ECLI:NL:RBDHA:2025:13775

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
NL25.24291 en NL25.24292
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op basis van ongeloofwaardige seksuele gerichtheid en te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die homoseksueel is, heeft op 5 maart 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 29 mei 2025 afgewezen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De rechtbank heeft de zaak op 26 juni 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar zijn seksuele gerichtheid en de problemen die hij ervaart in Nigeria niet. Eiser heeft verklaard dat hij in 2002 Nigeria heeft verlaten na problemen met de politie en dorpsgenoten, maar de rechtbank vindt zijn verklaringen niet samenhangend en aannemelijk. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser en dat de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden is gedaan. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn claims en heeft zijn aanvraag niet tijdig ingediend, wat ook tegen hem wordt aangewend.

De rechtbank wijst het beroep van eiser af en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims goed te onderbouwen en tijdig aan te vragen, en bevestigt dat de beoordeling van seksuele gerichtheid zorgvuldig moet worden uitgevoerd, maar dat dit niet betekent dat elke verklaring automatisch geloofwaardig is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.24291 en NL25.24292
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)
(gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. de Graaf).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft op 5 maart 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 29 mei 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 26 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, K. Koc als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1967. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij homoseksueel is. Hij heeft in 2002 Nigeria verlaten nadat hij door de politie is betrapt met zijn toenmalige vriend [naam 1] . [naam 1] is hierbij opgepakt en vervolgens gedood. Eiser heeft daarnaast problemen met dorpsgenoten van wie hij geld heeft geleend om het land te verlaten, omdat hij hen niet kan terugbetalen.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
eisers seksuele gerichtheid en zijn problemen daardoor; en
eisers problemen met de dorpelingen.
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig, maar zijn seksuele gerichtheid en problemen daardoor niet. Ook eisers problemen met de dorpelingen vindt verweerder niet geloofwaardig. Eisers verklaringen vormen namelijk geen samenhangend en aannemelijk geheel. [2] Daarnaast heeft eiser zijn asielaanvraag zonder goede verklaring niet zo snel mogelijk ingediend. [3] Eiser heeft ook geen oprechte inspanning geleverd om zijn problemen met de dorpelingen te staven, omdat hij heeft geweigerd die problemen toe te lichten. [4] Eiser heeft daarom geen vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [5] en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [6] Verweerder wijst de aanvraag van eiser af als kennelijk ongegrond omdat hij enkel asiel heeft aangevraagd om een dreigende uitzetting uit te stellen of verijdelen, omdat hij niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd en omdat hij op ernstige gronden een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. [7]
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. De rechtbank heeft eisers seksuele gerichtheid ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Hij heeft daar namelijk niet tegenstrijdig over verklaard en daarbij heeft verweerder onvoldoende doorgevraagd en eisers culturele referentiekader miskend. Het is ook logisch dat eiser geen documenten heeft van zijn problemen met de politie, omdat zulke documenten in Nigeria vaak ontbreken. Daarnaast miskent verweerder eisers individuele situatie door aan hem tegen te werpen dat hij zijn asielaanvraag niet tijdig heeft ingediend. Relevant zijn hier eisers langdurige armoede, illegale verblijfsstatus, instabiele huisvesting en psychische problematiek. Tot slot moest verweerder opnieuw beoordelen of het terugkeerbesluit in strijd is met het verbod op refoulement, nu het terugkeerbesluit al een tijd geleden is opgelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
Het referentiekader van eiser
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eisers referentiekader voldoende betrokken in de beoordeling van eisers seksuele gerichtheid. Allereerst vindt de rechtbank van belang dat de hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat verweerder met zijn werkwijze voor de beoordeling van de seksuele gerichtheid in algemene zin voldoende rekening houdt met het referentiekader van betrokkenen. [8] De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze werkwijze in het geval van eiser ook juist heeft toegepast. Uit het voornemen en het bestreden besluit blijkt namelijk dat verweerder aandacht heeft besteed aan wat van eiser mag worden verwacht in het licht van zijn referentiekader. [9] Daarnaast heeft eiser tijdens de gehoren voldoende kans gekregen om zijn asielrelaas toe te lichten, waarbij verweerder op belangrijke punten genoeg heeft doorgevraagd. De hoormedewerker heeft bijvoorbeeld op verschillende manieren gevraagd waarom eiser [naam 1] leuk vond, hoe hij [naam 2] heeft leren kennen, en hoe hij zijn eigen geaardheid heeft ontdekt en geaccepteerd. [10] Dat eiser in de gronden nog vragen heeft benoemd die verweerder ook had kunnen stellen, doet er niet aan af dat verweerder voldoende heeft doorgevraagd. Verweerder heeft er in dit kader ter zitting op mogen wijzen dat hij niet gehouden is aan een vaste vragenlijst.
6.2.
De verwijzing van eiser naar rechtspraak [11] doet niet af aan de conclusie dat eisers referentiekader voldoende is betrokken, omdat in de aangehaalde uitspraak de jonge leeftijd van de vreemdeling niet voldoende was meegenomen in de beoordeling van het referentiekader. De rechtbank volgt verweerder in zijn betoog ter zitting dat van eiser als volwassen man meer gedetailleerde verklaringen verwacht mogen worden. Ondanks dat eisers relatie met [naam 1] begon toen eiser jong was, mocht verweerder ook daarover meer diepgravende verklaringen verwachten nu die relatie twintig jaar heeft geduurd, eiser inmiddels ruimschoots volwassen is en zich bovendien al sinds 2012 in Nederland bevindt. Eiser heeft verder geen specifieke aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit blijkt dat verweerder zijn referentiekader niet voldoende heeft betrokken.
De beoordeling van eisers verklaringen
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers verklaringen over zijn seksuele gerichtheid op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd niet geloofwaardig heeft gevonden. Verweerder mocht zich hiertoe op het standpunt stellen dat eiser niet voldoende inzicht heeft gegeven in zijn gedachtes en gevoelens, bijvoorbeeld hoe hij zich heeft gerealiseerd dat hij homoseksueel is en hoe dit voor hem was. Daarnaast mocht verweerder aan eiser tegenwerpen dat hij oppervlakkig heeft verklaard over zijn relaties met [naam 1] en [naam 2] , bijvoorbeeld wat betreft hoe de relaties zijn ontstaan en wat deze voor eiser betekenen. Ook heeft eiser tegenstrijdig verklaard over zijn relatie met [naam 3] , nu hij heeft verklaard dat hij met haar sprak over zijn gerichtheid, [12] maar ook dat hij haar juist nooit heeft verteld dat hij homoseksueel is. [13] Ook eisers gestelde problemen vanwege zijn geaardheid hoefde verweerder niet te volgen, omdat eiser wisselend heeft verklaard over zijn vlucht van de politie en omdat ongerijmd is dat eiser ongezien het land kon verlaten via een grote luchthaven als hij gezocht werd. Eisers betoog dat het logisch is dat hij geen documentatie van de gebeurtenissen met de politie heeft omdat dit in Nigeria niet gangbaar is, maakt dat niet anders. Verweerder heeft namelijk niet alleen beoordeeld of eiser zijn asielrelaas met documenten heeft onderbouwd, maar juist ook eisers verklaringen inhoudelijk beoordeeld en op basis daarvan geconcludeerd dat eisers problemen niet geloofwaardig zijn. Verweerder heeft ter zitting ook bevestigd dat niet aan eiser wordt tegengeworpen dat hij zonder goede verklaring niet alle relevante elementen heeft overgelegd in de zin van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
Het late indienen van de asielaanvraag
8. Nu eiser al meer dan twintig jaar in Nederland verblijft, mocht verweerder ook aan eiser tegenwerpen dat hij zijn asielaanvraag zonder goede verklaring niet zo snel mogelijk heeft ingediend. Dat eiser zich in een instabiele situatie bevond, is niet voldoende verklaring om zich ruim twintig jaar niet te melden voor asiel. Verweerder mocht er in dit kader ter zitting op wijzen dat eiser in 2003 wel een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning heeft gedaan. Dit doet af aan de stelling dat eiser niet in staat was om asiel aan te vragen. Eiser heeft daarbij op geen enkele wijze zijn gestelde psychische problemen onderbouwd die hem zouden verhinderen om eerder asiel aan te vragen. Ook mocht verweerder erop wijzen dat eiser juist in een stabielere situatie had kunnen komen door eerder asiel aan te vragen.
Het verbod op refoulement
9. De grond van eiser dat verweerder onvoldoende heeft beoordeeld of eiser door het opleggen van het terugkeerbesluit een risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM, slaagt niet. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting aangegeven dat een risico op refoulement alleen gelegen is in eisers seksuele gerichtheid. Nu verweerder de seksuele gerichtheid op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd niet geloofwaardig heeft geacht, hoefde verweerder hierin geen risico op schending van het verbod op refoulement te zien. De rechtbank ziet in het dossier als geheel ook geen andere indicaties dat een dergelijk risico bestaat voor eiser in Nigeria vanwege de algemene situatie of in eisers specifieke geval.

Conclusie en gevolgen

10. Verweerder heeft de aanvraag mogen afwijzen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
10.1.
Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10.2.
Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 (Vw 2000) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, van de Vw 2000.
2.Artikel 31, zesde lid, onder c van de Vw 2000.
3.Artikel 31, zesde lid, onder d van de Vw 2000.
4.Artikel 31, zesde lid, onder a van de Vw 2000.
5.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.Artikel 30b, eerste lid, onder f, h en j van de Vw 2000.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:341.
9.Zie pagina 4 van het voornemen en pagina 3 van het bestreden besluit.
10.Zie bijvoorbeeld pagina 7, 9, 13, 16, 18 en 19 van het verslag nader gehoor.
11.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 december 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:22623.
12.Zie pagina 17 van het verslag nader gehoor.
13.Zie de correcties en aanvullingen bij het nader gehoor.