ECLI:NL:RBDHA:2025:13645
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake toegangsweigering en intrekking terugkeervisum van Turkse verzoeker
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een Turkse verzoeker die de toegang tot Nederland was geweigerd. De verzoeker had op 21 juli 2025, na een bezoek aan Turkije, geprobeerd Nederland binnen te komen, maar werd door de Koninklijke Marechaussee (KMar) de toegang geweigerd en zijn terugkeervisum werd ingetrokken. De verzoeker had eerder een terugkeervisum gekregen dat geldig was tot 23 september 2025, maar de minister van Asiel en Migratie stelde dat de omstandigheden waren gewijzigd, waardoor de intrekking van het visum gerechtvaardigd was.
De verzoeker had administratief beroep ingesteld tegen de weigering van toegang en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet teruggestuurd zou worden naar Turkije. De voorzieningenrechter oordeelde dat het administratief beroep geen redelijke kans van slagen had, omdat de verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor toegang tot Nederland. De voorzieningenrechter wees erop dat de verzoeker zelf had gekozen om het Schengengebied te verlaten en dat het bezit van een (terugkeer)visum niet automatisch recht op binnenkomst verleent. De voorzieningenrechter concludeerde dat de minister terecht had gesteld dat de verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden van de Schengengrenscode en de Vreemdelingenwet.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.