ECLI:NL:RBDHA:2025:13979

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
NL25.19202
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag wegens vertrek van eiser met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2025 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die op 14 juni 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op 23 april 2025 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in Roemenië internationale bescherming geniet. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar tijdens de zitting op 9 juli 2025 bleek dat er geen contact meer was met eiser. Zijn gemachtigde verklaarde dat zij geen informatie had over zijn verblijfplaats en dat ook NIDOS sinds 8 juni 2025 geen contact meer had gehad met eiser. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat eiser geen belang meer had bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard en eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 juli 2025. De rechtbank baseerde haar beslissing op de vaststelling dat eiser niet langer prijs stelt op de aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland, wat in lijn is met vaste rechtspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.19202
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. F. Jansen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser in Roemenië internationale bescherming geniet.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL25.19203, op 9 juli 2025 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F. Hoppenbrouwer, waarnemer van zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Op 3 juli 2025 heeft de minister laten weten dat eiser op 14 juni 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat er geen contact meer is met eiser en dat onbekend is waar hij verblijft. Voorafgaand aan de zitting heeft zij nog contact opgenomen met NIDOS en ook NIDOS heeft sinds 8 juni 2025 geen contact meer met eiser gehad. Nu eisers gemachtigde geen contact meer met hem
onderhoudt over de procedure neemt de rechtbank aan dat eiser niet langer prijs stelt op de aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. Dit is vaste rechtspraak.i
2. Eiser heeft dan ook geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025 door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
17 juli 2025

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.
i Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662 en van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4049.