ECLI:NL:RBDHA:2025:1407

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
NL24.47810 en NL24.47811
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Senegalese eiseres met beroep tegen veilig land van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, wordt het beroep van een Senegalese eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag behandeld. De eiseres, geboren in 2004, heeft op 15 november 2024 asiel aangevraagd in Nederland, nadat zij op 12 november 2024 vanuit Senegal via Marokko naar Nederland was gereisd. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 25 november 2024, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De rechtbank beoordeelt of de afwijzing terecht was, met name in het licht van de status van Senegal als veilig land van herkomst.

De rechtbank stelt vast dat de eiseres aanvoert dat zij door haar tante wordt gedwongen om met haar veel oudere neef te trouwen en dat zij mishandeld wordt. De rechtbank oordeelt dat de identiteit en nationaliteit van de eiseres geloofwaardig zijn, maar dat de problemen met de tante niet op geloofwaardigheid zijn beoordeeld door de verweerder. De rechtbank concludeert dat Senegal als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, ondanks de uitzonderingen voor bepaalde groepen, zoals de LHBTI-groep. De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat een land als veilig kan worden aangemerkt, zelfs als er uitzonderingen zijn voor bepaalde groepen.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister de asielaanvraag van de eiseres op goede gronden heeft afgewezen. Het beroep van de eiseres wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, in aanwezigheid van mr. L. Kooring, griffier, en is openbaar gemaakt op 5 februari 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam Bestuursrecht
Zaaknummers: NL24.47810 (beroep)
NL24.47811 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] 2004, van Senegalese nationaliteit, eiseres/verzoekster, hierna: eiseres
(gemachtigde: mr. J.W.F. Menick) en
de minister van Asiel en Migratie,verweerder (gemachtigde: mr. S. Beyik).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening.
1.2.
Bij besluit van 25 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat zij niet wordt uitgezet voordat op haar beroep is beslist.
1.4.
De rechtbank heeft de zaken op 15 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, B.J. Kane als tolk in de taal Wolof en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of verweerder de asielaanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen.
Achtergrond
3. Eiseres is op [geboortedatum] 2004 geboren en is van Senegalese nationaliteit. Zij is op 12 november 2024 vanuit Senegal via Marokko naar Nederland gereisd. Zij heeft vervolgens op 15 november 2024 asiel aangevraagd in Nederland.
Asielrelaas
4. Eiseres heeft aan haar asielrelaas ten grondslag gelegd dat zij door haar tante wordt gedwongen met haar veel oudere neef te trouwen. Eiseres woont bij haar tante in en kan bij niemand anders terecht. De tante van eiseres behandelt haar als slaaf, heeft haar mishandeld en met de dood bedreigd. Zij wil niet worden uitgehuwelijkt en is daarom gevlucht naar Nederland.
Besluitvorming
5.1.
Verweerder heeft de volgende asielmotieven onderscheiden:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met de tante.
5.2.
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. De problemen met de tante van eiseres worden niet getoetst op geloofwaardigheid.1 Gebleken is dat wat er dan ook beoordeeld zou worden over de geloofwaardigheid van dit asielmotief, dit motief hoe dan ook geen aanleiding geeft tot het verlenen van een asielvergunning zoals bedoeld in artikel 28 van de Vw2. Verweerder stelt dat eiseres uit een veilig land van herkomst komt en voor deze problemen hulp van de Senegalese autoriteiten in kan schakelen. Gelet daarop wordt er geen reden gezien een standpunt in te nemen over de geloofwaardigheid van de verklaringen betreffende dit asielmotief. Omdat eiseres uit een veilig land van herkomst komt, heeft verweerder haar asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres moet Nederland onmiddellijk verlaten. Verder is haar een inreisverbod opgelegd voor de duur van 2 jaar.
Beoordeling door de rechtbank
Veilig land van herkomst
6.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder Senegal ten onrechte als veilig land van herkomst heeft aangemerkt. Eiseres verwijst naar een rapport van Human Rights Watch3 waaruit blijkt dat er in Senegal geen politieke democratie is. De oppositie wordt met geweld de kop ingedrukt, er worden op verschillende gebieden mensenrechten geschonden en er wordt gesproken van seksueel misbruik van vrouwelijke studenten, slechte behandeling van de LHBTI-groep en slechte omstandigheden van kinderen op de traditionele koranscholen. Verder verwijst eiseres naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 januari 20254.
1. Artikel 4.1, vijfde en zesde lid, van paragraaf C1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) biedt verweerder de mogelijkheid hiertoe.
2 Vreemdelingenwet 2000.
3 Senegal Events of 2023.
In die uitspraak concludeert de rechtbank Den Haag dat het arrest van het Hof van Justitie van de EU (hierna: Hof van Justitie) van 4 oktober 20245 zo moet worden begrepen dat het uitzonderen van groepen van de aanwijzing van een land als veilig land van herkomst zich niet verdraagt met die aanwijzing in de zin van de Procedurerichtlijn6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat Senegal niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, omdat dat land voor sommige groepen niet veilig is, te weten de LHBTI-groep en mensen die strafrechtelijk worden vervolgd.
6.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat Senegal terecht is aangewezen als veilig land van herkomst. Uit het arrest van het Hof van Justitie is volgens verweerder niet op te maken dat het uitzonderen van groepen van de aanwijzing dat een land veilig is ertoe moet leiden dat een land als niet veilig moet worden aangemerkt. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting aangegeven dat tegen de genoemde uitspraak van de Rechtbank Den Haag hoger beroep is ingediend7.
6.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Ter beoordeling staat de vraag of uit het arrest van het Hof van Justitie van 4 oktober 2024 volgt dat artikel 37 van de Procedurerichtlijn er ook aan in de weg staat dat een derde land, hier Senegal, als veilig land van herkomst wordt aangemerkt, in het geval er één of meer groepen zijn uitgezonderd van de aanwijzing dat dat land een veilig land van herkomst is.
6.4.
De aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst is laatstelijk met de herbeoordeling van 21 augustus 2023 voortgezet, met uitzondering van LHBTI en personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging.8
6.5.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) is het mogelijk om een land als veilig land van herkomst aan te wijzen met een uitzondering voor één of meer groepen. In haar uitspraak van
1 februari 20179 oordeelt de Afdeling dat een aanwijzing van een land als veilig land van herkomst met een uitzondering voor een bepaalde groep niet in strijd is met de Procedurerichtlijn.
6.6.
In het arrest van het Hof van Justitie wordt geoordeeld dat artikel 37 van de Procedurerichtlijn zo moet worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een land als veilig land van herkomst wordt aangewezen, wanneer bepaalde delen van zijn grondgebied niet voldoen aan de voorwaarden voor die aanwijzing. Het Hof van Justitie komt tot de conclusie dat een land pas mag worden opgenomen op de lijst van veilige landen van herkomst, als op het gehele grondgebied geen sprake is van vervolging (artikel 1A, tweede lid, van het Vluchtelingenverdrag10), foltering of onmenselijke behandeling (artikel 3 van het EVRM11), of willekeurig geweld als gevolg van een gewapend conflict (artikel 15c van
5 Zaak C-406/22, ECLI:EU:C:2024:841.
6 Richtlijn 2013/32/EU.
7 Alsmede tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 8 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:190, waarin ook is geoordeeld dat verweerder Senegal ten onrechte als veilig land heeft aangemerkt.
8 Kamerbrief van 21 augustus 2023, Kamerstukken II, 2022/23, 19 637, nr. 3159.
10 Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
11 Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
de Kwalificatierichtlijn12). De reden hiervoor is, onder andere, dat in artikel 37 van de Procedurerichtlijn alleen wordt gesproken over ‘landen’, zonder enige indicatie dat daaronder ook ‘delen van landen’ kunnen worden begrepen.
6.7.
In het arrest van het Hof van Justitie wordt geen oordeel gegeven over de vraag of artikel 37 van de Procedurerichtlijn ook in de weg staat aan het uitzonderen van één of meer groepen van de aanwijzing van een land als veilig land van herkomst. Over die vraag zijn prejudiciële vragen gesteld door het Tribunale ordinario di Firenze (Italië) op 4 juni 202413 die op dit moment nog niet zijn beantwoord. De primaire prejudiciële vraag die gesteld is, luidt:
Moet, primair, het Unierecht, en in het bijzonder de artikelen 36, 37 en 46 van de Richtlijn 2013/32/EU, aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een lidstaat een land als veilig land van herkomst aanmerkt met uitsluiting van categorieën personen die gevaar lopen, op wie het vermoeden van veiligheid niet van toepassing is, en kan het land als geheel in dat geval niet als veilig land van herkomst in de zin van de richtlijn worden beschouwd?
6.8.
De rechtbank ziet in het arrest van het Hof van Justitie geen reden om af te wijken van de genoemde vaste rechtspraak van de Afdeling. De rechtbank zal niet vooruitlopen op de nog door het Hof van Justitie te nemen prejudiciële beslissing. De Afdeling heeft ook nog geen uitspraak gedaan op de hoger beroepen in de hiervoor genoemde zaken van de rechtbank Den Haag. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat de Procedurerichtlijn zich er niet tegen verzet dat Senegal als veilig land van herkomst is aangewezen ook al zijn er groepen uitgezonderd van die aanwijzing.
6.9.
De rechtbank merkt hierbij op dat bij die prejudiciële beslissing mogelijk een rol zal spelen dat de Procedurerichtlijn met ingang van 12 juni 2026 wordt ingetrokken en wordt vervangen door de Asielprocedureverordening14. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 4 oktober 202415 aandacht besteed aan artikel 61, tweede lid, van die verordening, dat luidt:
Bij de aanwijzing op zowel het niveau van de Unie als nationaal niveau van een derde land als veilig land van herkomst kunnen uitzonderingen worden gemaakt voor specifieke delen van zijn grondgebied of voor duidelijk identificeerbare categorieën personen.
De Uniewetgever heeft dus in deze nieuwe verordening expliciet geregeld dat de lidstaten bij de aanwijzing van een derde land als veilig land van herkomst uitzonderingen kunnen maken voor ‘duidelijk identificeerbare categorieën personen’. Of dit betekent dat het maken van die uitzonderingen volgens de Procedurerichtlijn niet kan en de vaste rechtspraak van de Afdeling dus onjuist is, is een vraag die het Hof van Justitie in zijn nog te nemen prejudiciële beslissing zal beantwoorden. De rechtbank heeft vooralsnog geen reden aan te nemen dat het Hof van Justitie tot die conclusie zal komen. Bovendien wordt eiseres op dit moment in grensdetentie gehouden, zodat aanhouding van de behandeling van de zaak om op die beslissing te wachten niet is aangewezen.
12 Richtlijn 2013/33/EU.
13 Zaak C-388/24, Oguta.
14 Verordening (EU) 2024/1348.
15 Zie punt 82.
6.10.
De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder Senegal niet ten onrechte heeft aangewezen als veilig land van herkomst. Deze grond slaagt niet.
De problemen met de tante
7.1.
Verweerder heeft het asielmotief over de problemen met de tante van eiseres niet op geloofwaardigheid beoordeeld. Dit is mogelijk op grond het beleid van verweerder, dat is neergelegd in de Vc. In artikel 4.1, vijfde lid, van de Vc is bepaald dat de geloofwaardigheid van de relevante elementen wordt beoordeeld, tenzij er reden is de relevante elementen enkel te beoordelen op zwaarwegendheid. In dat geval wordt de geloofwaardigheid van de relevante elementen kenbaar in het midden gelaten. Uit het zesde lid van deze bepaling volgt dat de zwaarwegendheid van de relevante elementen waarvan de geloofwaardigheid in het midden is gelaten, wordt beoordeeld.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat een beoordeling van de geloofwaardigheid van dit asielmotief in het midden kan worden gelaten. Eiseres is afkomstig uit Senegal, dat in het algemeen wordt gezien als een veilig land van herkomst. Uit de verklaringen van eiseres is niet gebleken dat Senegal voor haar persoonlijk niet veilig is. Zij heeft niet aangevoerd dat zij onder een uitzonderingscategorie valt en dat, indien haar tante eiseres iets wil aandoen, er voor eiseres geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen in de huidige situatie bescherming van de Senegalese autoriteiten in te roepen. Ook is niet gebleken dat eiseres heeft geprobeerd om hulp of bescherming van de Senegalese autoriteiten te krijgen. De verwijzing naar het rapport van Human Rights Watch verandert dit oordeel ook niet. Eiseres valt niet onder de uitgezonderde categorieën personen. Hierdoor is door eiseres niet aannemelijk gemaakt dat Senegal ten aanzien van haar persoonlijk zijn verplichtingen niet na zou komen om haar te beschermen.
Bewaring
8.1.
Tot slot stelt eiseres zich op het standpunt dat de voortduring van de grensdetentie onrechtmatig is, nu op het beroep niet binnen vier weken is beslist. Daarnaast verblijft eiseres momenteel in het Justitieel Complex Schiphol, waar mannen en vrouwen op dezelfde afdeling verblijven. Dit is in strijd met de Opvangrichtlijn16. De bewaring van eiseres moet worden opgeheven. Subsidiair stelt eiseres dat de grensdetentie zo spoedig mogelijk op een andere locatie dan op Schiphol moet worden uitgevoerd.
8.2.
De rechtbank kan geen oordeel geven over de vrijheidsontnemende maatregel. In deze procedure ligt alleen het beroep van eiseres in de asielzaak ter beoordeling voor. Als eiseres de grensdetentie getoetst zou willen zien door een rechter, dan moet zij daartegen beroep instellen.

Conclusie

9. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de asielaanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond.
16 Richtlijn 2013/33/EU.
10. Omdat de rechtbank nu beslist op het beroep van eiseres, is er voor het treffen van de voorlopige voorziening geen reden meer. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: NL24.47810,
- verklaart het beroep ongegrond,
in de zaak geregistreerd onder nummer: NL24.47811,
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L. Kooring, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het betreft de beslissing op het beroep, hoger beroep worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De indiener van het hoger beroep kan de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening te treffen. Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.