ECLI:NL:RBDHA:2025:13935

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
NL25.19918
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. E.G. Grigorjan, een beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf, ingediend op 27 juli 2023. De rechtbank had eerder in een andere procedure (NL24.15452) bepaald dat de minister voor 1 maart 2025 een besluit moest nemen op de aanvraag, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van de beslistermijn, tot een maximum van € 7.500,-. De minister heeft echter niet tijdig beslist, wat aanleiding gaf voor dit tweede beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers de minister niet opnieuw een ingebrekestelling hoefden te sturen, aangezien dit beroep voortvloeit uit dezelfde aanvraag. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen. Indien de minister hier niet aan voldoet, moet zij een verhoogde dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-.

De rechtbank heeft ook bepaald dat de minister de proceskosten van eisers moet vergoeden, vastgesteld op € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 194,-. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19918

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In een eerdere procedure (NL24.15452), heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard. De minister moest voor 1 maart 2025 alsnog een besluit nemen op de aanvraag. Daarbij heeft de rechtbank ook bepaald dat als de minister niet op tijd een besluit neemt, zij een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
1.1.
Deze uitspraak gaat over het tweede beroep dat eisers hebben ingediend, omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf van 27 juli 2023.
1.2.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. Voorafgaand aan het instellen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen moeten eisers de minister door middel van een ingebrekestelling laten weten dat zij binnen twee weken alsnog op de aanvraag moet beslissen. [2] Bij een tweede beroep tegen het niet tijdig beslissen op dezelfde aanvraag is een nieuwe ingebrekestelling niet nodig. [3]
3. In de uitspraak van 3 oktober 2024 heeft de rechtbank de minister opgedragen voor 1 maart 2025 een beslissing op de aanvraag te nemen. De minister heeft niet voor
1 maart 2025 een besluit op de aanvraag genomen.
4. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
5. In de uitspraak van 3 oktober 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening gehouden met het ‘first in first out’ (fifo)-principe van de minister. [4] De minister heeft niet binnen deze termijn beslist De rechtbank zal daarom bepalen dat de minister binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. De termijn begint op de dag na bekendmaken van deze uitspraak.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
6. De rechtbank ziet in deze zaak aanleiding om de dwangsom te verhogen. De rechtbank heeft de minister al eerder een beslistermijn gesteld, zonder dat de minister een beslissing heeft genomen. De rechtbank bepaalt dat, als de minister niet binnen twee weken een besluit op de aanvraag neemt, de minister een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [5]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister twee weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen. Doet de minister dat niet, dan is zij aan eisers een dwangsom verschuldigd.
8. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [6] De minister moet ook het betaalde griffierecht aan eisers vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen twee weken na de dag van het bekendmaken van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 194,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, aanhef en onder b, en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:673.
4.Overeenkomstig de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, 16 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13031.
5.Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
6.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.