/de aan u geleverde BMW-voertuig(en) aan ons te retourneren. Indien u het voertuig heeft doorverkocht of geleverd aan een derde, verzoeken wij u om de betreffende derde schriftelijk te verzoeken om het/de BMW-voertuig(en) aan ons te retourneren. Wij zullen de hiermee gemoeide kosten alsmede de aanschafkosten volledig vergoeden.
Hoogachtend,
_____________[handtekening]
________________ [naam bevoegde vertegenwoordiger gedaagde]”
6.7.
beveelt gedaagden, met uitzondering van gedaagde sub 4, om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de Inbreukmakende Voertuigen waarop conservatoir beslag ligt, alsmede Inbreukmakende Voertuigen die zich bevinden onder gedaagden of onder een van hen, dan wel onder één of meer derden ten behoeve van gedaagden, op een nader door eiseres aan te geven locatie in Nederland om niet aan eiseres over te dragen ten behoeve van de vernietiging van de Inbreukmakende Voertuigen, zoveel mogelijk door middel van recycling, welke vernietiging en recycling zal geschieden op kosten van gedaagden, met uitzondering van gedaagde sub 4;
6.8.
beveelt gedaagden, met uitzondering van gedaagde sub 4, om binnen zes weken na betekening van dit vonnis over te gaan tot afdracht van de met de merk- en modelinbreuken genoten winst als bedoeld in r.o. 6.4 (v), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige voldoening, des de een betalende de ander gekweten zal zijn;
6.9.
veroordeelt gedaagden, met uitzondering van gedaagde sub 4, tot vergoeding van alle schade die eiseres heeft geleden en lijdt als gevolg van de inbreuk op haar merk- en modelrechten, waaronder tevens begrepen de door eiseres geleden en nog te lijden reputatieschade, voor zover deze schade in totaal de onder I. van dit petitum bedoelde winst te boven gaat, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, des de een betalende, de ander gekweten zal zijn;
6.10.
veroordeelt gedaagden, met uitzondering van gedaagde sub 4, tot betaling van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 50.000,= voor iedere overtreding door de betreffende gedaagde van de overeenkomstig de onder r.o. 6.4, 6.5 en/of 6.6 opgelegde bevelen, dan wel, ter vrije keuze van eiseres, voor ieder Inbreukmakend Voertuig waarmee, en/of voor iedere dag of deel daarvan dat, door de betreffende gedaagde in strijd met (één of meerdere van) deze bevelen wordt gehandeld, met een maximum van € 2.000.000,-;
6.11.
veroordeelt gedaagden, met uitzondering van gedaagde sub 4, in de proceskosten van BMW van € 56.725,83,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
6.12.
veroordeelt gedaagden, met uitzondering van gedaagde sub 4, in de proceskosten van BMW in het incident van € 1.000,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
6.13.
veroordeelt gedaagden, met uitzondering van gedaagde sub 4, in de nakosten van € 178,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de betreffende gedaagde niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.14.
veroordeelt gedaagden, met uitzondering van gedaagde sub 4, tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.15.
verklaart de bevelen en veroordelingen onder 6.3 tot en met 6.6 alsmede onder 6.8 tot en met 6.14 uitvoerbaar bij voorraad;
6.16.
wijst het meer of anders in conventie en al het in reconventie gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F. Brinkman, bijgestaan door mr. E.E. de Vos, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.

Voetnoten

2.Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk.
3.Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen.
4.Zie onder meer HR 19 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:271, rov. 3.3.9.
5.Vgl. HvJEG 20 november 2001, zaken C-414/99 tot en met C-416/99 inzake Davidoff en Levi Strauss; HR 25 januari 2002, nr. C00/131, inzake Etos/Dior.
6.(EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2023 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie.
7.HvJ EG 18 oktober 2005, C-405/03, ECLI:EU:C:2005:616 (Class International), r.o. 55-57.
8.HvJ EG 16 juli 1998, C-355/96, Jurispr. 1998, p. I-4799, NJ 1999, 392, m.nt. DWFV.
9.HvJ EG 30 november 2004, C-16/03, ECLI:EU:C:2004:759 (Peak Holding).
10.HvJ EU 12 september 2006, zaak C-479/04, ECLI:EU:C:2006:292 (Laserdisken), r.o. 21; en HvJ EU 3 juli 2012, zaak C-128/11, ECLI:EU:C:2012:407 (UsedSoft/Oracle), r.o. 61.
11.Vgl. HR 15 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD6095 (Jack Daniels).
12.HvJ EG 18 oktober 2005, C-405/03, ECLI:EU:C:2005:616 (Class International), r.o. 61.
13.Vgl. Rechtbank Den Haag 14 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8497 (Hennessy c.s. / Loendersloot c.s.), r.o. 6.64 t/m 6.68.
14.HR 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5881, r.o. 3.4.1, onder verwijzing naar HR 8 december 2006, LJN AZ0758, NJ 2006/659 (Ontvanger/ Roelofsen).
15.HR 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5881, r.o. 3.4.2.
16.Vgl. Gerechtshof Den Haag, 30 september 2014, Cepia/X; Rechtbank Den Haag, 24 juli 2013, Topro/Allergoedkoopst.
17.HR 15 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD6095 (Jack Daniels), r.o. 6.3.