ECLI:NL:RBDHA:2025:14535
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot interstatelijk vertrouwensbeginsel en medische situatie
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, die de Turkse nationaliteit heeft, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank houdt geen zitting en oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser stelt dat Duitsland zijn verplichtingen niet nakomt en dat hij medische klachten heeft die niet zijn onderzocht in het kader van de Dublinprocedure. De rechtbank stelt vast dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de goede behandeling van asielzoekers in Duitsland, tenzij eiser kan aantonen dat dit niet het geval is. Eiser is er echter niet in geslaagd om voldoende bewijs te leveren voor zijn claims over de medische situatie en de tekortkomingen in Duitsland. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.