ECLI:NL:RBDHA:2025:13775
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op basis van ongeloofwaardige seksuele gerichtheid en te late indiening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die homoseksueel is, heeft op 5 maart 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 29 mei 2025 afgewezen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De rechtbank heeft de zaak op 26 juni 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar zijn seksuele gerichtheid en de problemen die hij ervaart in Nigeria niet. Eiser heeft verklaard dat hij in 2002 Nigeria heeft verlaten na problemen met de politie en dorpsgenoten, maar de rechtbank vindt zijn verklaringen niet samenhangend en aannemelijk. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser en dat de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden is gedaan. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn claims en heeft zijn aanvraag niet tijdig ingediend, wat ook tegen hem wordt aangewend.
De rechtbank wijst het beroep van eiser af en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims goed te onderbouwen en tijdig aan te vragen, en bevestigt dat de beoordeling van seksuele gerichtheid zorgvuldig moet worden uitgevoerd, maar dat dit niet betekent dat elke verklaring automatisch geloofwaardig is.