In deze zaak heeft eiser op 22 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 23 juni 2025 afgewezen, met het argument dat deze kennelijk ongegrond was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en op 7 juli 2025 zijn gronden van beroep ingediend, gevolgd door aanvullende gronden op 25 juli 2025. De rechtbank heeft de zaak op 28 juli 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren, samen met een tolk. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit van de minister vernietigd en de minister opgedragen om binnen 16 weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van €1.814,- aan proceskosten aan eiser. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, maar de minister is ook hiervoor veroordeeld tot betaling van €907,- aan proceskosten aan eiser.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen discussie was over de echtheid van het Tanzaniaanse paspoort, maar dat het vooral ging om de vraag of dit paspoort frauduleus was verkregen. Eiser heeft oprechte inspanningen geleverd om dit aan te tonen, onder andere door contact op te nemen met de Tanzaniaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de minister het onderzoek onzorgvuldig had voorbereid en onvoldoende had gemotiveerd, wat leidde tot de vernietiging van het besluit. De rechtbank heeft de minister de termijn van 16 weken gegeven om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de afhankelijkheid van de minister van de Tanzaniaanse autoriteiten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 juli 2025 door mr. R. Tesfai, in aanwezigheid van griffier I. Wolthuis.