ECLI:NL:RBDHA:2025:14013

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
NL25.10265
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser met Pakistaanse nationaliteit wegens ongeloofwaardigheid van asielmotieven

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, met de Pakistaanse nationaliteit, diende op 25 mei 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 2 maart 2025 afgewezen, met de motivering dat de asielmotieven van eiser niet geloofwaardig zijn. Eiser stelt dat hij bedreigd wordt vanwege zijn politieke activiteiten en zijn bekering van het soennisme naar een andere geloofsgemeenschap. De rechtbank heeft op 22 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig acht, maar de afvalligheid van het soennisme en de bekering niet. Eiser heeft volgens de rechtbank onvoldoende bewijs geleverd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden heeft gedaan en dat het beroep van eiser ongegrond is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand, zonder vergoeding van proceskosten voor eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10265

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.H. Hekman),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.G.R. Becker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 25 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 2 maart 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. [1]
1.1.
Verweerder heeft op 30 mei 2025 op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, V. Sharma als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Pakistaanse nationaliteit is geboren op [geboortedatum] 1995. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij was in Pakistan actief voor een politieke organisatie (de ISF) en werd daarom bedreigd en beschuldigd als terrorist. Daarnaast is eiser afvallige van het soennisme. Eiser is tot de [geloofsgemeenschap] bekeerd omdat de familie van zijn vriendin dit als voorwaarde stelde om met haar te mogen trouwen. Eisers familie heeft hem bedreigd en onterfd toen zij achter zijn bekering kwamen.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
eisers afvalligheid van het soennisme;
eisers bekering naar de [geloofsgemeenschap] ; en
eisers problemen vanwege zijn politieke activiteiten.
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder vindt eisers afvalligheid, bekering en problemen vanwege zijn politieke activiteiten niet geloofwaardig. Eiser heeft namelijk niet samenhangend en aannemelijk verklaard over die drie asielmotieven. [2] Zo heeft eiser op verschillende punten onpersoonlijk, vaag en summier verklaard. Ook was van eiser te verwachten dat hij meer documenten zou overleggen over zijn bekering en zijn politieke activiteiten, zoals een registratie van zijn bekering of documentatie van zijn politieke lidmaatschap. [3] Eiser heeft daarom geen vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [4] en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [5]
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft zijn afvalligheid en bekering ten onrechte niet geloofwaardig geacht. Verweerder hanteert met zijn werkwijze voor de geloofwaardigheidsbeoordeling [6] de verkeerde toetsingsmaatstaf door te verlangen dat eiser zijn asielmotieven met objectieve documenten onderbouwt. Eiser heeft daarnaast wel voldoende verklaard over zijn afvalligheid en bekering. Omdat eiser zijn geloof gematigd beleeft, is het logisch is dat hij daarover niet meer diepgravend verklaart. Daarnaast stelt verweerder in het bestreden besluit ten onrechte dat eiser in de zienswijze niet is ingegaan op de geloofwaardigheid van zijn politieke activiteiten. Ook op dit punt is het besluit niet deugdelijk gemotiveerd. Op zitting heeft eiser nog naar voren gebracht dat verweerder ten onrechte voorbij is gegaan aan door hem ingebrachte documenten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
De werkwijze van verweerder voor de geloofwaardigheidsbeoordeling
7. De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft op 6 maart 2025 uitspraak gedaan over de nieuwe werkwijze van verweerder voor de geloofwaardigheidsbeoordeling. [7] Uit deze uitspraak volgt dat de nieuwe werkwijze geen verhoogde bewijsmaatstaf bevat die in strijd is met het Unierecht. Wel moet verweerder alle omstandigheden in een specifiek geval altijd in samenhang beoordelen om tot een conclusie over de geloofwaardigheid te komen. Verweerder mag de cumulatieve voorwaarden uit artikel 31, zesde lid, van de Vw 2000 dus niet als strikte checklist toetsen. De grond van eiser dat de werkwijze van verweerder met betrekking tot de geloofwaardigheidsbeoordeling op zichzelf te streng is, slaagt dus niet.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in deze zaak ook deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig vindt. De rechtbank zal dit hierna toelichten.
Mocht verweerder de afvalligheid niet geloofwaardig achten?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij de afvalligheid van eiser niet geloofwaardig vindt. Verweerder mocht in dit kader aan eiser tegenwerpen dat zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Zo mocht verweerder erop wijzen dat eiser algemeen en onpersoonlijk heeft verklaard over zijn afvalligheid en over het soennisme en de reden dat hij zich geen soenniet, maar wel moslim voelde. Ook mocht verweerder het vreemd vinden dat eiser zich is blijven uiten nadat hij zich geen soenniet meer voelde, nu hij daar geen andere reden voor heeft gegeven dan dat hij zo was opgevoed.
8.1.
Gelet op het bovenstaande heeft verweerder op goede gronden de afvalligheid niet geloofwaardig geacht. Wat verder hieromtrent is aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking meer.
Mocht verweerder de bekering niet geloofwaardig achten?
9. Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij de afvalligheid van eiser niet geloofwaardig vindt. De rechtbank overweegt allereerst dat verweerder zich op het standpunt mag stellen dat de foto van het gestelde bekeringsritueel die eiser bij de zienswijze heeft overgelegd niet geldt als volledige onderbouwing van het asielmotief. Verweerder mocht erop wijzen dat het niet gaat om een objectief en verifieerbaar document waaruit zonder meer blijkt dat eiser is bekeerd. Verweerder mocht ook van eiser verwachten dat hij zijn bekering verder kon onderbouwen met bijvoorbeeld met registraties, brieven of berichten. Verweerder heeft ook deugdelijk gemotiveerd aan eiser tegengeworpen dat hij niet voldoende inzichtelijk heeft verklaard over zijn bekering. Verweerder mocht er in dit kader op wijzen dat eiser summier en algemeen heeft gereageerd op vragen over zijn kennis van de [geloofsgemeenschap] en over zijn uiting van het geloof. Ook heeft eiser onpersoonlijk, vaag en inconsistent verklaard over de motieven, het proces en de gevolgen van zijn bekering. Het betoog van eiser dat eventuele oppervlakkige verklaringen in lijn zijn met eisers gematigde geloofsbeleving, doet hier niet aan af. Immers mag verweerder ook van iemand met een gematigde geloofsbeleving verwachten dat hij persoonlijk en consistent kan verklaren over zijn bekering.
Is verweerder voldoende ingegaan op de zienswijze wat betreft eisers politieke activiteiten?
10. Verweerder heeft in de inleiding van het bestreden besluit gesteld dat eiser in zijn zienswijze niet is ingegaan op het asielmotief ‘problemen vanwege politieke activiteiten.’ [8] In het verweerschrift heeft verweerder echter aangegeven dat dit per ongeluk in het besluit terecht is gekomen. De rechtbank constateert dat verweerder in het vervolg van het besluit inhoudelijk is ingegaan op elk van de punten die eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht over dit asielmotief. [9] Verweerder heeft hierbij telkens het argument van eiser samengevat weergegeven en hier een gerichte reactie op gegeven. Anders dan eiser stelt, is verweerder hiermee gemotiveerd ingegaan op eisers zienswijze over dit asielmotief. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij eisers politieke activiteiten niet geloofwaardig acht.
Is verweerder te makkelijk voorbij gegaan aan de door eiser overgelegde documenten?
11. Op zitting heeft eiser nog naar voren gebracht dat verweerder in het voornemen en het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op de door hem bij zijn aanvraag ingebrachte documenten. Daarbij gaat het hem met name om de kopieën van aangiften die hij bij zijn aanvraag heeft overgelegd.
11.1.
Verweerder heeft aan de ingebrachte kopieën een beperkte waarde toegekend en heeft daarbij betrokken dat eiser ruimschoots de tijd heeft gehad om originele documenten te regelen, maar dit niet heeft gedaan en daar geen goede verklaring voor heeft kunnen geven. [10] Ook mocht verweerder het vreemd vinden [11] dat eiser de aangifte die op 7 mei 2018 tegen hem was gedaan in juni/juli 2018 van een neef heeft ontvangen die bij de politie werkte. [12] Hij heeft immers ook verklaard dat zijn bekering in april of mei 2018 bekend raakte [13] , waarna zijn familie zich tegen hem keerde. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder hiermee voldoende op deze stukken ingegaan en is hij hier niet te makkelijk aan voorbij gegaan.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag mogen afwijzen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
3.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
4.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Zie Werkinstructie 2024/6 Geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel) van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
8.Zie pagina 2 van het bestreden besluit.
9.Zie pagina 5 en 6 van het bestreden besluit.
10.Voornemen, p. 10.
11.Voornemen, p. 12.
12.Nader gehoor, p. 31.
13.Nader gehoor, p. 48 en 51.