ECLI:NL:RBDHA:2025:13960
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Einduitspraak na tussenuitspraak inzake asielaanvraag en afvalligheid
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 29 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 18 juli 2024 werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2025 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was. In een tussenuitspraak van 6 maart 2025 heeft de rechtbank verweerder de kans gegeven om gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft op 18 maart 2025 aangegeven deze gebreken te willen herstellen en heeft op 2 april 2025 een aanvullende motivering ingediend. De rechtbank heeft op 28 mei 2025 het onderzoek gesloten.
De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd waarom van eiser terughoudendheid mag worden verwacht bij zijn terugkeer naar Egypte. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter over afvalligen en concludeert dat de enkele omstandigheid dat eiser vanwege zijn afvalligheid is weggestuurd bij de apotheek waar hij werkte, onvoldoende is om te oordelen dat hij gedwongen zal zijn om de islam te praktiseren. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, waardoor de afwijzing van de asielaanvraag blijft bestaan. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 2.267,50.