Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- de dagvaarding van 10 februari 2025, met producties 1 tot en met 5;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, van 2 april 2025, met producties 1 tot en met 12;
- het tussenvonnis van 23 april 2025, waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
- de conclusie van antwoord in reconventie van 14 mei 2025, met producties 6 tot en met 9;
- de op 10 juni 2025 ingekomen brief van de man, met producties 12 tot en met 16.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 580.000. De man schat de waarde van de woning evenwel op een bedrag van € 484.000. Hij baseert zich hierbij op de als productie 4 door hem overgelegde Desktop Taxatie van Calcasa per 28 maart 2025. Nu partijen het niet eens zijn over de waarde van de woning en geen van partijen zich (onderbouwd) heeft uitgelaten over de huidige waarde, is de rechtbank van oordeel dat de woning moet worden getaxeerd.
€ 139.452,77 en meer subsidiair € 134.401,89) met de overwaarde op grond van een tussen partijen gemaakte afspraak, althans op grond van onverschuldigde betaling en/of ongerechtvaardigde verrijking en/of de eisen van redelijkheid en billijkheid. Als deze grondslagen niet slagen, is de man van mening dat hij een regresvordering heeft gekregen op de vrouw op grond van artikel 6:10 lid 2 BW omdat hij meer heeft voldaan wat betreft een gezamenlijke schuld dan waartoe hij was gehouden in hun onderlinge verhouding.
1 november 2024 betaalde hypotheekaflossingen bestaat dus een regresrecht van de man op de vrouw. De rechtbank begrijpt de vordering van de man op dit onderdeel aldus, dat hij betaling vordert van deze gehele regresvordering, ondanks dat hij bij de berekening van zijn vordering is uitgegaan van de periode tot en maart 2025. Die berekening loopt immers tot het moment van het instellen van de reconventionele vordering op 2 april 2025, zodat daaruit niet kan worden afgeleid dat de man zijn vordering op dit onderdeel heeft willen beperken. Het hierdoor toegewezen bedrag zal de totale hoogte van de ingestelde vordering niet overstijgen, zodat toewijzing niet ultra petitum is.
1 december 2024 te betalen gebruiksvergoeding ter hoogte van de helft van het geschatte rendement van 4% van de overwaarde van de gezamenlijke woning (te vermeerderen met de helft van de (netto) woonlasten als de man voor dat bedrag een verrekenvordering instelt), aangezien de man het alleengebruik en genot van de woning (met een aanzienlijke overwaarde) heeft, althans had kunnen (en kan) hebben. Volgens de man is er geen grond voor het toekennen van een gebruiksvergoeding.