ECLI:NL:RBDHA:2025:14327
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag om verlenging van een verblijfsvergunning en de overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2025, met zaaknummer AWB 24/17335, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen van de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlenging van zijn reguliere verblijfsvergunning ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’ beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van het besluit niet-ontvankelijk is, terwijl het beroep tegen het alsnog genomen besluit ongegrond is. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 2.000,- voor eiser. De rechtbank oordeelt dat de overschrijding van de redelijke termijn volledig aan de minister is toe te rekenen, aangezien de bezwaarfase bijna drie jaar heeft geduurd en de beroepsfase negen maanden. Eiser heeft ook een verzoek om schadevergoeding ingediend, maar dit verzoek wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat hij de minister niet schriftelijk om vergoeding heeft verzocht. De rechtbank veroordeelt de Nederlandse staat tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 2.267,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.