ECLI:NL:RBDHA:2025:14629
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op grond van artikel 8 EVRM met betrekking tot beschermenswaardig familieleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres, een Marokkaanse vrouw geboren in 1938, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij haar referent in Nederland. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beschikt en er volgens de minister geen beschermenswaardig familieleven bestaat tussen eiseres en haar kinderen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 3 juli 2025 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank concludeert dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen, en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM in het nadeel van eiseres uitvalt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de verblijfsaanvraag.