ECLI:NL:RBDHA:2025:14311

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
09/349361-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Helpdeskfraude door babbeltruc met ernstige gevolgen voor slachtoffers

Op 1 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een serie oplichtingen en diefstallen door middel van babbeltrucs. De verdachte, geboren in 2006, werd beschuldigd van het zich voordoen als bankmedewerker en het afhandig maken van bankpassen, pincodes en sieraden van voornamelijk oudere slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 23 augustus 2024 tot en met 24 oktober 2024 meerdere slachtoffers heeft benaderd, waarbij zij hen onder valse voorwendselen heeft bewogen tot de afgifte van hun bezittingen. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft geoordeeld dat de bewezenverklaarde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 318 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en haar kwetsbare positie ten tijde van de feiten. De slachtoffers, die tussen de 70 en 86 jaar oud waren, hebben niet alleen financiële schade geleden, maar ook emotionele schade door de oplichtingen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 5.522,14 vorderde, deels toegewezen tot een bedrag van € 5.022,14 aan materiële schade, maar de vordering tot immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte verbeurd verklaard, omdat deze is gebruikt bij de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/349361-24
Datum uitspraak: 1 augustus 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 18 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C.M. Beneken en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. V.A. van Biljouw naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de tenlastegelegde feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024397415, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden - Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 2496).
De onderstaande bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen – worden gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens de inhoud betrekking heeft.
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 18 juli 2025;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 24 augustus 2024 (p. 105 en p. 106);
3. Het geschrift, te weten 'ABN AMRO Bij- en afschrijvingen' (p. 109);
4. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 3 september 2024 (p. 130 tot en met p. 134);
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 september 2024 (p. 138);
6. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 12 september 2024 (p. 162 tot en met p. 165);
7. Het geschrift, te weten 'Geldmaat [geldmaat] ' (p. 172 en 173);
8. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] , opgemaakt op 11 september 2024 (p. 211 en p. 212);
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 november 2024 (p. 333 en p. 334);
10. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , opgemaakt op 24 oktober 2024 (p. 351);
11. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] , opgemaakt op 15 november 2024 (p. 373 tot en met p. 377).
3.2.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
zij in de periode van 23 augustus 2024 tot en met
11 september2024 te Oegstgeest, Warmond, Sassenheim
en't Loo Oldebroek tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam 1] , en
- [naam 2] , en
- [naam 3] , en
- [naam 4] ,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens,
te weten
- een of meer sieraden, en/of
- een of meer bankpassen en/of creditcards, en/of
- een of meer pincodes, en/of
door
- zich telefonisch voor te doen als een medewerker van een bank en/of financiële instelling, en/of
- te vragen of er grote bedragen van de betaalpas/rekening waren afgeschreven en/of er een of twee bankpas(sen) waren aangevraagd, en/of
- te vragen of een ontvangen adreswijziging juist is, en/of
- mede te delen dat er iets mis is met de bankrekening en/of (onbekende) personen een (overboekings)limiet wil verhogen en/of een lening willen aanvragen, en/of
- aan te geven dat er een medewerker van de bank langs zal komen om de bankpas(sen) en/of creditcard(s) op te halen, en/of
- aan te geven dat de bankpas(sen) en/of creditcard(s) moet(en) worden ingeleverd en dat op een later moment nieuwe (een) bankpas(sen) en/of creditcard(s) geleverd
zullen worden, en/of
- aan te geven dat die bankpas(sen) en/of creditcard(s) in een enveloppe moeten worden gestopt en aan die langskomende medewerker moeten worden (af)gegeven, en/of
- aan te geven dat op de enveloppe een (verificatie)code moet worden geschreven en/of de langskomende medewerker deze (verificatie)code zal noemen, en/of
- die enveloppe(s) en/of bankpas(sen) en/of creditcard(s) op te halen en/of (daarbij) een (verificatie)code te noemen, en/of
- de woning te betreden en/of de sieraden te fotogra
feren en/of de sieraden mee te nemen om op echtheid te controleren;
2.
zij op 23 oktober 2024 in 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en
haarmededaders voorgenomen misdrijf om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels [naam 5] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een pinpas, met dat opzet
- zich telefonisch voor te doen als een medewerker van de ING-bank en
- die [naam 5] te vragen of zij ging verhuizen en
- die [naam 5] te zeggen dat er een vermoeden van fraude
wasen
- aan te geven dat iemand langs zou komen om de bankpas op te halen en
- aan de deur te komen en de juiste code te noemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij in de periode van 23 augustus 2024 tot en met 24 oktober 2024 te Oegstgeest, Voorhout, Lisse, Harderwijk, ’t Harde en Den Haag, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, geld, dat aan
- [naam 1] , en
- [naam 2] , en
- [naam 3] , en
- [naam 4] , en
- [naam 6] ,
toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
haarmededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruikmaking van middels oplichting verkregen bankpassen en pincodes.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd dan de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht. Verder heeft de verdediging verzocht aan de verdachte een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf oplichtingen en diefstallen met valse sleutel, en één poging daartoe. Deze zes incidenten waren zogenoemde ‘babbeltrucs’, waarbij de verdachte over een periode van drie maanden samen met anderen, de slachtoffers hun bankpassen, pincodes en in een enkel geval sieraden afhandig heeft gemaakt. De slachtoffers zijn hiertoe telkens telefonisch benaderd waar zij spraken met een persoon die zich voordeed als medewerker van een bank. De slachtoffers zijn met elkaar voor duizenden euro’s opgelicht. Eén van de slachtoffers verloor haar sieraden, waaronder de trouwring van haar overleden echtgenoot.
Bankhelpdeskfraude is een ernstige vorm van criminaliteit die, naast financiële schade, ook gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengt. De verdachte en haar mededaders hebben deze slachtoffers aangetast in hun gevoel van veiligheid in hun eigen woning. Eén van de slachtoffers, mevrouw [naam 4] , heeft een slachtofferverklaring ingebracht waaruit blijkt hoe ontwrichtend de babbeltruc voor haar is geweest. Zij twijfelt nog steeds aan zichzelf, ervaart machteloosheid, eenzaamheid en geldzorgen.
De slachtoffers waren tussen de 70 en 86 jaar oud. Het bereiken van een hoge leeftijd brengt een mate van kwetsbaarheid en afhankelijkheid met zich. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat de verdachte en haar mededaders daar misbruik van hebben gemaakt.
De verdachte stond in zekere zin aan het eind van de keten van de oplichtingshandelingen: het ophalen van de pinpassen en het pinnen van geld. Haar rol bleef hier echter niet toe beperkt. Zo heeft zij foto’s genomen van sieraden waarna zij deze heeft meegenomen en heeft zij bij twee slachtoffers in hun bijzijn het daglimiet om geld te pinnen aangepast. Dit getuigt naar het oordeel van de rechtbank van een vergaande brutaliteit en onachtzaamheid voor de belangen van anderen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 13 juni 2025. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit en het strafblad weegt dus niet strafverzwarend mee.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 4 juli 2025. Hieruit blijkt samengevat het volgende. Bij de verdachte is sprake van een gemiddeld recidiverisico. Haar sociale netwerk en het psychosociaal functioneren worden door de reclassering als voornaamste risicofactoren genoemd. De verdachte kan (risicovolle) situaties onvoldoende inschatten, vraagt niet op tijd om hulp en toont zich beïnvloedbaar voor negatieve sociale contacten. Verder is sprake van instabiliteit op het gebied van dagbesteding, financiën en de relatie met haar ouders. Voortzetting van de reeds ingezette hulpverlening door de reclassering in het kader van de geschorste voorlopige hechtenis wordt van belang geacht. Het toezicht is tijdens de schorsing goed verlopen. De verdachte heeft zich ingezet voor de aangeboden begeleiding, is gestart met een behandeling bij De Waag en laat zich begeleiden door De Brug.
De op te leggen straffen
De aard en ernst van de feiten zou zonder meer een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. In de jurisprudentie zijn zaken te vinden waar gevangenisstraffen worden opgelegd die vergelijkbaar zijn met de eis van de officier van justitie.
De rechtbank zal echter ten gunste van de verdachte afwijken van dit uitgangspunt. De belangrijkste reden daarvoor is de jeugdige leeftijd en kwetsbare positie van de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Zij was 18 jaar oud en bevond zich in een turbulente periode, waarin zij een korte tijd dakloos is geweest en in contact is gekomen met de verkeerde mensen. De medeverdachten lijken vervolgens het plan te hebben gemaakt voor de babbeltrucs, waarna de verdachte onder druk is gezet om de passen op te halen en te pinnen. Dat was de meest riskante en dus kwetsbare rol, omdat de verdachte het risico liep herkend en gefilmd te worden. De verdachte heeft verklaard heeft dat zij de opbrengst van de oplichtingen onder druk moest afstaan. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte financieel gewin heeft gehad door de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank weegt verder in strafverminderende zin mee dat de verdachte haar aandeel in de babbeltrucs heeft bekend, dat zij ter terechtzitting heeft verklaard zich erg te schamen voor haar daden en zeer gemotiveerd te zijn om verder aan zichzelf te werken met de aangeboden hulp. Deze spijtbetuiging en motivatie komt op de rechtbank oprecht over.
De rechtbank weegt tot slot strafverminderend mee dat de verdachte gebroken heeft met negatieve contacten, aan de slag is gegaan met hulpverlening, een baan heeft gezocht en zich heeft ingeschreven voor een opleiding. Als de verdachte nu opnieuw vast zou komen te zitten, zou dit de reeds ingezette hulpverleningstrajecten en de opleiding doorkruisen.
Dit betekent dat de rechtbank aan de verdachte slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen gelijk aan de tijd die zij al in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank acht wel een forse voorwaardelijke gevangenisstraf nodig, als vergelding voor de gepleegde feiten, als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en als prikkel om gedurende de proeftijd aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mee te werken. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat vanuit het oogpunt van vergelding en normbevestiging oplegging van een onvoorwaardelijke maximale taakstraf geboden is.
Alles afwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 318 dagen, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 18 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, en verder een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis als de verdachte die taakstraf niet of niet volledig uitvoert.
Voorlopige hechtenis
Omdat de verdachte het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf al in voorarrest heeft uitgezeten, zal de rechtbank bepalen dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

7.De vordering van de benadeelde partij ende schadevergoedingsmaatregel

[naam 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 5.522,14, dit bedrag bestaat uit € 5.022,14 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. De materiële schade bestaat uit het geldbedrag dat bij de oplichting is afgeschreven van de Rabobank-rekening van de benadeelde partij (€ 5.000,-) en een door de verdachte gedane betaling bij de Albert Heijn met de pinpas van de benadeelde partij (€ 22,14). De benadeelde partij heeft verder verzocht om het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte op te leggen.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op standpunt gesteld dat ten aanzien van de vordering van de € 5.000,- onvoldoende uit de stukken blijkt of het bedrag uit coulance door de Rabobank is terugbetaald en dat de vordering op dit punt dus niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van het overige deel van de vordering tot schadevergoeding heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering is door of namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Dat van de rekening van de benadeelde partij € 5.000,- is afgeschreven, is door de verdediging niet betwist. Dit bedrag is vermogensschade, die in principe voor vergoeding in aanmerking komt.
Het verweer van de raadsman dat de benadeelde partij mogelijk geen vorderingsrecht (meer) heeft omdat de Rabobank mogelijk uit coulance heeft uitgekeerd, is onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij heeft in haar verzoek geschreven dat geen sprake is geweest van terugbetaling door de Rabobank. De rechtbank ziet geen aanwijzingen om te veronderstellen dat dit onjuist is.
De verdediging heeft niet weersproken dat het bij de Albert Heijn gepinde bedrag van € 22,14 als rechtstreekse schade voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij daarom toewijzen tot een bedrag van €5.022,14 aan materiële schade.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft immateriële schade gevorderd. Zij stelt dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 sub b Burgerlijk Wetboek. Ter onderbouwing wijst de benadeelde partij op de impact die het bewezenverklaarde heeft gehad en nog dagelijks heeft. Dit is verder toegelicht in de eerder genoemde slachtofferverklaring en het verzoek tot schadevergoeding.
De rechtbank oordeelt als volgt. Voor de beoordeling of sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze, is het van belang dat degene die zich hierop beroept dit met concrete gegevens onderbouwt. Hiertoe is in beginsel onvoldoende dat sprake is van gevoelens van angst, schuld en wantrouwen. Het moet gaan om een geval waarin de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank verstaat de rechtspraak van de Hoge Raad op dit punt zo, dat weliswaar niet is uitgesloten dat een vermogensdelict dermate ingrijpende gevolgen heeft dat zij grond kan bieden voor aannemen van aantasting in persoon, maar dat dit in de regel niét zo is en er slechts bij bijzondere omstandigheden een uitzondering mogelijk is. De rechtbank begrijpt het recente arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2025 zo, dat een babbeltruc zonder geweld niet een dergelijke uitzondering oplevert (ECLI:NL:HR:2025:1118).
Hoewel de gevolgen van het delict voor het slachtoffer goed invoelbaar zijn, biedt de wet de rechtbank op dit punt geen ruimte om de vordering toe te wijzen.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een hoofdsom van € 5.022,14.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 11 september 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan. Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en zij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van €5.022,14, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 september 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 4] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

Op de beslaglijst, door de officier van justitie ter terechtzitting opgesteld, staat de telefoon van de verdachte.
8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de telefoon zal worden verbeurdverklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de inbeslaggenomen telefoon gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst genoemde goed, te weten de telefoon van de verdachte, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze aan de verdachte toebehoort en hiermee de bewezenverklaarde feiten zijn begaan. De verdachte heeft op haar telefoon onder meer routes opgezocht naar de woning van een slachtoffer en naar een pinautomaat. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 311, 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.2 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van poging oplichting;
ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
318 (DRIEHONDERDACHTTIEN) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten
18 (ACHTTIEN) DAGEN, bij het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
300 (DRIEHONDERD) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Perzikweg 1-7 te Leiden. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- zich laat begeleiden door Stichting de Brug of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
- zich inspant voor het vinden en behouden van opleiding, betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
Voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 5.022,14 euro en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 11 september 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 4] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.022,14 euro vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 september 2024 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 4] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op haar kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de inbeslaggenomen goederen
verklaart verbeurd de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten:
- de telefoon van de verdachte, iPhone, goednummer 3234472.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Meester, voorzitter,
mr. E.C. Kole, rechter,
mr. L.C. Bannink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A. Copier, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 augustus 2025.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 augustus 2024 tot en met 24 oktober 2024 te Oegstgeest, Warmond, Sassenheim, 't Loo Oldebroek en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam 1] , en/of
- [naam 2] , en/of
- [naam 3] , en/of
- [naam 4] ,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen
van een inschuld, te weten
- een of meer sieraden, en/of
- een of meer bankpassen en/of creditcards, en/of
- een of meer pincodes, en/of
- een of meer telefoons, en/of
- een hoeveelheid (contant) geld,
door
- zich telefonisch voor te doen als een medewerker van een bank en/of financiële instelling, en/of
- te vragen of er grote bedragen van de betaalpas/rekening waren afgeschreven en/of er een of twee bankpas(sen) waren aangevraagd, en/of
- te vragen of een ontvangen adreswijziging juist is, en/of
- mede te delen dat er iets mis is met de bankrekening en/of (onbekende) personen een (overboekings)limiet wil verhogen en/of een lening willen aanvragen, en/of
- aan te geven dat er een medewerker van de bank langs zal komen om de bankpas(sen) en/of creditcard(s) op te halen, en/of
- aan te geven dat de bankpas(sen) en/of creditcard(s) moet(en) worden ingeleverd en dat op een later moment nieuwe (een) bankpas(sen) en/of creditcard(s) geleverd
zullen worden, en/of
- aan te geven dat die bankpas(sen) en/of creditcard(s) in een enveloppe moeten worden gestopt en aan die langskomende medewerker moeten worden (af)gegeven, en/of
- aan te geven dat op de enveloppe een (verificatie)code moet worden geschreven en/of de langskomende medewerker deze (verificatie)code zal noemen, en/of
- die enveloppe(s) en/of bankpas(sen) en/of creditcard(s) op te halen en/of (daarbij) een (verificatie)code te noemen, en/of
- de woning te betreden en/of de sieraden te fotograveren en/of de sieraden mee te nemen om op echtheid te controleren;
2.
zij op of omstreeks 23 oktober 2024 in 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [naam 5] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een pinpas, met dat opzet
- zich telefonisch voor te doen als een medewerker van de ING-bank en/of
- die [naam 5] te vragen of zij ging verhuizen en/of
- die [naam 5] te zeggen dat er een vermoeden van fraude en/of
- aan te geven dat iemand langs zou komen om de bankpas op te halen en/of
- aan de deur te komen en de juiste code te noemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij in of omstreeks de periode van 23 augustus 2024 tot en met 24 oktober 2024 te Oegstgeest, Voorhout, Lisse, Harderwijk, ’t Harde en/of Den Haag in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, geld, dat aan
- [naam 1] , en/of
- [naam 2] , en/of
- [naam 3] , en/of
- [naam 4] , en/of
- [naam 6] ,
toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruikmaking van middels oplichting verkregen bankpassen en pincodes.