ECLI:NL:RBDHA:2025:13955
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure
Op 28 juli 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen kantonrechter mr. J.T.W. van Ravenstein. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van een procedure die was gestart door de verzoeker in verband met een financieel geschil met de wederpartij. De mondelinge behandeling van de hoofdzaak vond plaats op 14 mei 2025, waarbij de verzoeker niet aanwezig was. De kantonrechter had bepaald dat de uitspraak op 18 juni 2025 zou volgen, maar dit werd uitgesteld naar aanleiding van vakantieplannen van de kantonrechter. De verzoeker voerde drie gronden aan voor zijn wrakingsverzoek, waaronder de vermeende vooringenomenheid van de kantonrechter door het uitstellen van de uitspraak en het niet toestaan van een nadere schriftelijke toelichting op stukken van de wederpartij. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve en gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid was en dat de verzoeker zelf verantwoordelijk was voor zijn afwezigheid tijdens de mondelinge behandeling. De wrakingsgrond die betrekking had op het financieel belang van de kantonrechter werd eveneens afgewezen, omdat het niet aan de kantonrechter is om te beslissen op verzoeken om correctie van het griffierecht. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet.