ECLI:NL:RBDHA:2025:14015

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
NL25.28606 en NL25.28607
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en frauduleus verkregen paspoort; oprechte inspanningen door eiser

In deze zaak heeft eiser op 22 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 23 juni 2025 afgewezen, met het argument dat deze kennelijk ongegrond was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en op 7 juli 2025 zijn gronden van beroep ingediend, gevolgd door aanvullende gronden op 25 juli 2025. De rechtbank heeft de zaak op 28 juli 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren, samen met een tolk. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit van de minister vernietigd en de minister opgedragen om binnen 16 weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van €1.814,- aan proceskosten aan eiser. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, maar de minister is ook hiervoor veroordeeld tot betaling van €907,- aan proceskosten aan eiser.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen discussie was over de echtheid van het Tanzaniaanse paspoort, maar dat het vooral ging om de vraag of dit paspoort frauduleus was verkregen. Eiser heeft oprechte inspanningen geleverd om dit aan te tonen, onder andere door contact op te nemen met de Tanzaniaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de minister het onderzoek onzorgvuldig had voorbereid en onvoldoende had gemotiveerd, wat leidde tot de vernietiging van het besluit. De rechtbank heeft de minister de termijn van 16 weken gegeven om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de afhankelijkheid van de minister van de Tanzaniaanse autoriteiten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 juli 2025 door mr. R. Tesfai, in aanwezigheid van griffier I. Wolthuis.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.28606 en NL25.28607
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 28 juli 2025 in de zaak tussen

[naam 1], eiser/verzoekergeboren op [geboortedatum 1]

van Tanzaniaanse nationaliteit
V-nummer: [nummer], eiser
(gemachtigde: mr. M.L. van Leer),

Aliassen:[naam 2] op [geboortedatum 2] Somalische nationaliteit

[naam 3] op [geboortedatum 3]

van Somalische nationaliteit
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. G.J. Douma).

Procesverloop

1. Eiser heeft op 22 februari 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 23 juni 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Eiser heeft op 7 juli 2025 zijn gronden van beroep ingediend. Op 25 juli 2025 heeft eiser aanvullende gronden van beroep ingediend.
1.2.
De rechtbank/voorzieningenrechter heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening [1] , op 28 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Er is ook een tolk verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 23 juni 2025;
- draagt de minister op om binnen 16 weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling €1.814,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

1. In beroep is geen discussie over de vraag of eiser gebruik heeft gemaakt van een Tanzaniaans paspoort. Er is ook geen discussie over de vraag of dit paspoort door de Italiaanse autoriteiten echt is bevonden. Het gaat er in beroep vooral om of eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het Tanzaniaans paspoort frauduleus is verkregen.
2. In de eerste plaats ligt het op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat een echt bevonden paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Die vraag kan bij uitstek worden beantwoord door de autoriteiten van het land dat het paspoort heeft afgegeven. In dit specifieke geval heeft eiser navraag gedaan bij de Tanzaniaanse autoriteiten. Hij heeft op 9 april 2025 een brief gestuurd, maar heeft daarop geen reactie ontvangen. Op 7 juli 2025 heeft hij gerappelleerd bij de Tanzaniaanse autoriteiten. De rechtbank is van oordeel dat de minister de brief aan de Tanzaniaanse autoriteiten ten onrechte enkel ter kennisgeving aanneemt. In tegenstelling tot de minister is de rechtbank van oordeel dat het moment waarop eiser zich tot de Tanzaniaanse autoriteiten heeft gewend niet dusdanig kort geleden is dat niet van oprechte inspanningen kan worden gesproken. De rechtbank merkt in dit kader eveneens op dat eiser verschillende documenten heeft overgelegd, namelijk een geboorteakte, een nationaliteitsverklaring en een geboortebewijs. Weliswaar heeft de minister hierbij ongerijmdheden geconstateerd, echter zijn de geboorteakte en nationaliteitsverklaring door Bureau Documenten op hun echtheid als positief beoordeeld en heeft het geboortebewijs een neutraal advies gekregen, zodat niet kan worden gesteld dat hiervan geen waarde uitgaat. Daarnaast heeft eiser aanvullende stukken overgelegd waarmee is gepoogd de herkomst van de stukken te onderbouwen. Gelet op deze omstandigheden in onderlinge samenhang beoordeeld is de rechtbank van oordeel dat sprake is van oprechte inspanningen door eiser en is het aan de minister om nader onderzoek te doen en de Tanzaniaanse autoriteiten te benaderen.
3. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep reeds hierom gegrond is. De minister heeft het besluit onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking.
4. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak. Omdat de minister eerst onderzoek moet doen naar de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser, ziet de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Voor het nemen van een nieuw besluit stelt de rechtbank een termijn van 16 weken. De rechtbank acht deze termijn redelijk, gelet op het feit dat de minister afhankelijk is van de Tanzaniaanse autoriteiten.
5. Nu met de uitspraak op het beroep van eiser is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
6. Eiser krijgt ook een vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt in beroep en in het verzoek om een voorlopige voorziening. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).

Slotopmerking

7. De rechter wijst partijen er via dit proces-verbaal volledigheidshalve nog op dat hoger beroep tegen deze uitspraak kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Tegen de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025 door mr. R. Tesfai (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Voetnoten

1.NL25.28607