ECLI:NL:RBDHA:2025:14565

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
6 augustus 2025
Zaaknummer
09-062667-25, 10-406692-24 (ttz.gev.) en 16-197716-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en gekwalificeerde diefstallen door middel van bankhelpdeskfraude

Op 6 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere gevallen van oplichting en diefstal, gepleegd door middel van bankhelpdeskfraude. De verdachte, geboren in 1998 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting van verschillende benadeelden, waarbij hij zich voordeed als bankmedewerker en hen oplistte tot het afgeven van geld en waardevolle goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat er sprake was van een planmatige aanpak, waarbij de slachtoffers vaak kwetsbare ouderen waren. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waaronder het medeplegen van computervredebreuk en het voorhanden hebben van gegevens bestemd voor het plegen van misdrijven. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en heeft vorderingen tot schadevergoeding van verschillende benadeelden gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van inbeslaggenomen goederen bevolen en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09-062667-25, 10-406692-24 (ttz.gev.) en 16-197716-22 (tul)
Datum uitspraak: 6 augustus 2025
Tegenspraak (art. 279 Sv)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in het Justitieel Complex [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek in de zaak met parketnummer 09-062667-25 (hierna: dagvaarding I) is gehouden op de terechtzitting van 22 mei 2025 (pro-forma) en in de zaak met parketnummer 10-406692-24 (hierna: dagvaarding II) op de terechtzittingen van 18 maart 2025 en 27 mei 2025 (telkens regie) van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, die de zaak naar de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag heeft verwezen.
De zaken zijn inhoudelijk behandeld op 23 juli 2025. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. de Vries en van hetgeen door de raadslieden van de verdachte, mr. K.R.E. Blanken en mr. E. Bruijn naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt kort gezegd verdacht van:
ten aanzien dagvaarding I:
medeplegen van oplichting van [benadeelde 1] op 27 februari 2025 te Gouda;
diefstal door twee of meer verenigde personen van geld van die [benadeelde 1] op 27 februari 2025 te Gouda;
medeplegen van oplichting van [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] in de periode 4 februari 2025 tot en met 25 februari 2025 te Kampen, Zutphen, Leusden, Vorden en/of Baak;
diefstal door twee of meer verenigde personen van geld van [benadeelde 3] en/of
[benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] in de periode 7 februari 2024 tot en met 25 februari 2024 te Zutphen en/of Baak;
het ter beschikking stellen of voorhanden hebben van leadlijsten en belscripts ten behoeve van het plegen van (gekwalificeerde) diefstal en/of oplichting in de periode 20 december 2024 tot en met 29 januari 2025 te Almere, althans in Nederland;
ten aanzien van dagvaarding II:
medeplegen van oplichting van [benadeelde 8] op 20 februari 2024 te Rotterdam;
medeplegen van computervredebreuk op 20 februari 2024 te Rotterdam, althans in Nederland;
primair: diefstal door twee of meer verenigde personen van geld van [benadeelde 8] op 20 februari 2024 te Rotterdam, subsidiair medeplichtigheid daaraan;
medeplegen van het verwerven of voorhanden hebben van niet-openbare gegevens terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze gegevens, wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen in de periode 25 oktober 2023 tot en met 20 april 2024 te Rotterdam, althans in Nederland;
het ter beschikking stellen of voorhanden hebben van (een) (bel)script ten behoeve van het plegen van misdrijven, genoemd in artikel 234 Wetboek van Strafrecht, op/omstreeks 20 februari 2024 te Rotterdam, althans in Nederland.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I onder 1, 2, 3, 4 en 5 en bij dagvaarding II onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het bij dagvaarding I en dagvaarding II tenlastegelegde.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Gelet op de gebruikte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, behoeft het naar het oordeel van de rechtbank geen betoog dat ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 1 en 3 en het ten aanzien van het bij dagvaarding II onder 1 tenlastegelegde de aangevers door een combinatie van in de wet genoemde oplichtingsmiddelen zijn bewogen tot de afgifte van geld en/of goederen en het beschikbaar stellen van bankpassen en bijbehorende gegevens, die vervolgens zijn gebruikt om toegang te krijgen tot geldbedragen van hun bankrekeningen. Dat de verdachte de feiten heeft gepleegd met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, volgt reeds uit het lucratieve karakter van de feiten. Daarbij komt dat de slachtoffers grote bedragen aan contant geld en waardevolle goederen afhandig zijn gemaakt en dat met de verkregen bankpassen ook daadwerkelijk geld is afgeschreven.
Dat bovendien bij bovengenoemde tenlastegelegde feiten sprake is van medeplegen blijkt ten volle uit de gebezigde bewijsmiddelen. Uit de verklaringen van aangevers en de gegeven signalementen en gelet op het korte tijdsbestek waarbinnen de feiten zich hebben afgespeeld, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van meerdere daders. Voor het slagen van de bankhelpdeskfraude is er nauw contact nodig tussen de persoon die het slachtoffer belde, de persoon die het geld en/of de goederen en/of de bankpassen ophaalde en vervolgens het geld pinde, en diens chauffeur. Hetzelfde geldt voor de bij dagvaarding I onder 2 en 4 en bij dagvaarding II onder 2 tenlastegelegde diefstal van geld met die middels oplichting verkregen bankpassen en pincodes.
Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte de rol van chauffeur heeft gehad. Op 27 februari 2025 is de verdachte immers, voor wat betreft de bij dagvaarding I onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, als de bestuurder van een auto aangehouden, waarin zich ook de goederen bevonden van [benadeelde 1] , die kort daarvoor het slachtoffer was geworden van bankhelpdeskfraude. Uit onder meer de locatie- en navigatiegegevens van de telefoons van de verdachte volgt ook zijn rol als chauffeur voor de bij dagvaarding I onder 3 en 4 en de bij dagvaarding II onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten. Naar het oordeel van de rechtbank is de rol van chauffeur van voldoende gewicht voor bewezenverklaring van het tenlastegelegde medeplegen, omdat de wijze waarop de feiten hebben plaatsgevonden een planmatige aanpak intensieve samenwerking en afstemming tussen de betrokken personen vereist.
Ter terechtzitting heeft de verdediging – bij afwezigheid van de eerder zwijgende verdachte –, ten aanzien van dagvaarding I een alternatief scenario geschetst. De verdachte zou volgens zijn raadsvrouw werkzaam zijn als glasvezelmonteur, wat zijn aanwezigheid zou verklaren op de verschillende plaatsen waar de gevallen van bankhelpdeskfraude hebben plaatsgevonden. Daargelaten dat de verdediging geen begin van onderbouwing voor die stelling heeft gegeven, bijvoorbeeld met werkorders of werkagenda’s van de verdachte, is de verklaring van de verdediging volstrekt ongeloofwaardig. De verdachte is immers in een periode van drie weken in vijf afzonderlijke en uit elkaar gelegen pleegplaatsen geweest, op vijf afzonderlijke en bijbehorende pleegdata, tijdens de exacte momenten van de dag waarop de aangevers zeiden het slachtoffer geworden te zijn van bankhelpdeskfraude. Daar komt nog bij dat op de telefoon van de verdachte adressen zijn gevonden die tot op het niveau van de huisnummers (nagenoeg) exact overeenkomen met die van vijf aangevers. De enkele omstandigheid dat verdachte als glasvezelmonteur zou werken is geen verklaring voor het samenstel van deze feiten en bevindingen. Gelet hierop schuift de rechtbank het door de verdediging geschetste alternatieve scenario als ongeloofwaardig terzijde.
Ten aanzien van de bij dagvaarding I onder 4 tenlastegelegde diefstal van geld, overweegt de rechtbank nog als volgt. De opsteller van de tenlastelegging is ervan uitgegaan dat het feit zou zijn gepleegd in de periode van 7 februari 2024 tot en met 25 februari 2024. Uit het procesdossier, waaronder de aangiftes van de slachtoffers, blijkt duidelijk dat het feit gepleegd is in het jaar 2025. Daarbij komt dat de weggenomen geldbedragen, die met de bankpassen van aangevers die – zo blijkt uit het bij dagvaarding I onder 3 tenlastegelegde feit – middels oplichting zijn verkregen, in nagenoeg dezelfde periode in het jaar 2025 zijn opgenomen. Gelet op het voorgaande, concludeert de rechtbank dan ook dat sprake is van een kennelijke misslag, voor wat betreft het jaar waarin het bij dagvaarding I onder 4 tenlastegelegde feit gepleegd zou zijn. Omdat de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad, zal de rechtbank het jaar 2024 in de bewezenverklaring verbeteren in 2025.
De rechtbank komt, gelet op al het voorgaande en gelet op de gebruikte bewijsmiddelen in onderling verband en in samenhang bezien, tot de conclusie dat het tenlastegelegde bij dagvaarding I onder 1, 2, 3, 4 en 5 en het tenlastegelegde bij dagvaarding II onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 wettig en overtuigend is bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
ten aanzien van dagvaarding I
1
hij op 27 februari 2025 te Gouda tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten
- een geldkistje met daarin een geldbedrag van 10.000 euro en
- meerdere sieradenkistjes met daarin meerdere sieraden en
- een bankpas en
een(bijbehorende) pincode en
- een e-reader,
door:
- te bellen naar die [benadeelde 1] en zich voor te doen als een bankmedewerker en
- instructies te geven hoe te handelen en
- (persoonlijke) codes en/of nummers uit te vragen en
- vervolgens aan de deur te komen om geld en
eenbankpas en
eenpincode en sieraden op te halen;
2
hij op 27 februari 2025 te Gouda tezamen en in vereniging met anderen
eengeldbedrag van 2.000 euro dat aan [benadeelde 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de middels oplichting verkregen bankpas met bijbehorende pincode op naam van voornoemde aangever, een geldbedrag te pinnen bij een geldautomaat;
3
hij in de periode van 4 februari 2025 tot en met 25 februari 2025, te Kampen en Zutphen en Leusden en Vorden en Baak tezamen en in vereniging met anderen meermalen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde 2] en
- [benadeelde 3] en
- [benadeelde 4] en
-
[benadeelde 5]en
- [benadeelde 6]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
en, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
- meerdere bankpassen in het geval van [benadeelde 2] en
- een bankpas en een raboscanner en een telefoon in het geval van [benadeelde 3] en
- bankpassen en bijbehorende pincodes en een identifyer en een raboscanner in het geval van [benadeelde 4] en
- iconen en een kluis met contant geld en sieraden in het geval van [benadeelde 5] en
- bankpassen en bijbehorende pincodes en e-readers in het geval van [benadeelde 6] ,
door:
- zich voor te doen als medewerker van de bank en instructies te geven hoe te handelen en
- (persoonlijke) codes en nummers uit te vragen en
- vervolgens aan de deur te komen om bankpassen en pincodes en (bankpas)scanners en/of geld en/of sieraden op te halen;
4
hij in de periode van 7 februari
2025tot en met 25 februari
2025, te Zutphen en Baak tezamen en in vereniging met anderen geldbedragen die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorden, te weten:
- 1.100 euro toebehorend aan [benadeelde 3] en
- 11.000 euro toebehorend aan [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7]
heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van valse sleutels, door met de middels oplichting verkregen bankpassen met bijbehorende pincodes op naam van voornoemde aangevers geldbedragen te pinnen bij geldautomaten;
5
hij in de periode van 20 december 2024 tot en met 29 januari 2025 te Almere gegevens, te weten,
- leads, zijnde lijsten met persoonsgegevens zoals telefoonnummers en achternamen en geslacht en adressen en bankrekeningnummers en geboortedata en e-mailadressen, en
- scripts, zijnde uitgeschreven teksten voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte weet dat die bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikelen 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijven, waarbij deze feiten betrekking hebben op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument;
ten aanzien van dagvaarding II
1
hij op 20 februari 2024 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 8] heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van (inlog)gegevens en
eenbankpas van zijn bankaccount door
- voornoemde [benadeelde 8] telefonisch te benaderen en zich daarbij voor te doen als een medewerker van een bank (de ABN-Amrobank) en
- vervolgens in die hoedanigheid die [benadeelde 8] mede te delen dat er geld zou worden overgeschreven van zijn rekening naar een rekening in het buitenland en
- voornoemde [benadeelde 8] te bewegen tot het installeren van het programma Anydesk en
- voornoemde [benadeelde 8] te vragen zijn bankpas door te knippen en af te geven aan de medewerker van de bank die ter
plaatsezou komen en
- door bij het huisadres van het die [benadeelde 8] langs te gaan en zijn bankpas in ontvangst te nemen en zich daarbij voor te doen als een medewerker van een bank;
2
hij op 20 februari 2024 te Rotterdam tezamen en in vereniging
met anderenopzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten één of meerdere server(s) van de (beveiligde) internetbankieren omgeving toebehorende aan de ABN-Amrobank waarop een internetbankierenomgeving van klant [benadeelde 8]
werdgehost en het computersysteem van die [benadeelde 8] is binnengedrongen, door een technische ingreep en het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten door die [benadeelde 8] onder valse voorwendselen te bewegen tot het installeren van 'Anydesk' op zijn computersysteem, waardoor hij, verdachte
enzijn medeverdachten toegang verkregen tot het computersysteem van die [benadeelde 8] en de zich daarop bevindende online bankrekening en de server(s) van de (beveiligde)
internetbankierenomgevingtoebehorende aan de ABN-Amrobank;
3
hij en onbekend gebleven personen op tijdstippen
op20 februari 2024 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
elkaareen hoeveelheid geld, te weten in totaal EUR 1.200,00 dat aan [benadeelde 8] toebehoorde
hebbenweggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een bankpas en pincode van voornoemde [benadeelde 8] tot het gebruik waarvan hij, verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd waren;
4
hij in de periode van 25 oktober 2023 tot en met 20 april 2024 te Rotterdam niet-openbare gegevens, te weten (een) lijst(en) van gegevens, te weten namen, adressen, telefoonnummers, e-mail adressen, geboortedata en/of aangesloten/verbonden energiemaatschappijen van tenminste 10 personen
a. heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen, en
b. ter beschikking van een ander heeft gesteld
enaan een ander bekend heeft gemaakt, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het door misdrijf verkregen gegevens betreft;
5
hij omstreeks 20 februari 2024 te Rotterdam gegevens, te weten een belscript voor
bankhelpdeskfraude en een tekst voor Whatsapp-fraude voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat die bestemd waren tot het plegen van diefstal, fraude en/of oplichting, terwijl dit feit betrekking had op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van dagvaarding I een strafmaatverweer gevoerd en heeft naar voren gebracht dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest passend en geboden is.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan in totaal zeven gevallen van oplichting door middel van bankhelpdeskfraude. Naast (grote) contante geldbedragen, zijn de slachtoffers ook meermalen sieraden of andere kostbare voorwerpen afhandig gemaakt. Vier keer is er geld opgenomen met de uit oplichting verkregen bankpassen, met bijbehorende codes, waarmee de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan vier gekwalificeerde diefstallen. Al deze feiten zijn in vereniging gepleegd. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk, en op twee afzonderlijke momenten het voorhanden hebben van zogenoemde ‘leadlijsten’ en (bel)scripts voor het plegen van (bankhelpdesk)fraude en het ter beschikking stellen en het verwerven of voorhanden hebben van privé-gegevens, door misdrijf verkregen.
Bankhelpdeskfraude is een ernstige vorm van criminaliteit die, naast financiële schade, veel overlast en gevoelens van onmacht en onveiligheid bij de slachtoffers teweegbrengt, zoals ook door (familie van) slachtoffers ter terechtzitting naar voren is gebracht.
De verdachte en zijn mededaders hebben zich uitgegeven als medewerkers van een bank en hebben op zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij en zijn mededaders in die hoedanigheid van de slachtoffers wisten te winnen. De slachtoffers waren veelal op hoge leeftijd en lijken bewust vanwege hun kwetsbaarheid te zijn benaderd. Extra kwalijk is dat de oplichting telkens bij de slachtoffers thuis heeft plaatsgevonden. Het gevoel van veiligheid dat iedereen in en rond het eigen huis zou moeten hebben, is hierdoor ernstig geschaad. Door het handelen van de verdachte en zijn mededaders zijn de slachtoffers grote sommen geld en waardevolle goederen afhandig gemaakt. Het valt bovendien op dat de verdachte een belangrijke en onmisbare rol in het proces had door als chauffeur de ‘ophaler’ in de buurt van de woning van de slachtoffers af te zetten en in nauw contact met de ophaler te staan. De omstandigheden dat de oplichting in vereniging en bij kwetsbare slachtoffers thuis heeft plaatsgevonden, de hoge buit en de rol van de verdachte in dit alles, weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij enkel uit financieel gewin heeft gehandeld en op geen enkele wijze oog heeft gehad voor de kwetsbaarheid en de belangen van de slachtoffers. Bovendien heeft de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden genomen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 7 juli 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij in de afgelopen vijf jaren drie keer onherroepelijk voor soortgelijke feiten tot een tweetal gevangenisstraffen en een taakstraf is veroordeeld. Niet alleen uit het strafblad van de verdachte, maar ook uit de verschillende pleegdata en langere pleegperiodes blijkt dat de verdachte zich reeds geruime tijd bezig houdt met bankhelpdeskfraude. De verdachte is bijzonder hardleers, en eerder opgelegde (gevangenis)straffen lijken de verdachte er niet van te weerhouden om door te gaan met het plegen van dergelijke feiten. Ook dit zal de rechtbank in het nadeel van de verdachte meewegen.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Voor de straftoemeting van het delict oplichting bestaan geen landelijke oriëntatiepunten. Daarom zoekt de rechtbank aansluiting bij de vastgestelde oriëntatiepunten voor een woninginbraak en de overige gekwalificeerde diefstallen, als bedoeld in artikel 311 lid 1, sub 5 Sr. De impact op de persoonlijke levenssfeer acht de rechtbank vergelijkbaar. Deze oriëntatiepunten geven als uitgangspunt, in het geval van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden.
Gelet hierop en rekening houdend met alle voornoemde omstandigheden die in het nadeel van de verdachte meewegen, zal de rechtbank aan de verdachte een fors hogere straf dan door de officier van justitie gevorderd opleggen. De rechtbank acht, alles afwegende enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank zal tevens de gevangenneming voor de bij dagvaarding I onder 3 en de bij dagvaarding II onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde feiten van de verdachte bevelen. Er bestaan tegen de verdachte ernstige bezwaren dat hij zich aan deze ten laste gelegde feiten schuldig heeft gemaakt, gelet op de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen. Voorts zijn er gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die een onverwijlde vrijheidsbeneming van verdachte vorderen, aangezien er, gelet op de aard van de feiten ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld of waardoor de veiligheid van de staat of de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht, dan wel algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan.

7.De vorderingen tot schadevergoeding

7.1.
De vorderingen
De vordering van [benadeelde 9]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 107,50, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
De vordering van [benadeelde 6]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 11.550,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 11.000,00 aan materiële schade en € 550,00 aan immateriële schade.
De vordering van [benadeelde 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.014,90, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
De vordering van [benadeelde 5]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert, zoals op de terechtzitting is verduidelijkt, een schadevergoeding van € 88.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
De vordering van [benadeelde 4]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 8.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 6.000,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
De vordering van [benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 3.000,00 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade.
7.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van:
  • [benadeelde 9] moet worden afgewezen, omdat de verdachte ten aanzien van deze aangever in deze zaken niet is vervolgd;
  • [benadeelde 6] geheel moet worden toegewezen;
  • [benadeelde 3] gedeeltelijk moet worden toegewezen: het gevorderde bedrag voor de telefoon moet worden gematigd, aangezien die zes jaar geleden was gekocht;
  • [benadeelde 5] gedeeltelijk moet worden toegewezen, in die zin dat het deel van de vordering dat ziet op de vergoeding van de iconen niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de beoordeling van dat gedeelte van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces zou opleveren en dat de overig gevorderde schade toegewezen moet worden;
  • [benadeelde 4] gedeeltelijk moet worden toegewezen, in die zin dat de gevorderde materiële schade geheel toegewezen moet worden, maar dat de gevorderde immateriële schade moet worden gematigd;
  • [benadeelde 1] geheel moet worden toegewezen.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen, gelet op de bepleite integrale vrijspraak ten aanzien van dagvaarding I, niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Subsidiair is verzocht gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid van de rechtbank (de rechtbank begrijpt voor zover het de gevorderde materiële schade betreft).
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1.
De vordering van [benadeelde 9]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien ten aanzien van deze aangever jegens de verdachte geen vervolging is ingesteld. De benadeelde partij kan daarom niet in de vordering worden ontvangen.
7.4.2.
De vordering van [benadeelde 6]
Gedeeltelijke toewijzing vordering
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 6:95, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald dat immateriële schade alleen voor vergoeding in aanmerking komt in de limitatief in de wet opgesomde gevallen. In artikel 6:106 BW worden de gevallen genoemd waarin vergoeding van immateriële schade kan worden toegekend. Voor zover hier van belang, kan dat op grond van sub b van dat artikel aan de orde zijn indien de benadeelde partij ‘op andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Volgens de Hoge Raad kan immateriële schade op deze grond alleen voor toewijzing in aanmerking komen in gevallen aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ met concrete gegevens wordt onderbouwd, tenzij de aard en ernst van de normschending en de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zozeer voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. [1] De rechtbank is van oordeel dat, hoewel invoelbaar is dat het bewezenverklaarde gevoelens van angst, onveiligheid en wantrouwen bij de benadeelde partij teweeg heeft gebracht, onvoldoende door de benadeelde partij is onderbouwd dat de aard en de ernst van de normschending door de verdachte en zijn mededaders dermate psychisch nadelige gevolgen bij de benadeelde partij hebben veroorzaakt dat vast is komen te staan dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 sub b BW. Ook liggen de aard en ernst van de normschending en de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank niet zozeer voor de hand dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De vordering zal dan ook voor wat betreft de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de gevorderde materiële schade is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bij dagvaarding I onder 3 en 4 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van € 11.000,00 materiële schade.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 11.000,00, bestaande uit materiële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 25 februari 2025, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bij dagvaarding I onder 3 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 11.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 februari 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 6] .
7.4.3.
De vordering van [benadeelde 3]
Gedeeltelijke toewijzing vordering
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bij dagvaarding I onder 3 en 4 bewezenverklaarde feiten. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid (artikel 6:97 BW), omdat de verdachte en zijn mededaders de benadeelde partij een zes jaar oude telefoon afhandig hebben gemaakt, waarvan de waarde niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Zij stelt de schade, gelet op het voorgaande, vast op € 150,00. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 7 februari 2025, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bij dagvaarding I onder 3 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 150,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 3] .
7.4.4.
De vordering van [benadeelde 5]
Gedeeltelijke toewijzing vordering
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten icoon “ [naam icoon 1] ” ad € 7.000,00, icoon “ [naam icoon 2] ” ad
€ 30.000,00, icoon “ [naam icoon 3] ” ad € 10.000,00 en icoon “ [naam icoon 4] ” ad 2.000,00 (in totaal € 49.000,00), de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de overige posten, te weten sierraden ad € 19.450 (in totaal), geld in kluis ad € 20.000,00 en kluis ad € 300,00 is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding I onder 3 bewezenverklaarde feit, ter grootte van € 39.750,00.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 39.750,00, bestaande uit materiële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 20 februari 2025, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 39.750.,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 februari 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 5] .
7.4.5.
De vordering van [benadeelde 4]
Gedeeltelijke toewijzing vordering
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade verwijst de rechtbank naar haar overwegingen ten aanzien van de vordering van [benadeelde 6] . Ook in het geval van de vordering van [benadeelde 4] is de rechtbank van oordeel dat, hoewel invoelbaar is dat het bewezenverklaarde gevoelens van angst, onveiligheid en wantrouwen bij de benadeelde partij teweeg heeft gebracht, zoals ook ter terechtzitting naar voren is gebracht, onvoldoende door de benadeelde partij is onderbouwd dat de aard en de ernst van de normschending door de verdachte en zijn mededaders dermate psychisch nadelige gevolgen bij de benadeelde partij hebben veroorzaakt dat vast is komen te staan dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 sub b BW. Ook liggen de aard en ernst van de normschending en de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank niet zozeer voor de hand dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De vordering zal dan ook voor wat betreft de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de gevorderde materiële schade is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding I onder 3 bewezenverklaarde feit, ter grootte van € 6.000,00 materiële schade.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 6.000,00, bestaande uit materiële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 14 februari 2025, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 338,28. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 6.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 februari 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 4] .
7.4.6.
De vordering van [benadeelde 1]
Gedeeltelijke toewijzing vordering
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade verwijst de rechtbank naar haar overwegingen ten aanzien van de vordering van [benadeelde 6] . Ook in het geval van de vordering van [benadeelde 1] is de rechtbank van oordeel dat, hoewel invoelbaar is dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde slecht slaapt, nachtmerries heeft en stress ervaart, onvoldoende door de benadeelde partij is onderbouwd dat de aard en de ernst van de normschending door de verdachte en zijn mededaders dermate psychisch nadelige gevolgen bij de benadeelde partij hebben veroorzaakt dat vast is komen te staan dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 sub b BW. Ook liggen de aard en ernst van de normschending en de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij naar het oordeel van de rechtbank niet zozeer voor de hand dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De vordering zal dan ook voor wat betreft de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de gevorderde materiële schade is namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bij dagvaarding I onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van € 3.000,00 materiële schade.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 3.000,00, bestaande uit materiële schade.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 27 februari 2025, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskostenveroordeling
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bij dagvaarding I onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 februari 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 1] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage III aan dit vonnis is gehecht) onder 1 en 3 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard en dat het onder 2 genoemde voorwerp, te weten een geldbedrag van € 13,95, zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de inbeslaggenomen auto van de verdachte terug te geven, omdat er geen redenen zijn om de auto verbeurd te verklaren.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 en 3 genoemde voorwerpen, verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien de voorwerpen aan de verdachte toebehoren en het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp geheel door middel van het bij dagvaarding I onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is verkregen en met betrekking tot het op de beslaglijst onder 3 genoemde voorwerp de bij dagvaarding I onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
Aangezien het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerp, te weten een geldbedrag van € 13,95.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 1 mei 2025 gevorderd dat de bij parketnummer 16-197716-22 door de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, op 14 december 2022 voorwaardelijke opgelegde straf van € 350,00, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet over de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf uitgelaten.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging de voorwaardelijk opgelegde geldboete van te weten € 350,00, aangezien uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 55, 56, 57, 60a, 138ab, 139g, 234, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1, 2, 3, 4 en 5 en de bij dagvaarding II onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I
ten aanzien van feit 1 en feit 2:
de voortgezette handeling van
medeplegen van oplichting
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van feit 3 en feit 4
de voortgezette handeling van
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5
gegevens voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een misdrijf omschreven in artikelen 310, 311 en 326 voor zover het feit betrekking heeft op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument;
ten aanzien van dagvaarding II
ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3 primair
de eendaadse samenloop van
medeplegen van oplichting
en
medeplegen van computervredebreuk;
in voortgezette handeling met
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4
niet-openbare gegevens ter beschikking van een ander stellen, verwerven of voorhanden hebben, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze gegevens wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen;
ten aanzien van feit 5
gegevens voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een misdrijf omschreven in artikelen 310, 311, 312, 317, 321 en 326 voor zover het feit betrekking heeft op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
36 (ZESENDERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
beveelt de gevangenneming van de verdachte voor de bij dagvaarding I onder 3 en bij dagvaarding II onder 1, 2, 3 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde feiten;
de vorderingen van de benadeelde partijen;
bepaalt dat benadeelde partij [benadeelde 9] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen (gedeeltelijk) toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om te betalen:
ten aanzien van feit 3 en feit 4
  • een bedrag van € 11.000,00 aan [benadeelde 6] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 februari 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
  • een bedrag van € 150,00 aan [benadeelde 3] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 februari 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald;

ten aanzien van feit 3

  • een bedrag van € 39.750,00 aan [benadeelde 5] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 20 februari 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
  • een bedrag van € 6.000,00 aan [benadeelde 4] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 februari 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
ten aanzien van feit 1 en feit 2
- een bedrag van € 3.000,00 aan [benadeelde 1] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 februari 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde 6] , [benadeelde 4] en [benadeelde 1] voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 5] voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden ten aanzien van [benadeelde 6] , [benadeelde 3] , [benadeelde 5] en
[benadeelde 1] begroot op nihil en ten aanzien van [benadeelde 4] op € 338,28, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen:
  • een bedrag van € 11.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 25 februari 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van
  • een bedrag van € 150,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 februari 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van
  • een bedrag van € 39.750,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 20 februari 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van
  • een bedrag van € 6.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 14 februari 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van
  • een bedrag van € 3.000,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 februari 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag van € 11.000,00 ten behoeve van [benadeelde 6] niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 76 dagen de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag van € 150,00 ten behoeve van [benadeelde 3] niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 3 dagen de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag van € 39.750,00 ten behoeve van [benadeelde 5] niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 197 dagen de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag van € 6.000,00 ten behoeve van [benadeelde 4] niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 55 dagen de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag van € 3.000,00 ten behoeve van [benadeelde 1] niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 34 dagen de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van de verschuldigde bedragen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
de inbeslaggenomen goederen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1 en 3 genoemde voorwerpen, te weten:
  • € 2.250,00 (PL1500-2025064614-3286905);
  • 1 personenauto, [kenteken] (Toyota, grijs);
gelast de teruggave aan van het op de beslaglijst onder 2 genoemde voorwerpen, te weten:
€ 13,93 aan de verdachte;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 14 december 2022, gewezen onder parketnummer 16-197716-22, te weten een geldboete van € 350,00 subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mr. J.J. Balfoort, rechter,
mr. J. Herfkens, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 augustus 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Dagvaarding I
1
hij op of omstreeks 27 februari 2025 te Gouda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of
het teniet doen van een inschuld, te weten
- een geldkistje met daarin een of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 10.000 euro) en/of
- één of meerdere sieradenkistje(s) met daarin één of meerdere sieraden en/of
- een bankpas en/of (bijbehorende) pincode en/of
- een e-reader,
door:
- te bellen naar die [benadeelde 1] en zich voor te doen als een bankmedewerker en/of
- instructies te geven hoe te handelen en/of
- (persoonlijke) codes en/of nummers uit te vragen en/of
- (vervolgens) aan de deur te komen om geld en/of bankpas en/of pincode en/of sieraden op te halen;
2
hij op of omstreeks 27 februari 2025 te Gouda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 2.000 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van een valse sleutel, door met de middels oplichting verkregen bankpas, (al dan niet met bijbehorende pincode) op naam van voornoemde aangever, een geldbedrag te pinnen bij (een) geldautomaat;
3
hij op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 4 februari 2025 tot en met 25 februari 2025, te Kampen en/of Zutphen en/of Leusden en/of Vorden en/of Baak, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [benadeelde 2] en/of
- [benadeelde 3] en/of
- [benadeelde 4] en/of
- [benadeelde 5] en/of
- [benadeelde 6]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten:
- een of meerdere bankpassen (in het geval van [benadeelde 2] ) en/of
- een of meerdere bankpassen en/of een raboscanner en/of een telefoon (in het geval van [benadeelde 3] ) en/of
- een of meerdere bankpassen en/of bijbehorende pincodes en/of een identifyer en/of een raboscanner (in het geval van [benadeelde 4] ) en/of
- een of meerdere iconen en/of een kluis met contant geld en/of sieraden (in het geval van [benadeelde 5] ) en/of
- een of meerdere bankpassen en/of bijbehorende pincodes en/of e-readers (in het geval van [benadeelde 6] ),
door:
- zich voor te doen als medewerker van de bank en instructies te geven hoe te handelen en/of
- (persoonlijke) codes en/of nummers uit te vragen en/of
- (vervolgens) aan de deur te komen om bankpassen en/of pincodes en/of (bankpas)scanners en/of geld en/of sieraden op te halen;
4
hij op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 7 februari 2024 tot en
met 25 februari 2024, te Zutphen en/of Baak, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meerdere, althans enig(e) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n);
te weten:
- 1100 euro toebehorend aan [benadeelde 3] en/of
- 11.000 euro toebehorend aan [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7]
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van(een) valse sleutel(s), door met de middels oplichting verkregen bankpas(sen) en/of creditcard(s) (al dan niet met bijbehorende pincode(s)) op naam van voornoemde aangever(s) een of meerdere geldbedrag(en) te pinnen bij (een) geldautoma(a)t(en) en/of over te schrijven naar andere rekeningnummers;
5
hij op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 20 december 2024 tot en met 29 januari 2025 te Almere, in elk geval in Nederland, een of meer stoffen, voorwerpen en/of gegevens, te weten,
- leads, zijnde (lijsten met) persoonsgegevens zoals telefoonnummers en/of achternamen en/of geslacht en/of adressen en/of bankrekeningnummers en/of geboortedata en/of e-mailadressen, en/of
- een of meer script(s), zijnde uitgeschreven teksten gericht op het verkrijgen van persoonsgegevens heeft vervaardigd, ontvangen, zich heeft verschaft, verkocht, overgedragen, verworven, vervoerd, ingevoerd, uitgevoerd, verspreid en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte weet dat die/deze bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel(en) 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijven, (waarbij deze feiten betrekking hebben op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument).
Dagvaarding II
1
hij op of omstreeks 20 februari 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig geld (EUR 1.200,00) euro),
althans enig goed en/of het ter beschikking stellen van (inlog)gegevens en/of
bankpas van zijn bankaccount, in elk geval van enig goed, door
- voornoemde [benadeelde 8] telefonisch te benaderen en/of zich daarbij voor te doen als
een medewerker van een bank (de ABN-Amrobank) en/of
- vervolgens in die hoedanigheid die [benadeelde 8] mede te delen dat er geld zou worden
overgeschreven van zijn rekening naar een rekening in het buitenland, dan wel dat
er is gepoogd frauduleuze handelingen te plegen met zijn bankrekening en/of
- voornoemde [benadeelde 8] te bewegen tot het installeren van het programma Anydesk
en/of
- voornoemde [benadeelde 8] te vragen zijn bankpas door te knippen en af te geven aan de
medewerker van de bank die ter plaatsen zou komen en/of
- door bij het huisadres van het die [benadeelde 8] langs te gaan en zijn bankpas in
ontvangst te nemen en zich daarbij voor te doen als een medewerker van een bank;
2
hij op of omstreeks 20 februari 2024 te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
opzettelijk en
wederrechtelijk
in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten één of meerdere server(s)
van de (beveiligde) internetbankieren omgeving toebehorende aan de
ABN-Amrobank en/of een ander/anderen dan verdachte en/of dienst
medepleger(s), waarop een internetbankieren omgeving van klant [benadeelde 8]
wordt gehost, althans bereikbaar is en/of het computersysteem van die [benadeelde 8] , is
binnengedrongen,
door het doorbreken van een beveiliging en/of door een technische ingreep en/of
met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of het aannemen van een
valse hoedanigheid, te weten door die [benadeelde 8] onder valse voorwendselen te
bewegen tot het installeren van 'Anydesk' op zijn computersysteem, waardoor hij,
verdachte of/zijn medeverdachte(n) toegang verkreeg/verkregen tot het
computersysteem van die [benadeelde 8] en/of de zich daarop bevindende online
bankrekening(en) en/of de server(s) van de (beveiligde) internetbankieren
omgeving toebehorende aan de ABN-Amrobank;
3
hij en een of meerdere onbekend gebleven personen op één of meerdere
tijdstip(pen), in of omstreeks 20 februari 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid (contant) geld, te weten in totaal EUR 1.200,00, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van een valse sleutel, te weten
door gebruik te maken van een bankpas en/of pincode van voornoemde [benadeelde 8] , in
elk geval sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet
gerechtigd was/waren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
Een of meerdere onbekend gebleven personen op of omstreeks 20 februari 2024 te
Rotterdam, althans Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,
een geldbedrag (te weten EUR 1.200,00), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te
nemen geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel
van een valse sleutel, te weten
door gebruik te maken van een bankpas en/of pincode van voornoemde [benadeelde 8] , in
elk geval een sleutel tot het gebruik waarvan hij/zij niet gerechtigd was/waren
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij verdachte op of omstreeks 20 februari
2024 te Rotterdam, althans Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door die onbekend gebleven persoon/personen
(meermalen) met de auto af te zetten en/of te vervoeren naar een of meer
pinautomaat/pinautomaten (gelegen aan de 1e middellandstraat en/of de
Stadhoudersweg te Rotterdam) waar die onbekend gebleven persoon/personen een
of meer geldbedragen heeft/hebben opgenomen van de bankrekening van J.H.T.
[benadeelde 8] ;
4
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 oktober 2023 tot en
met 20 april 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen,
niet-openbare gegevens, te weten
(een) lijst(en) van gegevens, te weten namen, adressen, telefoonnummers, e-mail
adressen, geboortedata en/of aangesloten/verbonden energiemaatschappijen van
tenminste 10, althans een aantal, personen
a. heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn
mededader(s), ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze
gegevens wist(en) of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat deze door
misdrijf waren verkregen, en/of
b. ter beschikking van een ander heeft gesteld, aan een ander bekend heeft gemaakt
of uit winstbejag voorhanden heeft gehad of heeft gebruikt, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het door misdrijf
verkregen gegevens betreft;
5
hij op of omstreeks 20 februari 2024 te Rotterdam, althans in Nederland,
een of meer stoffen, voorwerpen en/of gegevens, te weten een belscript voor
bankhelpdeskfraude en/of een tekst voor Whatsapp-fraude,
heeft vervaardigd, heeft ontvangen, zich heeft verschaft, heeft verkocht, heeft
overgedragen, heeft verworven, heeft vervoerd, heeft ingevoerd, heeft uitgevoerd,
heeft verspreid, anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of voorhanden heeft
gehad,
waarvan hij, verdachte, wist dat die bestemd waren tot het plegen van diefstal,
fraude en/of oplichting, in elk geval een der in de artikelen 226, eerste lid,
onderdelen 2° tot en met 5°, 231, eerste lid, 231a, eerste lid, 231b en 232, eerste lid,
omschreven misdrijven dan wel een der misdrijven omschreven in de artikelen 310,
311, 312, 317, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht terwijl dit feit betrekking
had op de verkrijging van een niet-contant betaalinstrument.

Voetnoten

1.Vgl. HR 8 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1118.