Op 19 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om voortzetting van de crisismaatregel die op 14 juli 2025 was genomen. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat betrokkene, geboren in 1998, momenteel dakloos is en verblijft in een accommodatie. De advocaat van betrokkene pleitte voor voortzetting van de maatregel, zodat betrokkene de tijd zou hebben om een geschikte woonruimte te vinden. De arts die betrokkene had onderzocht, verklaarde echter dat betrokkene geen psychotische symptomen vertoonde en dat een gedwongen opname averechts zou kunnen werken. De rechtbank oordeelde dat er op dat moment geen sprake was van een psychiatrisch toestandsbeeld dat tot ernstig nadeel leidde, en dat de voortzetting van de crisismaatregel niet doelmatig of effectief zou zijn. Daarom werd het verzoek van de officier van justitie afgewezen. De beschikking werd gegeven door mr. T.E.F. Reijnders, met mr. A. Laverman als griffier, en is vastgesteld op 1 juli 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.