ECLI:NL:RBDHA:2025:14309

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
09/275459-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid van bestuurder

Op 1 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 juni 2024 betrokken was bij een verkeersongeval in Sassenheim. De verdachte, geboren in 1985, was als bestuurder van een motorrijtuig roekeloos en onoplettend geweest, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel bij een voetganger. Tijdens de zitting op 18 juli 2025 heeft de officier van justitie, mr. A.C.M. Beneken, gepleit voor bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.D.J. De Bruijn, aanvoerde dat er slechts sprake was van een kort moment van onoplettendheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de voetgangersoversteekplaats, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, en dat het letsel van de voetganger, waaronder wonden aan het hoofd en gebroken botten, als zwaar lichamelijk letsel moet worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/275459-24
Datum uitspraak: 1 augustus 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [BRP-adres] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
Feitelijke verblijfplaats: [adres] , [postcode 2] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 18 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C.M. Beneken en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R.D.J. De Bruijn naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juni 2024 te Sassenheim, gemeente Teylingen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Hoofdstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- een voetgangersoversteekplaats te naderen, en/of
- vervolgens te zwaaien naar tegemoet komend verkeer, en/of
- het tegemoetkomende verkeer in zijn linker zijspiegel te volgen, en/of
- onvoldoende aandacht te hebben voor het overige verkeer, en/of
- onvoldoende aandacht te hebben voor voetgangers op de voetgangersoversteekplaats, en/of
- niet tijdig zijn voertuig tot stilstand heeft gebracht voor de voetgangersoversteekplaats,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een wond op het hoofd, en/of scheurwonden in het gelaat, en/of letsel aan het neustussenschot, en/of botbreuken in het neusbeen en de bovenkaak, en/of een forse breuk in het tandbeen tussen de bovenste hoektanden waarbij de rechterhoektand en alle snijtanden uit de mond zijn geslagen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde, in die zin dat sprake is geweest van aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig handelen van de verdachte waardoor aan het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat geen sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid omdat sprake was van een tijdelijk, kort moment van onoplettendheid in het verkeer en de verdachte om die reden dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 3 juni 2024 omstreeks 07.50 uur een verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de Hoofdstraat te Sassenheim waarbij de verdachte met zijn auto een voetganger heeft geraakt die op dat moment een voetgangersoversteekplaats (zebrapad) overstak. De voetganger heeft daardoor letsel opgelopen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het rijgedrag van de verdachte niet is aan te merken als roekeloos.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de verdachte schuld heeft gehad aan dit ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Het begrip ‘schuld’ in artikel 6 WVW betekent: ‘verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid’. Het komt erop aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. De rechtbank moet dat beoordelen aan de hand van het geheel van de gedragingen van de verdachte. Dat een ongeval ernstige gevolgen heeft, is niet genoeg om zonder meer aan te nemen dat de verdachte schuld heeft. Bij de beoordeling zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Door de verdediging is bepleit dat het rijgedrag van de verdachte ook niet aanmerkelijk onvoorzichtig was, omdat slechts sprake was van een kort moment van onoplettendheid. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte slechts één moment niet heeft opgelet, namelijk toen de verdachte in zijn linker zijspiegel in plaats van naar voren keek.
De rechtbank overweegt dat de verkeerssituatie op de locatie van het ongeluk een speciale oplettendheid vraagt. Het incident heeft immers plaatsgevonden op een oversteekplaats voor voetgangers (een zogenoemd zebrapad). Dit zebrapad was duidelijk aangegeven met een verkeersbord en strepen op de weg. De verdachte was blijkens zijn verklaring bekend met de betreffende weg en het feit dat er op deze plek een zebrapad was.
Uit de verklaring van de verdachte volgt dat hij voorafgaand aan het ongeval heeft gezwaaid naar twee voor hem bekende vrouwen die hem aan zijn linkerzijde fietsend tegemoet kwamen en dat hij vervolgens in zijn linker zijspiegel heeft gekeken om te zien of hij een reactie van hen kreeg. De verdachte heeft verklaard dat hij de voetgangster in het geheel niet heeft gezien tot het moment dat hij weer naar voren keek en haar op het zebrapad zag. Toen kon de verdachte niet meer tijdig remmen. De voetgangster – het latere slachtoffer – heeft verklaard dat zij vanuit de zijstraat kwam lopen, vanuit het perspectief van de verdachte vanaf rechts. Zij heeft verklaard dat zij voor het zebrapad heeft gewacht tot een fietser gepasseerd was en dat zij daarna het zebrapad is opgelopen.
Dat de verdachte de voetgangster niet heeft zien komen aanlopen, niet heeft zien wachten bij het zebrapad, en haar pas heeft gezien op het moment dat zij al op het zebrapad liep, betekent dat de verdachte gedurende meerdere seconden afgeleid is geweest tijdens het naderen van een zebrapad. De rechtbank is van oordeel dat dit verder gaat dan een kort moment van onoplettendheid.
De vorengenoemde omstandigheden leiden de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het slachtoffer door het ongeval letsel heeft opgelopen. Het letsel bestond onder meer uit wonden op het hoofd en in het gezicht, een gebroken neus, bovenkaak en tandbeen. Ook waren de rechterhoektand en alle snijtanden uit de mond geslagen. Het slachtoffer is opgenomen in het ziekenhuis en is behandeld door een kaakchirurg. Volgens de forensisch arts zal het gebit niet volledig herstellen en zullen de wonden in het gelaat littekens achterlaten.
Vanwege de ernst van het letsel, de hersteltijd, en de onzekerheid van herstel, kwalificeert het letsel naar het oordeel van de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op of omstreeks 3 juni 2024 te Sassenheim, gemeente Teylingen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Hoofdstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- een voetgangersoversteekplaats te naderen, en
- vervolgens te zwaaien naar tegemoet komend verkeer, en
- het tegemoetkomende verkeer in zijn linker zijspiegel te volgen, en
- onvoldoende aandacht te hebben voor het overige verkeer, en
- onvoldoende aandacht te hebben voor voetgangers op de voetgangersoversteekplaats, en
- niet tijdig zijn voertuig tot stilstand heeft gebracht voor de voetgangersoversteekplaats,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een wond op het hoofd, en scheurwonden in het gelaat, en letsel aan het neustussenschot, en botbreuken in het neusbeen en de bovenkaak, en een forse breuk in het tandbeen tussen de bovenste hoektanden waarbij de rechterhoektand en alle snijtanden uit de mond zijn geslagen
.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis en een rijontzegging voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft medegedeeld dat bij een bewezenverklaring de verdachte bereid is om de straf op zich te nemen en heeft verzocht om in het bijzonder rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als loodgieter en voor zijn gezin met vijf (jonge) kinderen. De raadsman heeft bepleit om, indien de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid overweegt, deze geheel voorwaardelijk op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte is met zijn auto op een oversteekplaats tegen een overstekende voetgangster aangereden terwijl zijn blik niet op de weg voor hem was gericht. Dit heeft zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer tot gevolg gehad. Ter terechtzitting heeft het slachtoffer aangegeven dat het ongeluk nog altijd impact op haar leven heeft. Zij heeft een lange tijd niet kunnen werken en ervaart nu, meer dan een jaar later, nog steeds psychische klachten door het ongeval.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 maart 2025 waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Strafrechters (LOVS) als vertrekpunt genomen. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval door aanmerkelijke schuld geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur en onvoorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen, omdat zij de houding van de verdachte als strafmatigend meeweegt. Uit de houding van de verdachte ter terechtzitting blijkt dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en dat het hem zwaar valt hoe ernstig de gevolgen van het ongeval voor het slachtoffer zijn. De verdachte heeft bovendien ter terechtzitting verklaard met het slachtoffer te hebben gesproken en zijn excuses te hebben aangeboden.
De rechtbank komt, net als de officier van justitie, tot de conclusie dat de combinatie van een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke rijontzegging passend is gelet op de ernst van het feit en de persoonlijke situatie van de verdachte.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor van hierna te omvang en duur passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
80 (TACHTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
40 (VEERTIG) DAGEN;
veroordeelt verdachte voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor
6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat deze bijkomende straf
niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.C. Bannink, voorzitter,
mr. E.C. Kole, rechter,
mr. J.M. Meester, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A. Copier, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2025.