Overwegingen
1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiseres gegrond?
3. De minister heeft de aanvraag op 6 februari 2023 ontvangen. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 Voor bepaalde categorieën vreemdelingen die een asielaanvraag hebben ingediend, kan deze termijn worden verlengd tot ten hoogste 21 maanden wanneer naar verwachting voor een korte periode onzekerheid zal bestaan over de situatie in het land van herkomst en op grond daarvan redelijkerwijs niet beslist kan worden of de aanvraag op een van de gronden uit artikel 29 van de Vw ingewilligd kan worden.4
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Artikel 43, eerste lid, van de Vw.
4. Met het Besluit- en Vertrekmoratorium (BVM) Oekraïne van 22 maart 20225 is voor vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne die een asielaanvraag indienen of hebben ingediend de beslistermijn verlengd met een jaar. Met het besluit van 24 augustus 20226 is
de geldigheid van het BVM verlengd met zes maanden. Met het besluit van 9 maart 20237 is de geldigheid van het BVM nogmaals verlengd met zes maanden en is bepaald dat de beslistermijn voor vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne die een asielaanvraag indienen of hebben ingediend, is verlengd tot 21 maanden. Het BVM is vervolgens met de Kamerbrief van 6 september 20238 met drie maanden verlengd. De geldigheid van het BVM eindigde op 28 november 2023.
5. De aanvraag van eiseres ingediend op 6 februari 2023 valt derhalve onder het in r.o. 4 genoemde BVM. Op 6 november 2024 waren er 21 maanden verstreken na het indienen van de aanvraag. Daarmee verstreek ook de beslistermijn om op de aanvraag van eiseres te beslissen volgens het BVM. Eiseres heeft de minister op 3 juni 2025 in gebreke gesteld. Eiseres heeft vervolgens meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Het beroep is gegrond.
Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?
6. De rechtbank geeft de minister in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.9
7. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiseres inmiddels is gehoord op zijn asielmotieven. Eveneens is de uiterste beslistermijn van 21 maanden overschreden.10 Bij het bepalen van een passende nadere beslistermijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij moet zij rekening houden met zowel het belang van een snelle als een zorgvuldige besluitvorming.11 De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanleiding om aan de minister een langere nadere beslistermijn dan twee weken op te leggen.
8. Om recht te doen aan het belang van eiseres bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van de minister om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank een uiterlijke nadere beslistermijn opleggen van acht weken. De rechtbank acht het niet onmogelijk voor de minister om binnen deze termijn op zorgvuldige wijze een besluit te nemen. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat de minister eerst nog een voornemen moet nemen en dat eiseres daarop vervolgens nog zijn zienswijze mag geven. De rechtbank legt hiermee een kortere nadere beslistermijn op dan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) met het 8+8-wekenmodel heeft
5 Besluit van 22 maart 2022 tot het instellen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne (Stscrt. 2022, [nummer] ).
6 Besluit van 24 augustus 2022 tot het verlengen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne (Stscrt. 2022, [nummer] ).
7 Besluit van 9 maart 2023 tot het verlengen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Oekraïne (Stscrt. 2023, [nummer] ).
8 Kamerstukken II 2022-2023, 19637, nummer 3163.
9 Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
10 Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32/EU).
ontwikkeld in haar uitspraak van 8 juli 2020.12 De nadere beslistermijn vangt aan na de dag van verzending van deze uitspraak.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
9. In het geval het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist, dan draagt de bestuursrechter het bestuursorgaan op om dit binnen een bepaalde termijn alsnog te doen. De bestuursrechter verbindt aan het niet naleven daarvan een dwangsom.13 In artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet)14 was bepaald dat deze bepalingen niet van toepassing zijn op een besluit op een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De ABRvS heeft echter in haar uitspraak van 30 november 202215 geoordeeld dat deze bepaling uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend was. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de minister wél opdraagt om binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en dat de bestuursrechter aan het niet naleven door de minister een dwangsom verbindt.
10. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hanteren.16 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
Heeft de minister een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
11. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vast te stellen.
12. Met ingang van 15 april 2025 zijn in vreemdelingenzaken de wettelijke bepalingen met betrekking tot de bestuurlijke dwangsom niet meer van kracht.17 Dit is slechts anders als de minister vóór 15 april 2025 niet tijdig heeft beslist én de minister eveneens vóór die datum in gebreke is gesteld. Deze omstandigheid doet zich in deze zaak niet voor. De rechtbank kan de hoogte van de verbeurde dwangsom daarom niet vaststellen.
13 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
14 De Tijdelijke wet was van kracht van 11 juli 2021 tot 15 april 2025 en is op deze zaak nog van toepassing.
16 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.
13. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de minister binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
14. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).