Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiseres,
[naam] ,
de minister van Asiel en Migratie, de minister
Samenvatting
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
9 januari 2025 en dat laatstgenoemd besluit het eerstgenoemde besluit vervangt. Het beroep van eiseres heeft gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede betrekking op het vervangende besluit. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat eiseres geen belang meer heeft bij een beoordeling van het bestreden besluit van 14 november 2024, zodat de rechtbank het beroep tegen dat besluit niet-ontvankelijk zal verklaren.
Waar gaat deze zaak over?
- de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres;
- de problemen met de oom en [naam] ;
- de positie van eiseres als alleenstaande vrouw in Nigeria.
9.1. Met de publicatie van de WI 2024/6 heeft de minister een nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling geïntroduceerd voor asielzaken. De oude WI 2014/10 is hiermee vervangen. De minister heeft deze nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling ook vastgesteld in beleid. [4] In de nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling worden drie stappen onderscheiden. In stap 1 gaat het om het verzamelen van informatie. De vreemdeling dient hierbij alle relevante elementen ter onderbouwing van zijn asielaanvraag in te dienen. Bij het vaststellen van de relevante feiten en omstandigheden bestaat er een samenwerkingsverplichting tussen de vreemdeling en de minister. De minister stelt in stap 1 uiteindelijk de asielmotieven vast. In stap 2 toetst de minister deze asielmotieven op geloofwaardigheid. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen stap 2a en stap 2b. In stap 2a beoordeelt de minister of een vreemdeling voldoende objectief bewijsmateriaal heeft overgelegd om het betreffende asielmotief aannemelijk te maken. Indien er niet is voldaan aan stap 2a gaat de minister over naar stap 2b. In die stap toetst de minister aan vijf cumulatieve voorwaarden om de geloofwaardigheid te beoordelen. In de WI 2024/6 is bepaald dat als het asielmotief niet aan één of meerdere van de vijf voorwaarden voldoet, het niet geloofwaardig is. [5] Stap 2 wordt afgesloten met een eindconclusie over de geloofwaardigheidstoets. Tot slot wordt in stap 3 de besluitvorming samengevat en aangegeven welke geloofwaardig geachte asielmotieven worden doorgetoetst of, in het geval dat alle asielmotieven niet geloofwaardig geacht zijn, dat er geen verdere toets plaatsvindt.
“wanneer niet cumulatief aan de voorwaarden in de punten a) tot en met e) van artikel 4, vijfde lid, is voldaan, bevestiging nodig kan zijn, in welk geval het mogelijk is dat de betrokken lidstaat met die asielzoeker moet samenwerken om alle elementen te verzamelen die het asielverzoek kunnen staven”. [10] In het arrest X en Y heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat
“bepaalde aspecten van de verklaringen van verzoeker, ondanks het eventuele ontbreken van bewijsmateriaal daarvoor, geen nadere bevestiging behoeven, mits aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 4, lid 5, onder a) tot en met e), van deze richtlijn is voldaan.” [11] Hieruit volgt dat een nadere bevestiging nodig is als niet aan de cumulatieve voorwaarden wordt voldaan en bewijsmateriaal voor de verklaringen van verzoeker ontbreekt. De mogelijkheid bestaat dus om een asielmotief in bepaalde gevallen geloofwaardig te achten ondanks dat niet aan alle cumulatieve voorwaarden is voldaan. Deze uitleg vindt steun in de Engelse, Franse en Duitse taalversies van artikel 4, vijfde lid, van de Kwalificatierichtlijn. Zo staat in de Engelse taalversie het volgende:
“… where aspects of the applicant’s statements are not supported by documentary or other evidence, those aspects shall not need conformation when the following conditions are met…”.De Duitse en Franse taalversies hebben dezelfde strekking als de Engelse taalversie.
“… given the limited scope of article 4 (5), a failure to meet such a condition cannot be conclusive as to the credibility of the applicant’s overall account.” [12] De EUAA heeft deze visie in de tweede editie van de publicatie herhaald:
“However, even though the requirements of Article 4 (5) are cumulative, it is important to underline that meeting or failing to meet the conditions in part or in full cannot be determinative of the overall assessment of facts and circumstances addressed in Article 4 (1)-(4) QD. The overall assessment has to be conducted applying all the EU law principles and standards”. [13]
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het besluit van 14 november 2024 niet-ontvankelijk;
- vernietigt het bestreden besluit van 9 januari 2025;
- draagt de minister op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de minister in de proceskosten tot een bedrag van € 2.721,00.
mr. N.M. van Waterschoot, leden, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.