ECLI:NL:RBDHA:2025:14052

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
C/09/686038 / JE RK 25-964
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe scheidingssituatie

Op 5 juni 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk uitgesproken op 12 juli 2024 en zou aflopen op 12 juli 2025. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor zes maanden, omdat er nog steeds sprake is van een ontwikkelingsbedreiging door de complexe scheidingssituatie van de ouders. De kinderrechter heeft de ouders en de minderjarigen gehoord en vastgesteld dat, ondanks enige verbeteringen, de situatie nog niet voldoende is om de ondertoezichtstelling te beëindigen. De ouders hebben weliswaar gemotiveerd meegewerkt aan de hulpverlening, maar er is nog veel wantrouwen en een gebrek aan communicatie tussen hen. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 12 januari 2026 en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/686038
Rekestnummer: JE RK 25-964
Datum uitspraak: 5 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1]
en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Bhulai te Den Haag,
[de vader]
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. D.K.P.K. El Fadili, die zich heeft onttrokken.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 19 mei 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 juni 2025. Gelijktijdig werd behandeld het verzoekschrift in de familiezaak met kenmerk c/09/647976/ FA RK 23-3660. Daarbij waren aanwezig:
- [naam] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder met haar advocaat;
- de vader.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 juli 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uitgesproken. De geldigheidsduur van de huidige ondertoezichtstelling loopt tot 12 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Hoewel er verbetering in de situatie van de kinderen is gekomen, is er nog steeds sprake van een ontwikkelingsbedreiging. Deze ligt voornamelijk in de complexe scheidingssituatie tussen de ouders. De visies van de ouders met betrekking tot hoe het individueel ouderschap vorm moet worden gegeven liggen ver uit elkaar waardoor zij moeizaam tot overeenstemming komen. Daarnaast heeft [minderjarige 1] nog geen contact met de vader. Met betrekking tot [minderjarige 2] wordt gezien dat zij mogelijk onvoldoende ruimte en emotionele toestemming ervaart om over haar emoties ten aanzien van beide opvoedsituaties te praten. De ingezette hulpverlening heeft het gezinspatroon nog onvoldoende doorbroken. Een verlenging van een termijn van zes maanden is wenselijk.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is blij met het contact met de jeugdbescherming maar zij vindt niet dat verdere verlenging van de ondertoezichtstelling nodig is. Zij en de vader zijn zeer gemotiveerd bezig met de hulpverlening. Dit kan in een vrijwillig kader.
4.2.
De vader is het eens met de verlening. Hij vindt wel dat er nog te weinig is ingezet op herstel van het contact met [minderjarige 1] . Het doet hem enorm veel verdriet dat hij [minderjarige 1] niet meer ziet en spreekt.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
1
Zij legt dit uit als volgt.
5.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn al lange tijd geconfronteerd geweest met spanningen en conflicten tussen de ouders waarin zij worden betrokken. Zij hebben daar enorm veel last van en ervaren lichamelijke klachten. Bij [minderjarige 1] heeft dit ertoe geleid dat zij zich volledig van haar vader heeft afgekeerd, zij vertoonde opstandig en zelfbepalend gedrag en er was sprake van schoolverzuim. Er was veel ruzie met [minderjarige 1] bij de moeder thuis waardoor [minderjarige 1] een tijd bij haar opa heeft moeten wonen. Er waren veiligheidsafspraken nodig waarbij [minderjarige 2] niet bij de moeder kon zijn als [minderjarige 1] thuis was. Een situatie waar beiden het heel moeilijk mee hadden. [minderjarige 2] heeft veel last gehad van de situatie tussen haar ouders en [minderjarige 1] . Zij is loyaal aan allen. Zij leed onder de stress wat zich lichamelijk uitte in onder meer buikpijnklachten. In het vrijwillig kader is een hoop geprobeerd maar niets leidde tot een verbetering.
In het afgelopen jaar hebben de ouders zeer gemotiveerd meegewerkt aan de hulpverlening voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , heeft moeder ook hulpverlening voor zichzelf gezocht en zijn de ouders een traject van parallel solo ouderschap gestart. Dit heeft ook op bepaalde gebieden tot resultaat geleid. Zo is de situatie tussen [minderjarige 1] en de moeder genormaliseerd en zijn er geen escalaties meer geweest. Er is rust in het gezin bij de moeder thuis gekomen.
Wat nog onvoldoende is verbeterd is de verstandhouding tussen de ouders. Er is nog veel vijandigheid te zien, gebrek aan vertrouwen in elkaar als opvoeders en een verstoorde communicatie. Omdat de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voortkomt uit de problematiek tussen de ouders is en de situatie een jaar geleden zo heftig was, vindt de kinderrechter dat het nu nog te vroeg is om de ondertoezichtstelling te beëindigen. Tussen de ouders is nog zoveel wantrouwen en gebrek aan communicatie dat zij er geen vertrouwen in heeft dat de ouders het vrijwillig kader kunnen vorm geven wanneer de regie van JBW wegvalt.
Ook moet er nog regie gevoerd worden ten aanzien van herstel van contact tussen [minderjarige 1] en de vader. FamilySupporters meldt dat er op dit moment onvoldoende draagvlak is bij [minderjarige 1] om het contact met de vader te herstellen. JBW zal met de hulpverleners, de ouders en [minderjarige 1] moeten bekijken wat er nog verder mogelijk is.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden verlengen. Dit is passend en nodig.
5.5.
Met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heeft de kinderrechter afgesproken dat zij deze beslissing van hun ouders horen.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 12 januari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2025 door mr. H.M. Boone, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. van Middelkoop als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 juni 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.