ECLI:NL:RBDHA:2025:14796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.22559
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging voor voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers tegen de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eisers hebben eerder een beroep ingesteld dat gegrond werd verklaard, waarbij de minister werd opgedragen om voor 1 maart 2025 een besluit te nemen op hun aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf. De rechtbank heeft bepaald dat als de minister niet tijdig beslist, zij een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen, met een maximum van € 7.500,-.

In deze tweede procedure stellen eisers dat de minister niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag van 17 juli 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank legt de minister een nieuwe beslistermijn op van twee weken na bekendmaking van deze uitspraak.

Daarnaast wordt er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank veroordeelt de minister ook tot betaling van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.22559

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. M.R. Verdoner),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In een eerdere procedure (NL24.8681) heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond verklaard. De minister moest voor 1 maart 2025 alsnog een besluit nemen op de aanvraag. Daarbij heeft de rechtbank ook bepaald dat als de minister niet op tijd een besluit neemt, zij een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van €7.500,-.
1.1.
Deze uitspraak gaat over het tweede beroep dat eisers hebben ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de aanvraag van 17 juli 2023 tot het verlenen van een machtiging voor voorlopig verblijf.
1.2.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
1.3.
Eisers hebben gevraagd om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen.

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. Voorafgaand aan het instellen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen moeten eisers de minister door middel van een ingebrekestelling laten weten dat zij binnen twee weken alsnog op de aanvraag moet beslissen. [2] Bij een tweede beroep tegen het niet tijdig beslissen op dezelfde aanvraag is een nieuwe ingebrekestelling niet nodig. [3]
3. In de uitspraak van 23 september 2024 heeft de rechtbank de minister opgedragen om voor 1 maart 2025 alsnog een beslissing op de aanvraag te nemen. De minister heeft dit niet gedaan.
4. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
5. In de uitspraak van 23 september 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening gehouden met het ‘first in first out’ (fifo)-principe van de minister. [4] De minister heeft niet binnen deze termijn beslist. De rechtbank ziet geen aanleiding om de minister opnieuw te volgen in de datum waarop zij verwacht de aanvraag van eisers in behandeling te nemen, zoals vermeld in haar verweerschrift van 20 juni 2025, omdat die datum zonder nadere toelichting afwijkt van de in de vorige procedure opgegeven datum. De rechtbank zal daarom bepalen dat de minister binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. De termijn begint op de dag na bekendmaken van deze uitspraak.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
6. Eisers hebben gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, zij een dwangsom van
€ 200,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [5]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister binnen
twee weken een besluit moet nemen op de aanvraag. Doet de minister dat niet, dan is zij aan eisers een dwangsom verschuldigd.
8. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [6]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen twee weken na bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken.
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, aanhef en onder b, en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:673.
4.Overeenkomstig de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, 16 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13031.
5.Artikel 8:55d. tweede lid, van de Awb.
6.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.