ECLI:NL:RBDHA:2025:13866

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
NL24.17405 en NL23.4221
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag reguliere verblijfsvergunning met als doel verblijf bij familie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning met als doel ‘verblijf bij familie’. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag en voert verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank komt tot het oordeel dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor het gevraagde verblijfsrecht, omdat zij niet beschikt over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van beschermenswaardig familie- en gezinsleven, omdat eiseres niet voldoet aan het jongvolwassenenbeleid en er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Eiseres heeft verzocht om schadevergoeding, maar dit verzoek is afgewezen omdat het niet is onderbouwd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.17405 (beroep) en NL23.4221 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres/verzoekster, hierna: eiseres, V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. F. Kilic-Arslan),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Sarmastzada).

Samenvatting

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag van een reguliere verblijfsvergunning met als doel ‘verblijf bij familie’. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van haar aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor het gevraagde verblijfsrecht, omdat zij niet beschikt over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en dat zij niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Verweerder heeft zich immers niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet wordt vrijgesteld van het mvv-vereiste op grond van artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit, meer in het bijzonder dat haar uitzetting niet in strijd zal zijn met artikel 8 EVRM. [1] Hierbij heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat er geen sprake is van beschermenswaardig familie- en gezinsleven, omdat eiseres niet voldoet aan het jongvolwassenenbeleid en er tussen eiseres en referent geen sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Ook heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eiseres geen beschermenswaardig privéleven heeft. Verweerder heeft zich daarom ook op het standpunt mogen stellen dat hij geen belangenafweging meer hoefde te maken.

Procesverloop

2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel 'Verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 1] ' (referent). Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 12 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 maart 2024 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.1.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening. Verweerder heeft op 3 april 2025 een verweerschrift ingediend.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Wat ging er aan deze zaak vooraf?
3. Referent is de moeder van eiseres. Referent heeft de Turkse nationaliteit en is in het bezit van een reguliere verblijfsvergunning. Eiseres heeft op 3 april 2016 ook al een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning regulier voor het verblijfsdoel 'Verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 1] '. Eiseres was toen nog minderjarig. Hierop is door verweerder een mvv afgegeven en is zij in bezit gesteld van een tijdelijke reguliere verblijfsvergunning. De vergunning is weer ingetrokken op 3 maart 2017, omdat gebleken was dat eiseres nooit haar hoofdverblijf in Nederland had gehad. Zij volgde namelijk nog een opleiding in Turkije en had nooit met referent samengewoond in Nederland. Hiermee had zij niet voldaan aan de beperking die samenhing met het verlenen van de reguliere verblijfsvergunning, en werd de vergunning ingetrokken.
Wat heeft eiseres aan haar aanvraag ten grondslag gelegd?
4. Op 30 september 2022 heeft eiseres een nieuwe aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 1] ’. Eiseres heeft aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat referent altijd voor haar is blijven zorgen, ze eigenlijk nooit een onafhankelijk bestaan heeft gehad en altijd ten laste is geweest van referent. Referent heeft het eenhoofdig gezag en is altijd hoofdverzorger geweest. In de aanvraag heeft eiseres ook verklaard dat haar opleiding in Turkije afgerond is en dat zij werkloos is. Eiseres was op het moment van de aanvraag met een Schengenvisum in Nederland.
Het bestreden besluit
5. Verweerder heeft de aanvraag in het bestreden besluit afgewezen omdat eiseres niet beschikt over een geldige mvv. Omdat referent de Turkse nationaliteit heeft en al een reguliere verblijfsvergunning heeft, wordt er getoetst aan de afspraken die de Europese Unie (EU) heeft gemaakt met Turkije, de standstillbepalingen [2] . Verweerder toetst aan de afspraken die zijn gemaakt voor familieleden van Turkse werknemers. Op grond van een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 30 april 2014 (
[naam 3]) [3] kan je, als familielid van een Turkse werknemer, vrijgesteld worden van het mvv-vereiste. Er moet dan voldaan worden aan de afspraken die uit de standstillbepalingen volgen en er moet worden voldaan aan de overige voorwaarden voor de gevraagde vergunning. Verweerder stelt dat er niet voldaan wordt aan die afspraken, omdat eiseres geen familielid is als bedoeld in de afspraken gemaakt voor familieleden van Turkse werknemers. Eiseres heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat ze ten laste komt van referent. Ze heeft niet aangetoond dat de materiële ondersteuning door referent noodzakelijk of reëel was.
5.1.
Eiseres wordt ook niet vrijgesteld van het mvv-vereiste op grond van artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Er is volgens verweerder geen sprake van familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. Eiseres voldoet niet aan het jongvolwassenenbeleid omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij samenleeft met referent in gezinsverband, of dat altijd gedaan heeft. Ook heeft ze niet aangetoond dat ze niet in haar eigen onderhoud voorziet. Er is ook geen sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen referent en eiseres. Eiseres heeft ook niet aangetoond dat er sprake is van hechte persoonlijke banden met haar halfbroertje [naam 4] . Hoewel eiseres wel met haar halfbroertje samenwoont, heeft zij niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat er sprake is van familieleven met haar broertje. Het feit dat zij samenwonen en contact hebben is volgens verweerder niet genoeg om hechte persoonlijke banden aan te nemen, nu eiseres ook pas sinds 2022 met hem samenwoont. De belangenafweging die verweerder vervolgens maakt in het kader van artikel 8 EVRM valt uit in het nadeel van eiseres. Volgens verweerder is er ook niet gebleken dat eiseres privéleven heeft in Nederland, nu zij geen bewijsstukken hiervan heeft overgelegd. Tot slot leiden alle omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd in samenhang ook niet tot vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van de hardheidsclausule. Verweerder betrekt hierbij vooral dat eiseres al langere tijd zelfstandig in Turkije heeft gewoond, apart van het gezin van referent.
Wat is er tussen partijen in geschil?
6. De rechtbank stelt vast - door wat uit de beroepsgronden blijkt en door eiseres ter zitting is bevestigd - dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor de vrijstelling van een mvv op basis van het toen geldende associatierecht.
6.1.
Eiseres bestrijdt wel het standpunt van verweerder, dat eiseres niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op de grond dat uitzetting in strijd zou zijn met artikel 8 EVRM. Zij vindt dat er sprake is van beschermenswaardig familie-, gezins- en privéleven. Ook vindt zij dat verweerder een belangenafweging had moeten maken.
Is er sprake van familie- en gezinsleven of privéleven in de zin van artikel 8 EVRM?
7. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 8 van het EVRM, nu het familie- en gezins- en privéleven van eiseres hiermee geschonden wordt. Nu de afhankelijkheid van partijen zodanig hecht is, het gezinsleven altijd de focus in Nederland heeft gehad en eiseres haar toekomst ook zodanig heeft ingericht dat alle verwachtingen op Nederland waren gericht, had het verblijf op grond hiervan moeten worden toegekend. Eiseres heeft geen toekomstverwachtingen of sociaal netwerk in Turkije. Ook de coronapandemie en de jarenlange onvoorzienbare en onzekere situatie hadden reden moeten zijn om de belangenafweging in het voordeel van eiseres te doen uitvallen. Eiseres heeft in beroep foto’s overgelegd met haar moeder en haar broertje, van de periode van 2018 tot en met 2022, waaruit blijkt dat zij altijd een hechte band hebben gehad. Ook heeft zij foto’s (schermafbeeldingen) overgelegd waaruit blijkt dat zij zich probeert in te schrijven om een opleiding in Nederland te volgen. Verder heeft eiseres ook stukken overgelegd waaruit volgens haar volgt dat eiseres altijd financieel afhankelijk is geweest van referent. Tot slot is ook de omgangsregeling tussen het halfbroertje van eiseres en zijn vader nog steeds actueel, waardoor het geen mogelijkheid is voor eiseres, en haar broertje en moeder om zich samen in Turkije te vestigen. Ter zitting heeft eiseres nog toegelicht dat door de omstandigheid dat zij al zo lang in Nederland is, er sprake is van privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
7.1.
De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 8 van het EVRM is vastgelegd dat iedereen recht heeft op respect voor zijn familie- en gezinsleven en zijn privéleven. Bij de vraag die hier voor ligt, namelijk of er sprake is van familie- en gezins- of privéleven op grond waarvan eiseres vrijgesteld kan worden van het mvv-vereiste, dient eerst beoordeeld te worden of er sprake is van beschermenswaardig familie- en gezins- of privéleven. Beschermenswaardig familieleven tussen een ouder en een meerderjarig kind kan worden aangenomen als het meerderjarige kind jongvolwassen is, met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft, niet in zijn eigen onderhoud voorziet en geen zelfstandig gezin heeft gevormd door het aangaan van een huwelijk of een relatie. Dit wordt het jongvolwassenenbeleid [4] genoemd. De voorwaarden die gelden om aan dit beleid te voldoen, zijn cumulatieve voorwaarden [5] . Als niet wordt voldaan aan een van de voorwaarden voor het jongvolwassenenbeleid, kan er tussen een ouder en meerderjarig kind ook sprake zijn van beschermenswaardig familieleven als er tussen hen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen [6] . Verweerder moet een brede beoordeling maken van de vraag of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, waarin hij alle individuele omstandigheden van het geval betrekt. Elementen die, voor zover zij zijn aangevoerd, een rol moeten spelen bij de beoordeling zijn: samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van materiële (praktische) afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkene en de banden met het land van herkomst.
Jongvolwassenenbeleid
7.2.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aan alle voorwaarden voor het jongvolwassenenbeleid voldoet. Hoewel eiseres ten tijde van het bestreden besluit nog jongvolwassen was en nog geen zelfstandig gezin had gevormd, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat niet is gebleken dat eiseres altijd met referent heeft samengeleefd in gezinsverband. Eiseres heeft sinds 2012 gescheiden van referent gewoond en is pas in 2022 weer bij haar gaan wonen. De rechtbank stelt vast dat referent sinds 2012 niet meer de dagelijkse verzorging voor eiseres had, en dat zij in elk geval van 2012 tot 2022 niet in gezinsverband samengeleefd hebben. Dat eiseres en referent sinds 2022 wel weer in gezinsverband samenleven doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af, nu vaststaat dat zij (vrijwillig) een veel grotere periode niet in gezinsverband samengeleefd hebben. Dat eiseres er zelf voor gekozen heeft in Turkije te blijven studeren, terwijl zij al in bezit was gesteld van een reguliere verblijfsvergunning in Nederland, getuigt juist van grote zelfstandigheid. Daarnaast heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in haar eigen onderhoud voorziet. Eiseres heeft stukken overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat zij – gedurende de periode dat ze niet bij referent woonde – volledig financieel afhankelijk was van referent. De rechtbank stelt vast dat meerdere overgelegde stukken met bedragen erop handgeschreven zijn en dat het onduidelijk is wie dit geschreven heeft. De rechtbank kan hierdoor niet vaststellen om wat voor soort bedragen dit gaat en of dit daadwerkelijk overgemaakt is aan eiseres. Ook met de overgelegde huurovereenkomst en studielening kan de rechtbank niet vaststellen dat eiseres financieel afhankelijk is geweest van referent, nu op de huurovereenkomst bij het kopje ‘betaald door’ een andere naam staat dan die van referent, en dat uit het aangaan van de studielening juist niet blijkt dat referent voor haar studie heeft betaald.
Bijkomende elementen van afhankelijkheid
7.4.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen eiseres en referent bestaan. Dit volgt voornamelijk uit het feit dat eiseres en referent zich in de periode tussen 2012 en 2022 zelfstandig staande hebben kunnen houden zonder elkaars consistente fysieke aanwezigheid. De rechtbank kent hierbij veel gewicht toe aan de omstandigheid dat eiseres in 2016 in het bezit gesteld is van een reguliere verblijfsvergunning, maar er zelf voor gekozen heeft om in Turkije te blijven studeren. Dit getuigt er volgens de rechtbank juist van dat eiseres niet afhankelijk was van referent, of andersom. De stelling van eiseres dat zij geen banden heeft met haar land van herkomst, en daarom afhankelijk is van referent, volgt de rechtbank in dit verband ook niet, nu eiseres na het vertrek van haar moeder tien jaar zelfstandig in Turkije heeft gewoond. Tot slot heeft de rechtbank hierboven al geconcludeerd dat niet blijkt dat eiseres financieel afhankelijk is geweest van referent, waardoor dit ook geen bijkomend element van afhankelijkheid kan zijn.
7.5.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van beschermenswaardig familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
7.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van beschermenswaardig privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank overweegt hiertoe dat eiseres pas een paar jaar in Nederland woont en zij hier niet werkt of studeert. Eiseres zet weliswaar stappen om een opleiding te gaan doen en doet enig vrijwilligerswerk, maar verweerder heeft dit, zeker ten tijde van het bestreden besluit, onvoldoende mogen vinden.
Belangenafweging
7.7.
De rechtbank heeft hiervoor al geconcludeerd dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van beschermenswaardig familie- en gezinsleven of privéleven. Uit recente Afdelingsjurisprudentie [7] volgt dat er geen belangenafweging meer hoeft te worden gemaakt als aangenomen is dat er geen sprake is van beschermenswaardig familie- en gezinsleven of privéleven. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat er geen belangenafweging meer vereist is in de zaak van eiseres. De overige gronden van eiseres over de belangenafweging behoeven dan ook geen bespreking.
7.8.
De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres niet makkelijk zal zijn om – na een tijd bij haar familie in Nederland te hebben verbleven – weer terug te keren naar haar land van herkomst. Echter heeft verweerder in het licht van voorgaande niet ten onrechte aangenomen dat er hier geen sprake is van beschermenswaardig familie- en gezinsleven of privéleven, en dat eiseres daarom niet wordt vrijgesteld van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat verweerder de aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning heeft mogen afwijzen omdat eiseres niet beschikt over een geldige mvv. Het bestreden besluit blijft in stand.
9. Eiseres heeft verzocht om een schadevergoeding. Reeds omdat dit verzoek niet is toegelicht of onderbouwd, wijst de rechtbank dit verzoek af.
10. Omdat er op het beroep is beslist, is er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe daarom af.
11. In beide zaken is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Poortier, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Artikel 13 van Besluit 1/80 van de Associatieraad EU-Turkije en artikel 41, lid 1, van het Aanvullend Protocol bij de Associatieovereenkomst EU-Turkije.
4.Dit is vastgelegd in B7/3.8.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2145
6.Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1189.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1189.