In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een Oegandese vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres heeft op 24 februari 2025 een opvolgende aanvraag ingediend, nadat haar eerdere aanvraag op 18 juni 2025 als kennelijk ongegrond was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 17 juli 2025 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. M.S. Nizamoeddin, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. Herlaar.
Eiseres stelt dat zij lesbisch is en dat zij risico loopt bij terugkeer naar Oeganda vanwege haar seksuele gerichtheid, die door de minister als ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres en dat de afwijzing van haar aanvraag niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank wijst erop dat eiseres in de vorige procedure niet voldoende inzicht heeft gegeven in haar relatie met haar partner, maar dat dit niet afdoet aan de geloofwaardigheid van haar huidige aanvraag. De rechtbank concludeert dat er mogelijk een risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM, gezien de negatieve reacties op sociale media over eiseres.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank geen aanleiding ziet om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Tevens veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.721,-.