ECLI:NL:RBDHA:2025:14531

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
09/239765-24; 09/270323-21 (tul); 22/000745-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling mensenhandel en criminele uitbuiting van een minderjarige door het werven voor een explosie

Op 5 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en criminele uitbuiting van een veertienjarige jongen. De verdachte werd ervan beschuldigd de jongen te hebben geworven om een explosie te veroorzaken bij een woning in Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de jongen via Snapchat heeft benaderd en hem € 400,00 heeft aangeboden om de explosie te veroorzaken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht ten opzichte van de minderjarige, die niet in staat was om de gevolgen van zijn handelen te overzien. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlasteleggingen van uitlokking van een ontploffing en wapenhandel, maar achtte de mensenhandel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante begeleiding. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het recidiverisico. Tevens werden vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/239765-24; 09/270323-21 (tul); 22/000745-23 (tul)
Datum uitspraak: 5 augustus 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in Justitieel Complex [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 17 december 2024, 25 februari 2025, 2 mei 2025 (alle pro forma) en 22 juli 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A Kuipers en van wat door de verdachte en zijn raadsman, mr. R. el Bellaj, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde met uitzondering van de laatste twee gedachtestreepjes van de tenlastelegging die zien op het dwingen van [naam] door aan hem een boete op te leggen en te zeggen dat hij iets goed moest maken.
Daarnaast heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bepleit.
Voor zover nodig zal de rechtbank hieronder ingaan op de door de raadsman gevoerde verweren.
3.3.
Vrijspraak
Feit 2: uitlokking van een ontploffing op 25 februari 2024 te Capelle aan den IJssel
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier weliswaar blijkt dat de verdachte op 24 februari 2024 aan [naam] een boete van € 2.000,- heeft opgelegd en [naam] tot dinsdag gaf om deze boete te betalen, maar niet dat de verdachte degene is geweest die [naam] ertoe heeft bewogen om de ontploffing op 25 februari 2024 in Capelle aan den IJssel te veroorzaken.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.
Feit 3: wapenhandel op 3 mei 2024
De rechtbank overweegt dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte de gebruiker is van het Snapchataccount [accountnaam 1] . De verdachte heeft via Snapchat een chatgesprek gehad met een account genaamd [accountnaam 2] . In dat chatgesprek werd een foto gestuurd van vijf vuurwapens in verschillende koffers die te koop werden aangeboden voor € 1.700,00 per stuk.
Een brigadier van de politie, werkzaam bij de afdeling wapens, munitie en explosieven bij het Team Forensische Opsporing heeft nader onderzoek verricht naar de betreffende foto. De foto was van matige kwaliteit en is vergroot teneinde meer details te kunnen zien. Voornoemde verbalisant concludeerde dat de afgebeelde wapens een goede gelijkenis vertonen met een Turks gaspistool van het merk Blow, model TR 17. Daarnaast zou de hiervoor genoemde vraagprijs maken dat het “heel goed een gaspistool [zou] kunnen zijn dat omgebouwd is naar een scherpschietend vuurwapen.” De verbalisant plaatst hierbij de kanttekening dat hij “dit pas met zekerheid [kan] vaststellen indien [hij] deze wapens fysiek in handen [heeft] gehad en nader [heeft] kunnen onderzoeken”.
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de wapens op de door de verdachte gestuurde foto, wapens betroffen van de derde categorie in de zin van de Wet Wapens en Munitie (WWM).
De rechtbank is met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit dan ook van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 3 tenlastegelegde.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft voor de leesbaarheid van het vonnis in de bijlage (
bijlage II) de wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
3.5.1.
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
De rechtbank zal eerst beoordelen of sprake is geweest van misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht van de verdachte ten opzichte van [naam] . De rechtbank gaat hierbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte de gebruiker was van het account [accountnaam 1] . Uit onderzoek naar de telefoon van [naam] is gebleken dat hij via de applicatie Snapchat contact had met het account [accountnaam 1] in de periode van 23 tot 24 februari 2024. Uit de geanalyseerde Snapchat-gesprekken volgt dat de verdachte [naam] € 400,00 euro heeft aangeboden om een cobra 6 tot ontploffing te brengen bij een woning. De verdachte geeft [naam] de instructie dat hij naar Rotterdam Centraal moet gaan en dat hij daar wordt opgehaald. De verdachte stuurt tweemaal dat de klus niet fout mag gaan en dat hij door [naam] op de hoogte wil worden gehouden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [naam] samen met een ander op 24 februari 2024 vanuit Den Haag naar Rotterdam Centraal is gereisd. In een groepsgesprek met [accountnaam 1] stuurt hij dat hij in de trein zit en om 23:23 uur stuurt hij dat hij er is. Omstreeks 00:23 uur bevond hij zich samen met twee anderen in de nabijheid van de [adres 1] te Rotterdam. Op dit adres vond die nacht omstreeks 01:16 uur een explosie plaats. De rechtbank leidt hieruit af dat [naam] gehoor gaf aan de instructies van de verdachte.
De rechtbank stelt vast dat [naam] op het moment dat hij door de verdachte werd benaderd voor de explosie in Rotterdam slechts veertien jaar oud was. Bij minderjarigen wordt ervan uit gegaan dat zij niet beschikken over voldoende mate van rijpheid om zelfstandig beslissingen te kunnen nemen en de gevolgen van hun handelen te kunnen overzien. De leeftijd is door de wetgever geobjectiveerd, wat maakt dat het niet ter zake doet of de uitbuiter bekend was met de minderjarigheid.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte zijn overwicht heeft misbruikt door [naam] ertoe te bewegen om – tezamen met een ander – een ontploffing te veroorzaken bij een woning; een gedraging waartoe [naam] , gelet op zijn jonge leeftijd, niet op vrijwillige basis toe had besloten. Bovendien was het daardoor voor [naam] redelijkerwijs niet zonder meer mogelijk om zich aan de door de verdachte gecreëerde uitbuitingssituatie te onttrekken.
3.5.2.
Geworven
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of sprake is geweest van het werven van [naam] door de verdachte. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Zoals reeds overwogen onder 3.5.1. bleek uit onderzoek naar de telefoons van [naam] en de verdachte dat [naam] via de applicatie Snapchat contact had met het account [accountnaam 1] en dat de verdachte de gebruiker was van voornoemd account.
Uit voornoemd onderzoek volgt eveneens dat de verdachte [naam] in de periode van 23 tot 24 februari 2024 actief benaderde en contact met hem onderhield. Daarbij stelde hij hem een beloning van € 400,00 in het vooruitzicht om een cobra 6 tot ontploffing te brengen bij een woning.
Door op voornoemde wijze te handelen, heeft hij [naam] overgehaald om voor de verdachte bepaalde criminele handelingen te verrichten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte de minderjarige [naam] actief heeft geworven.
3.5.3.
Bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of [naam] door de gedragingen van de verdachte is bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [naam] naar aanleiding van Snapchat-berichten van de verdachte, waarin hem € 400,00 werd aangeboden om een cobra 6 tot ontploffing te brengen, daadwerkelijk – tezamen met een ander – is overgegaan tot het plegen van een strafbaar feit. Eveneens valt uit de bewijsmiddelen af te leiden dat [naam] betaling door ‘ [accountnaam 1] ’ en daarmee de verdachte, verwachtte.
De verdachte heeft [naam] daartoe actief aangezet en richting gegeven. De rechtbank neemt hierbij eveneens in aanmerking dat de verdachte [naam] op dwingende wijze instructies gaf over waar hij naartoe moest gaan. Dit beeld wordt bevestigd doordat [naam] op enig moment aan de verdachte vroeg waar hij moest wachten. Ook merkt de verdachte in zijn berichten op dat het bij deze ‘job’ om dezelfde persoon gaat als de dag ervoor. Uit voormelde omstandigheden volgt dat [naam] zich beschikbaar stelde om gehoor te geven aan de instructies die de verdachte aan hem gaf.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met zijn handelen [naam] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten.
3.5.4.
Oogmerk van (criminele) uitbuiting
Ten slotte dient te worden beoordeeld of de verdachte het oogmerk had om [naam] op criminele wijze uit te buiten. De rechtbank betrekt daarbij de volgende feiten en omstandigheden.
De verdediging heeft zich – kortgezegd – op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van bewijs voor enig uitbuitingsmotief van de verdachte, waardoor het oogmerk van criminele uitbuiting zou ontbreken. De verdediging heeft daartoe onder meer aangevoerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte enig voordeel zou hebben willen trekken uit de handelingen van [naam] en dat van financiële betaling, exploitatie of structurele beïnvloeding evenmin gebleken is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niets bekend is over het economisch voordeel voor de verdachte, maar dat het teweegbrengen van een explosie risicovol is en niet in verhouding staat tot het bedrag van € 400,00 dat [naam] daarvoor zou ontvangen en dat het een feit van algemene bekendheid is dat ‘brokers’ zoals de verdachte zelf ook geld ontvangen voor de dienst die zij leveren.
Gelet op wat hiervoor is overwogen en op de in de bewijsmiddelen opgenomen berichten van de verdachte, volgt dat de verdachte doelbewust op zoek was naar iemand die – ten bate van de hem en tegen een financiële vergoeding – een ontploffing teweeg zou brengen.
Hoewel het onduidelijk is welk (economisch) voordeel de verdachte zou toekomen op het moment dat [naam] zijn instructies zou opvolgen, valt uit de verstuurde berichten in ieder geval af te leiden dat er voor de verdachte iets op het spel zou staan op het moment dat [naam] daar geen gehoor aan zou geven. Zo stuurt hij onder meer naar [naam] “je ken deze niet opfucken” en “mijn strepen zijn al omlaag he bro”. De rechtbank leidt hieruit af dat het niet anders kan dan dat de verdachte bij [naam] bewust aanstuurde op de opvolging van zijn instructies, om enig voordeel – dan wel het voorkomen van enig (financieel) nadeel voor de verdachte zelf te kunnen verzekeren.
Gelet hierop, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte het oogmerk had om [naam] crimineel uit te buiten.
3.5.5.
Conclusie ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde, bestaande uit het met het crimineel oogmerk werven en uitbuiten van een minderjarige door misbruik te maken van een uit de genoemde feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. Daarbij acht de rechtbank bewezen dat de verdachte dit heeft gedaan door [naam] te bewegen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten.
Ten aanzien van de laatste twee gedachtestreepjes die onder 1 zijn opgenomen in de tenlastelegging (het opleggen van een boete van € 2.000,- en het zeggen dat hij een explosie moest veroorzaken om iets goed te maken) zal de rechtbank de verdachte vrijspreken aangezien deze uitlatingen na de explosie van 24 februari 2024 hebben plaatsgevonden en derhalve geen betrekking hebben op het werven van [naam] voor de explosie van 24 februari 2024.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het de onder 1 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode van 23 februari 2024 tot en met 24 februari 2024 in Nederland, een ander, genaamd [naam] (geboren op [geboortedatum 2] 2009), terwijl die [naam] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
- door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht heeft geworven met het oogmerk van (criminele) uitbuiting en
- door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten en
- heeft geworven met het oogmerk van (criminele) uitbuiting van die [naam] , terwijl die [naam] de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt,
immers heeft hij, verdachte,
- die [naam] geld (400 euro) geboden om een cobra 6 tot ontploffing te brengen bij een woning en
- die [naam] instructies te geven waar hij naartoe moet gaan en
- die [naam] benaderd op Snapchat.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante begeleiding en een structurele dagbesteding.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het beroep op zijn zwijgrecht niet als strafverzwarende omstandigheid mee te wegen, nu hij dit uit veiligheidsoverwegingen heeft gedaan. Verder verzoekt de verdediging om te volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de reeds door de verdachte ondergane voorlopige hechtenis, dan wel daarnaast een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel in de vorm van criminele uitbuiting door een veertienjarige jongen een bedrag van € 400,00 in het vooruitzicht te stellen in ruil voor het teweeg brengen van een explosie bij een woning.
Het teweegbrengen van ontploffingen met vuurwerkbommen is tegenwoordig aan de orde van de dag en heeft kennelijk tot doel personen te intimideren. De verdachte lijkt een zogenaamde broker te zijn, een tussenpersoon die mensen zoekt voor het veroorzaken van explosies. De verdachte heeft via Snapchat de minderjarige benaderd en met een bedrag van € 400,00 verleid tot dergelijk handelen. Deze was, gelet op zijn leeftijd, onvoldoende in staat om de ernst en gevolgen van zijn handelen in te schatten en kon nog geen weerstand bieden tegen het aanbod om op eenvoudige en snelle wijze een financiële vergoeding te verdienen door strafbare feiten te plegen. Hij is door de verdachte willens en wetens ingezet bij het veroorzaken van een ontploffing bij een woning. Daarmee is niet alleen een groot gevaar voor de veiligheid van de bewoners, omwonenden en hun woningen ontstaan, maar ook voor de veiligheid van de minderjarige.
De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 4 december 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en ten tijde van het plegen van onderhavig feit in twee proeftijden liep.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 21 juni 2025, waaruit volgt dat bij de verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, zwakbegaafdheid en van een hoog recidiverisico. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte aan hem op te leggen bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, ambulante begeleiding en een structurele dagbesteding.
Strafoplegging
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank zal wel een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, nu de verdachte door de rechtbank ook wordt vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat aan de verdachte als opdrachtgever van de explosie een grotere verantwoordelijkheid toekomt dan de veertienjarige jongen die de ontploffing feitelijk teweeg heeft gebracht. Daarnaast neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat het dossier sterke aanwijzingen bevat dat de verdachte een zogenaamde ‘broker’ is en vaker (jonge) mensen regelt voor het uitvoeren van ernstige strafbare feiten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. De rechtbank acht een langere proeftijd geïndiceerd, nu uit de justitiële documentatie van de verdachte volgt dat hij zich gedurende twee afzonderlijke proeftijden opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Hierbij houdt de rechtbank eveneens rekening met de langere aanloop die de verdachte vanwege zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid nodig zal hebben bij het volgen van begeleiding en het vinden van een structurele dagbesteding.
Contactverbod
De rechtbank acht termen aanwezig om naast de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, een contactverbod met het slachtoffer (de heer [naam] , geboren op [geboortedatum 2] 2009) als bijzondere voorwaarde op te leggen. De verdachte heeft tijdens het onderzoek op de terechtzitting verklaard zich daaraan te zullen houden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank, gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht (Sr), bevelen dat de gestelde voorwaarde inhoudende een contactverbod met het slachtoffer en het op grond van artikel 14c Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

7.1.
De vorderingen van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 28 januari 2025 gevorderd dat de bij parketnummer 09/270323-21 door de kinderrechter van de rechtbank Den Haag op 27 mei 2022 voorwaardelijke opgelegde straf van jeugddetentie voor de duur van 40 dagen, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
Daarnaast heeft de officier van justitie bij vordering van 28 januari 2025 gevorderd dat de bij parketnummer 22/000745-23 door het Gerechtshof Den Haag op 25 september 2023 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, eveneens ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de eerder gedane vorderingen tot tenuitvoerlegging.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair om afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging verzocht, nu zij integrale vrijspraak van het tenlastegelegde heeft bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om – gelet op het advies van de reclassering over de verdachte – de proeftijd van beide voorwaardelijk opgelegde straffen te verlengen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vorderingen van de officier van justitie van 28 januari 2025 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 27 mei 2022, en ook het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden arrest van het Gerechtshof Den Haag d.d. 25 september 2023.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijden die bij voormeld vonnis en arrest waren opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
mensenhandel terwijl de persoon ten aanzien van wie het in artikel 273f, eerste lid onder 1º, 2º, 4º, 6º van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
34(
VIERENDERTIG)
MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
10 (TIEN) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland aan de Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd ambulant laat begeleiden door Coach E25 of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven. Gedurende de begeleiding komt veroordeelde zijn afspraken na en stelt hij zich begeleidbaar op;
- zich actief inzet voor het verkrijgen en behouden van (betaalde) dagbesteding in de vorm van werk en/of opleiding, met een vaste structuur. In overleg met de reclassering wordt invulling gegeven aan deze voorwaarde. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met de heer [naam] (geboren op [geboortedatum 2] 2009), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
beveelt dat bovengenoemd
contactverboden het – op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht – uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
de vorderingen tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 27 mei 2022, gewezen onder parketnummer 09/270323-21, te weten jeugddetentie voor de duur van 40 dagen;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld arrest van de het Gerechtshof te Den Haag d.d. 25 september 2023 gewezen onder parketnummer 22/000745-23, te weten gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.M. Guljé, voorzitter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
mr. E.R.F. van Engelen rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.D. Jongen en mr. D.A. Goldstoff griffiers.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 augustus 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2024 tot en met 25 februari 2024 te ’s-Gravenhage en/of Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, een ander, genaamd [naam] (geboren op [geboortedatum 2] 2009), terwijl die [naam] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
- door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van (criminele) uitbuiting (sub 1) en/of
- door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie, heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [naam] zich daardoor beschikbaar zouden stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°) en/of
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van (criminele) uitbuiting van die [naam] , terwijl die [naam] de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt (sub 2) en/of
immers heeft hij, verdachte, (meermalen)
- die [naam] geld (400 euro) geboden om een cobra 6 tot ontploffing te brengen bij een woning en/of
- die [naam] instructies te geven waar hij naartoe moet gaan en/of
- die [naam] benaderd op Snapchat en/of via social media en/of
- die [naam] een boete opgelegd van 2000 euro en/of
- tegen die [naam] gezegd dat hij een explosie moest veroorzaken om iets goed te maken (althans woorden van gelijke aard of strekking)
2
[naam] op of omstreeks 25 februari 2024 te Capelle aan den IJssel en/of elders in Nederland, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door
- zich te begeven naar de woning gelegen aan de [adres 2] te Capelle aan den IJssel en
- een explosief, althans explosieve/brandbare substantie en/of stof(fen), tot ontsteking en/of
ontbranding en/of ontploffing te brengen voor de voordeur, terwijl daarvan - gemeen gevaar voor goederen, te weten voornoemde pand en/of nabijgelegen panden te duchten was, welk feit verdachte in de periode van 23 februari 2024 tot en met 25 februari 2024 te ’s-Gravenhage en/of elders in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging, of misleiding of door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen, te weten door die [naam] een boete op te leggen van 2.000 euro en/of die [naam] te zeggen en/of de opdracht te geven tot een brandstichting voor/bij de genoemde woning en tegen die [naam] te zeggen dat hij een explosie moest veroorzaken om iets goed te maken (althans woorden van gelijke aard of strekking)
3
hij op of omstreeks 3 mei 2024 te ’s-Gravenhage en/of elders in Nederland, zonder erkenning,
- een of meer (vuur)wapens van categorie III (te weten (een) omgebouwd(e)gaspisto(o)l(en) merk Blow model TR 17), in de uitoefening van een bedrijf heeft verhandeld en/of heeft onderhandeld over de verkoop en/of levering;