ECLI:NL:RBDHA:2025:14304

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/688951 / KG RK 25-1005
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechter E. Kouwenhoven

Op 29 juli 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die de rechter, mr. E. Kouwenhoven, wilde wraken. De verzoeker stelde dat de rechter bij haar beoordeling feiten verzint in plaats van deze op een juiste wijze vast te stellen, wat hij eerder ook in andere zaken had ervaren. De wrakingskamer oordeelde echter dat de verzoeker zijn stelling onvoldoende had toegelicht, terwijl een dergelijke toelichting wel verwacht mocht worden. Hierdoor was er geen aanleiding om het verzoek toe te wijzen. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er bijzondere omstandigheden zijn die de objectieve onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. In dit geval was er geen reden voor een mondelinge behandeling van het verzoek, en het verzoek werd dan ook afgewezen. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/47
zaak- /rekestnummer: C/09/688951 / KG RK 25-1005
Beslissing van 29 juli 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde: A.M.H. Hogervorst,
strekkende tot de wraking van
mr. E. Kouwenhoven,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek, ingekomen bij deze rechtbank op 15 juli 2025.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR AWB 24/7160 BESLU. Deze zaak betreft het beroep dat verzoeker heeft ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst van 16 juli 2024 (hierna: de hoofdzaak).
2.2.
De inhoud van het schriftelijke wrakingsverzoek luidt als volgt:
“ [verzoeker] heeft opgemerkt dat de rechter Kouwenhoven; niet gewenst is; om reden dat: deze;
dus anders dan de échte feiten (zoals deze weergegeven zijn); daarentegen zélf andere feiten verzint; en deze in de plaats stelt; met als juridisch gevolg; dat deze dan daardoor tot juridische feiten worden (verheven). Dat is ons bekend uit ervaringen uit eerdere cases. (waarvan dientengevolge dus herzieningscases dus zullen moeten gaan volgen!)”

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Verzoeker wraakt de rechter omdat zij, hetgeen verzoeker eerder in andere zaken ook heeft ervaren, bij haar beoordeling feiten verzint in plaats van deze op een juiste wijze vast te stellen. Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft verzoeker de stelling echter onvoldoende toegelicht, terwijl die toelichting wel van verzoeker verwacht had mogen worden. Reeds daarom is het verzoek niet toewijsbaar.
3.3.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling van een wrakingsverzoek is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.F. Baaij, J.E. Bierling en D.E. Alink, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.