ECLI:NL:RBDHA:2025:14121

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
C/09/680860 / FA RK 25-1431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken en informatieregeling in een ouderschapskwestie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 14 juli 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders van een minderjarig kind. De moeder en de vader, die gezamenlijk gezag uitoefenen, hebben een affectieve relatie gehad en zijn de ouders van een minderjarige die bij de moeder woont. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere uitspraken en verzoeken van beide ouders, waarbij de moeder een wijziging van de zorgregeling heeft verzocht en de vader zelfstandig ook om wijziging heeft gevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de band tussen de ouders ernstig verstoord is en dat zij niet in staat zijn om in het belang van hun kind samen te werken. De rechtbank heeft besloten dat de minderjarige gedurende de eerste drie maanden bij de vader zal zijn volgens een vastgesteld schema, en dat de ouders elkaar maandelijks zullen informeren over de ontwikkeling van hun kind. Tevens is er een informatieregeling vastgesteld, waarbij de ouders elkaar na elke overdracht kort informeren over de gang van zaken. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om inloggegevens van het kinderdagverblijf te ontvangen afgewezen, maar heeft de moeder aangespoord om de informatie die zij ontvangt tijdig door te geven aan de vader. De rechtbank heeft de ouders doorverwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor ouderschapsbemiddeling, en zal de definitieve beslissing over de zorgregeling aanhouden tot na dit traject.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-1431 (bodemprocedure)
FA RK 25-1432 (223 Rv)
Zaaknummer: C/09/680860 (bodemprocedure)
C/09/680861 (223 Rv)
Datum beschikking: 14 juli 2025
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, informatieregeling en voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
Beschikkingop het op 5 februari 2025 bij de rechtbank Rotterdam ingekomen en vervolgens op 25 februari 2025 bij deze rechtbank ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H. Devkinandan te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N.P.M. Planthof te Goes.

Procedure

Bij beschikking van 24 februari 2025 heeft de rechtbank Rotterdam de zaak, in de stand waarin die zich op dat moment bevond, verwezen naar deze rechtbank.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de doorverwijzingsbeschikking;
  • het verweerschrift;
  • het F9-formulier van de zijde van de moeder van 11 juni 2025, met bijlagen.
Op 16 juni 2025 zijn de zaken gevoegd behandeld op de zitting van deze rechtbank. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Van de zijde van de moeder zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] .
  • De vader heeft de minderjarige erkend.
  • De minderjarige heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit.
  • Bij vonnis van 6 augustus 2024 van de rechtbank Rotterdam is – voor zover hier van belang – een voorlopige zorgregeling bepaald waarbij de minderjarige bij de vader zal zijn:
- De eerste twee weken op zaterdagen en woensdagen van 12.00 uur tot 15.00 uur onder begeleiding van de moeder van de vader of een ander als zij met vakantie is;
- de twee daarop volgende weken op zaterdagen en woensdagen van 10.00 uur tot 17.00 uur onder begeleiding van de moeder van de vader of een andere derde als zij met vakantie is;
- de weken daarop volgend op zaterdag en woensdagen van 10.00 uur tot 17.00 uur zonder begeleiding.

Verzoek en verweer

In de procedure met zaaknummer C/09/680861
De moeder verzoekt bij wijze van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv:
- te bepalen dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal worden vastgelegd, waarbij [minderjarige] bij de vader is:
- in de even weken op zaterdag en op woensdag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
- in de oneven weken op zaterdag en woensdag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
- te bepalen dat partijen elkaar een keer in de maand zullen informeren aangaande de ontwikkelingen van [minderjarige] , behoudens de overdrachtsinformatie die na elke overdracht zal worden verstrekt aan de andere ouder, beperkt tot maximaal een halve A4-pagina;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
In de procedure met zaaknummer C/09/680860
De moeder verzoekt:
- te bepalen dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal worden vastgelegd, waarbij [minderjarige] bij de vader is:
- in de even weken op zaterdag en op woensdag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
- in de oneven weken op zondag en woensdag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
- te bepalen dat partijen elkaar een keer in de maand zullen informeren aangaande de ontwikkelingen van [minderjarige] , behoudens de overdrachtsinformatie die na elke overdracht zal worden verstrekt aan de andere ouder, beperkt tot maximaal een halve A4-pagina;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarbij verzoekt hij zelfstandig:
-
primaireen zorgregeling vast te stellen als volgt:
- [minderjarige] is de eerste vier weken van woensdag 09.00 uur tot donderdag 10.00 uur en zaterdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader;
- [minderjarige] is de daaropvolgende vier weken:
- van zondag 19.00 uur tot woensdag 09.00 uur bij de moeder;
- van woensdag 09.00 uur tot zaterdag 10.00 uur bij de vader;
- van zaterdag 10.00 uur tot woensdag 09.00 uur bij de moeder;
- van woensdag 09.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader;
- [minderjarige] is na de voorgaande acht weken om de week een volledige week bij de vader en een volledige week bij de moeder, waarbij het wisselmoment op zondag om 16.00 uur zal plaatsvinden;
- waarbij het halen en brengen bij helfte tussen partijen wordt verdeeld;
  • subsidiair: een zorgregeling vast te stellen zoals de rechtbank in goede justitie juist acht;
  • te bepalen dat [minderjarige] van 4 augustus 2025 10.00 uur tot 10 augustus 16.00 uur bij de vader verblijft;
  • te bepalen dat de moeder de inloggegevens van het online portaal c.q. de ouder app van het kinderdagverblijf aan de vader dient te verstrekken;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.

Beoordeling

In de procedure met zaaknummer C/09/680861
Voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
Op grond van het eerste lid van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Op grond van het tweede lid moet deze vordering samenhangen met de hoofdvordering. In een verzoekschriftprocedure kan een voorlopige voorziening naar analogie van artikel 223 Rv worden verzocht (Hoge Raad 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533).
Nu de rechtbank in de bodemprocedure een beslissing neemt over hetzelfde onderwerp als in de voorlopige voorzieningenprocedure, zal de rechtbank het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen bij gebrek aan belang.
In de procedure met zaaknummer C/09/680860
Wijziging zorgregeling
De moeder verzoekt een wijziging van de zorgregeling, in die zin dat [minderjarige] de ene week op woensdag en zaterdag bij de vader is, en de andere week op woensdag en zondag. De moeder heeft grote zorgen over de opvoedkwaliteiten van de vader. Zij vindt daarom dat er nog geen uitbreiding van de zorgregeling kan zijn.
De vader heeft zelfstandig ook om wijziging van de zorgregeling verzocht. Door middel van een opbouwschema hoopt de vader na acht weken op een co-ouderschapsregeling te zitten, waarbij [minderjarige] de ene week bij de moeder is en de andere week bij de vader. De vader herkent zich niet in de door de moeder geschetste zorgen.
Op grond van artikel 1:253a, vierde lid, in samenhang met artikel 1:377e, eerste lid, BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of één van hen een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechtbank overweegt allereerst dat de band tussen de ouders ernstig verstoord is. Het lukt de ouders niet om in het belang van [minderjarige] het ouderschap samen vorm te geven. Om aan de onderlinge band als ouders te werken, en om de praktische problemen waar beiden tegenaan lopen te kunnen bespreken, zijn de ouders met hun instemming en uitgesproken bereidheid daaraan mee te zullen werken na de zitting doorverwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject ouderschapsbemiddeling.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat op dit moment een regeling loopt waarbij er twee dagen per week omgang tussen de vader en [minderjarige] is en het halen en brengen tussen de ouders wordt gedeeld. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat [minderjarige] niet veilig is bij de vader. De moeder vraagt ook geen beperking van de zorgregeling, waarin de rechtbank begrijpt dat haar zorgen niet dermate groot zijn dat de verwachting is dat [minderjarige] niet veilig is. De door de moeder naar voren gebrachte zorgen zien met name op problemen als ex-partners en daar gaat aan gewerkt worden in het traject van ouderschapsbemiddeling. De rechtbank ziet alles overwegende ruimte voor een uitbreiding in de zorgregeling, maar op dit moment niet op de wijze zoals door de vader is verzocht.
De rechtbank bepaalt dat [minderjarige] gedurende de eerste drie maanden na de beschikking, bij de vader zal zijn volgens het volgende tweewekelijkse schema:
in week 1:
  • woensdag van 10.00 uur tot donderdag 10.00 uur;
  • zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
in week 2:
  • woensdag van 10.00 uur tot donderdag 10.00 uur;
  • zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur.
Na deze drie maanden zal de volgende regeling gelden, waarbij [minderjarige] bij de vader is:
in week 1:
  • woensdag 10.00 uur tot donderdag 10.00 uur;
  • vrijdag 16.00 uur tot zaterdag 17.00 uur in week 1.
in week 2:
  • woensdag 10.00 uur tot donderdag 10.00 uur;
  • zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur.
Het halen en brengen wordt tussen de ouders gedeeld.
Omdat de ouders over en weer beschuldigingen uiten en er al de nodige hulpverlening betrokken is geweest, acht de rechtbank het wenselijk om een vinger aan de pols te houden.
De rechtbank zal de definitieve beslissing met betrekking tot de zorgregeling zes maanden aanhouden, in afwachting van de ouderschapsbemiddeling. De rechtbank verzoekt aan de Raad voor de Kinderbescherming bij een niet positief verlopen traject van ouderschapsbemiddeling te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is en, indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten en aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen.
De rechtbank zal het verzoek van de vader met betrekking tot de zomervakantie van 4 augustus 2025 10.00 uur tot 10 augustus 16.00 uur afwijzen. Volgens de opbouwregeling die de rechtbank hiervoor bepaald heeft, is [minderjarige] elke week één nacht bij de vader en loopt deze regeling door in de zomervakantie. De rechtbank vindt het niet in het belang van [minderjarige] om tijdens de opbouw daarvan af te wijken.
Informatieregeling
De moeder vindt het belangrijk dat de ouders elkaar over en weer informeren over [minderjarige] , omdat zij beiden zorg voor hem dragen. Omdat het contact tussen de ouders niet altijd goed verloopt, wil de moeder dat er een duidelijke informatieregeling komt, zodat het duidelijk is wat er over en weer gedeeld moet worden, maar waardoor het contact verder beperkt kan blijven. Deze informatieregeling staat volgens de moeder wel los van de overdrachtsinformatie na de omgangsmomenten. Het is van belang dat de ouders elkaar na elke overdracht kort informeren over hoe het ging.
De vader heeft zich niet verweerd tegen de door de moeder verzochte informatieregeling.
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van één van hen op grond van artikel 1:253a eerste en tweede lid onder c BW een informatie- en consultatieregeling vaststellen. In een voorkomend geval beproeft de rechtbank gelet op het vijfde lid van artikel 1:253a BW eerst een vergelijk tussen de ouders voordat zij een beslissing neemt.
Omdat de ouders het eens zijn over dat er een informatieregeling moet komen, zal de rechtbank het verzoek toewijzen, waarbij geen beperking wordt opgelegd ten aanzien van de omvang van informatie die een ouder zal verstrekken. De ouders zullen elkaar over en weer eenmaal per maand informeren over [minderjarige] . Het gaat dan met name om informatie over zijn algemene ontwikkeling, over de kinderopvang en eventuele sporten in de toekomst. Los van deze informatieregeling gaat de rechtbank er vanuit dat de ouders elkaar na elke overdracht ook kort informeren, bijvoorbeeld over hoe [minderjarige] heeft geslapen en gegeten.
Inloggegevens
De vader verzoekt te bepalen dat de moeder de inloggegevens van het online portaal c.q. de ouder app van het kinderdagverblijf aan de vader moet geven. De vader vindt het belangrijk om de informatie en foto’s rechtstreeks van het kinderdagverblijf te ontvangen
De moeder heeft aangegeven dat het kinderdagverblijf tegen haar heeft gezegd dat slechts één ouder kan inloggen in de app. De moeder heeft daarbij wel toegezegd dat zij zo snel mogelijk alle informatie die zij ontvangt zal doorsturen naar de vader.
De rechtbank overweegt als volgt. De moeder heeft aangegeven dat de inloggegevens niet gedeeld kunnen worden. De rechtbank kan niet vaststellen of dit inderdaad niet mogelijk is. Omdat de vader echter ook recht heeft op informatie, lijkt het de rechtbank verstandig als de ouders het nog een keer met de kinderopvang bespreken. Wellicht is er toch een oplossing denkbaar. Zolang dit niet het geval is, is het aan de moeder om de informatie en de foto’s die zij ontvangt tijdig naar de vader toe te sturen. De moeder heeft op de zitting ook toegezegd dat zij dit vlot zal doen. De rechtbank gaat ervan uit dat de moeder zich hieraan houdt, zodat de vader voorzien is van alle informatie. De rechtbank zal het verzoek van de vader afwijzen.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 augustus 2024 – :
in de procedure met zaaknummer C/09/680860:
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2023 te [geboorteplaats] ,
voorlopigbij de vader zal zijn:
gedurende de eerste drie maanden
- in week 1:
- woensdag van 10.00 uur tot donderdag 10.00 uur;
- zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
- in week 2:
- woensdag van 10.00 uur tot donderdag 10.00 uur;
- zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur.
-
na deze drie maanden, dus vanaf halverwege oktober 2025
- in week 1:
- woensdag 10.00 uur tot donderdag 10.00 uur;
- vrijdag 16.00 uur tot zaterdag 17.00 uur in week 1.
- in week 2:
- woensdag 10.00 uur tot donderdag 10.00 uur;
- zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur;
waarbij het halen en brengen bij helfte tussen de ouders wordt gedeeld;
*
bepaalt dat partijen elkaar een keer in de maand schriftelijk zullen informeren aangaande de ontwikkelingen van [minderjarige] , behoudens de overdrachtsinformatie die na elke overdracht zal worden verstrekt aan de andere ouder;
*
wijst af het verzoek van de vader ten aanzien van de vakantie van 4 augustus 2025 10.00 uur tot 10 augustus 16.00;
*
wijst af het verzoek van de vader ten aanzien van de inloggegevens;
*
stelt vast dat partijen, te weten:
[de moeder] (moeder),
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
en
[de vader] (vader),
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar het Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar: Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1, 2273 CW Voorburg;
bepaalt dat de ouders de rechtbank vóór na te melden pro forma datum informeren over het verloop van voornoemd traject;
bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank rapporteert over het verloop van voornoemd traject, met kopie aan beide ouders en daarvan, indien het traject niet positief is afgerond, gelijktijdig een afschrift aan de Raad voor de Kinderbescherming stuurt;
bepaalt dat de griffier binnen één week na ontvangst van de rapportage van een niet positief afgerond traject een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming toestuurt;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming bij een niet positief verlopen traject te bezien of raadsonderzoek noodzakelijk is met inachtneming van wat de rechtbank daarover in de overwegingen heeft overwogen, de rechtbank daarover binnen twee weken te informeren en, indien dat onderzoek noodzakelijk geacht wordt, dit onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de zorgregeling en de proceskostenaan tot
15 januari 2026 pro forma;
in de procedure met zaaknummer C/09/680861:
*
wijst af het verzoek van de moeder tot het treffen van voorlopige voorzieningen ex artikel 223 Rv.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.D.A. Geleijns, kinderrechter, bijgestaan door mr. E.M. van Middelkoop als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2025.