Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juni 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit Afghanistan , eiser
de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder
Inleiding
.Als tolk is verschenen F. Filippo-Wassa.
Beoordeling door de rechtbank
.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2025, wordt het beroep van eiser, een Afghaanse monteur, tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland op grond van de Tolkenregeling beoordeeld. Eiser had op 29 februari 2024 verzocht om overbrenging voor hem en zijn gezinsleden, omdat hij van 18 april 2012 tot 30 juni 2016 als monteur voor de Europese Politie Missie in Afghanistan (EUPOL) had gewerkt. Verweerder, de minister van Justitie en Veiligheid, heeft het verzoek op 13 mei 2024 afgewezen, omdat eiser niet had aangetoond dat hij structureel werkzaamheden had verricht voor een Nederlandse EUPOL-functionaris en er geen dreigende situatie was als gevolg van zijn werkzaamheden.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2025 behandeld, waarbij eiser via een telefoonverbinding aanwezig was, samen met zijn gemachtigde, mr. A.W. Eikelboom, en de gemachtigde van verweerder, mr. M.M. van Asperen. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van de Tolkenregeling, die vereist dat lokale medewerkers een substantiële periode voor een Nederlandse missie hebben gewerkt en daardoor persoonlijk risico lopen. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn werkzaamheden specifiek voor Nederland of een Nederlandse EUPOL-functionaris waren, en de rechtbank oordeelt dat verweerder het verzoek om overbrenging op goede gronden heeft afgewezen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.