ECLI:NL:RBDHA:2025:13651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
NL25.1546
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. K.P.E. van Tulden, had een aanvraag voor een tijdelijke verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen op 16 december 2024 als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

Tijdens de procedure heeft de rechtbank ambtshalve beoordeeld of er sprake was van procesbelang. De minister heeft op 20 juni 2025 meegedeeld dat eiser sinds 11 juni 2025 geregistreerd staat als met onbekende bestemming vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 27 juni 2025 aangegeven dat er sinds 13 januari 2025 geen contact met eiser is geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact onderhoudt met zijn gemachtigde, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij in Nederland zocht.

Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank geconcludeerd dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en de mogelijkheid tot indienen van een verzetschrift is aangegeven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.1546

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. K.P.E. van Tulden),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2024 heeft verweerder de aanvraag om een tijdelijke verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank beoordeelt ambtshalve of er bij dit beroep sprake is van procesbelang.
2. Verweerder heeft bij brief van 20 juni 2025 de rechtbank laten weten dat eiser sinds 11 juni 2025 door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) staat geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiser op 20 juni 2025 om een reactie verzocht. De gemachtigde van eiser heeft bij bericht van 27 juni 2025 meegedeeld dat er geen contact met eiser is geweest sinds 13 januari 2025.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De vreemdeling heeft in dat geval geen belang meer bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. [1]
4. De rechtbank neemt gelet op het voorgaande aan dat eiser niet langer prijs stelt op de aanvankelijk in Nederland gezochte internationale bescherming. Eiser heeft daarom ook geen procesbelang bij een uitspraak op zijn beroep.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 23 juli 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2024, ECLI:RVS:2024:2662.