ECLI:NL:RBDHA:2025:14164
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag in het kader van tijdelijke bescherming voor Oekraïners
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. K. Kanters, omdat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft eerder, op 12 november 2024, het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen. De minister ging in verzet tegen deze uitspraak, wat leidde tot een nieuwe uitspraak op 14 april 2025, waarin het verzet gegrond werd verklaard en de eerdere uitspraak verviel. De zitting vond plaats op 8 juli 2025, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene een ingebrekestelling moet indienen. Eiser had zijn aanvraag op 24 mei 2022 ingediend, en de beslistermijn zou op 24 november 2022 verstrijken. De minister heeft eiser meerdere keren geïnformeerd over de toepasselijkheid van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB). De rechtbank stelt vast dat eiser onder de RTB valt, wat invloed heeft op de beslistermijnen voor asielaanvragen.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van eiser op 18 juli 2024 prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet verstreken was. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep wegens niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en bekendgemaakt op 14 juli 2025.