ECLI:NL:RBDHA:2025:149

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
11159375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dispuut over zondagstoeslag en dynamisch incorporatiebeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak, uitgesproken op 8 januari 2025 door kantonrechter D. Jongsma, staat de vraag centraal of de zondagstoeslag van 100% voor [partij A] een arbeidsvoorwaarde is die door Albert Heijn moet worden gerespecteerd na 1 januari 2025. [partij A] is sinds 30 januari 2012 in dienst bij Albert Heijn en heeft in zijn arbeidsovereenkomst een dynamisch incorporatiebeding opgenomen, waardoor latere versies van de VGL-CAO van toepassing zijn. De VGL-CAO, die per 1 januari 2025 een wijziging in de zondagstoeslag introduceert, bepaalt dat de zondagstoeslag voor medewerkers die voor 1 januari 2022 in dienst waren, tot 1 januari 2025 100% bedraagt, maar daarna 50%. [partij A] vordert dat Albert Heijn deze arbeidsvoorwaarde na 1 januari 2025 blijft respecteren en dat de zondagstoeslag ook tijdens ziekte volledig wordt doorbetaald. Albert Heijn betwist deze vorderingen en stelt dat de VGL-CAO van toepassing is, inclusief de wijzigingen. De kantonrechter oordeelt dat de vorderingen van [partij A] worden afgewezen, omdat Albert Heijn de zondagstoeslag inmiddels heeft betaald en heeft toegezegd deze in de toekomst mee te nemen in de berekening van het loon tijdens ziekte. De kantonrechter concludeert dat er geen sprake is van een verworven recht en dat de wijziging van de zondagstoeslag niet onaanvaardbaar is. De kosten van de procedure worden toegewezen aan [partij A].

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Den Haag
DJ c
Rolnr.: 11159375 \ RL EXPL 24-11253
Vonnisdatum: 8 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[partij A],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. N.M. Fakiri,
tegen
de besloten vennootschap
Albert Heijn B.V.,
gevestigd te Zaandam,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigden mrs. S.H.J. Hogendoorn en F.E. Stewart.
Partijen worden hierna ‘ [partij A] ’ en ‘Albert Heijn’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 juni 2024 met de producties 1 tot en met 15;
- de conclusie van antwoord en van eis in voorwaardelijke reconventie met de producties 1 tot en met 10;
- de brief van [partij A] met 3 bijlagen;
- de brief van Albert Heijn met 1 bijlage.
1.2.
Op 25 november 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij [partij A] is verschenen, bijgestaan door mr. Fakiri. Namens Albert Heijn zijn verschenen [naam 1] , HR Business partner en [naam 2] , supermarkt manager, bijgestaan door mrs. Hogendoorn en Stewart. [partij A] heeft een pleitnota overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van het verhandelde ter zitting. Deze bevinden zich in het griffiedossier.
1.3.
Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[partij A] is op 30 januari 2012 voor bepaalde tijd bij Albert Heijn in dienst getreden in de functie van verkoopmedewerker, voor 24 uur per 4 weken. [partij A] werkte alleen op zondagen. In de arbeidsovereenkomst is het volgende bepaald:
“Voor zover daarvan niet in deze brief wordt afgeweken maken de arbeidsvoorwaarden en bepalingen vermeld in de navolgende documenten (zoals deze thans luiden of in de toekomst zullen komen te luiden) een integraal onderdeel van de arbeidsovereenkomst uit:
 de Collectieve Overeenkomst voor Winkelpersoneel van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen (VGL-cao);”
In art. 8 van deze cao is bepaald dat de op zondagen gewerkte uren worden verhoogd met een toeslag van 100%. De VGL-CAO betreft een minimumcao in die zin dat er alleen in voor de werknemers positieve zin van kan worden afgeweken.
2.2.
De arbeidsovereenkomst van [partij A] is met ingang van 30 januari 2013 verlengd tot 30 januari 2014. Daarbij is bepaald dat het salaris en de overige arbeidsvoorwaarden ongewijzigd blijven. Op 30 januari 2014 is de arbeidsovereenkomst opnieuw verlengd met de bepaling dat het salaris en de overige arbeidsvoorwaarden ongewijzigd blijven.
2.3.
Op 31 oktober 2014 is [partij A] met ingang van 3 november 2014 bevorderd tot Teamleider Verkoopklaar. In de door beide partijen ondertekende brief is onder meer het volgende opgenomen:
“De functie is ingedeeld in schaal T volgens de CAO voor het Winkelmanagement Albert Heijn bv. Op grond van deze indeling bedraagt je uursalaris met ingang van bovengenoemde datum € 9.44 bruto per uur, gebaseerd op 48 contracturen is dit € 453,12 bruto per periode van vier weken.”
2.4.
In de CAO voor het Winkelmanagement is het volgende bepaald:
“1.1 Werkingssfeer
Deze overeenkomst geldt integraal voor alle werknemers die werkzaam zijn als Supermarktmanager of Assistent Supermarktmanager in een van de supermarkten van Albert Heijn bv. Op de Teamleider en Verkoopspecialist is uitsluitend bijlage III en IV van toepassing.”
In de bijlagen III en IV is de hoogte van het loon geregeld. De bijlagen bevatten geen regeling over de betaling van toeslagen. Het (basis)loon van [partij A] is volgens bijlage III van de CAO voor het Winkelmanagement betaald. Daarnaast ontving hij de 100% zondagtoeslag.
2.5.
De CAO voor het Winkelmanagement liep af op 31 maart 2013. In art. 9 van de CAO voor het Winkelmanagement is bepaald dat verlenging jaarlijks stilzwijgend plaatsvindt, tenzij een van partijen ten minste 3 maanden voor de afloop van de overeenkomst schriftelijk kennis geeft aan de andere partij op de ongewijzigde verlenging geen prijs meer te stellen.
2.6.
De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, eindigend op 30 januari 2015. Op 30 januari 2015 is de arbeidsovereenkomst omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Daarbij is bepaald dat het salaris en de overige arbeidsvoorwaarden ongewijzigd blijven.
2.7.
In 2021 heeft Albert Heijn na een positief advies van de Ondernemingsraad een nieuw besturingsmodel geïntroduceerd dat in de supermarkten is ingevoerd. De functie van Verkoopklaar is daarbij komen te vervallen. Eind 2020 heeft Albert Heijn schriftelijk aan [partij A] kenbaar gemaakt dat zijn functie zou komen te vervallen en is vermeld dat hij zou worden herplaatst in de functie van Shiftleader. Tevens is hij gewezen op de mogelijkheid om te solliciteren op de functies van Manager Vers, Manager Operatie, Manager Service of Winkelcoördinator. [partij A] heeft niet op een van die functies gesolliciteerd.
2.8.
Bij brief van 23 februari 2021 heeft Albert Heijn aan [partij A] bevestigd dat hij werd herplaatst in de functie van Shiftleader. Het verschil met de functie van Teamleider is dat de Shiftleader (alleen) verantwoordelijk is voor de dagelijkse shift terwijl de Teamleider Verkoopklaar ook verantwoordelijk was voor het aansturen van de medewerkers en het maken van de planningen. In de brief is vermeld dat de functie van Shiftleader wordt ingedeeld in salarisschaal C van de VGL-CAO en dat de teamleiderstabel uit de CAO voor het Winkelmanagement komt te vervallen. Het op dat moment geldende uurloon is ongewijzigd gebleven.
In de brief is voorts bepaald:
“(…) Voor het overige blijft jouw huidige arbeidsovereenkomst ongewijzigd en zijn daarop de huidige en toekomstige versies van de VGL-CAO van toepassing. (…)”
2.9.
[partij A] heeft niet voldaan aan het verzoek om de brief digitaal te accorderen en heeft er ook overigens niet op geregeerd. Op 13 april 2022 heeft Albert Heijn hem het volgende geschreven:
“Vanaf periode 5 2021 ben je gestart in je nieuwe rol als Shiftleader Operation store 1352. (…) De herplaatsing in je nieuwe rol en de bij deze functie behorende arbeidsvoorwaarden zijn bevestigd in jouw benoemingsbrief, die volledigheidshalve als bijlage is aangehecht. We hebben je verzocht deze benoemingsbrief voor akkoord ondertekend aan ons te retourneren. Ook nadat we je hier nog verschillende malen om hebben gevraagd, hebben wij de ondertekende benoemingsbrief helaas nog niet retour ontvangen.
(…)
Nu jij met ingang van 26 april 2021 aan het werk bent gegaan in de nieuwe functie, bevestigen wij met deze brief dat de in jouw benoemingsbrief beschreven (en bij jouw functie behorende) arbeidsvoorwaarden op jouw van toepassing zijn met ingang van periode 5 2021.
Mocht je nog vragen hebben over de aanpassingen in de arbeidsvoorwaarden, dan kun jij je uiteraard tot jouw leidinggevende wenden. (…).”
[partij A] heeft niet op de brief gereageerd.
2.10.
De VGL-CAO, geldend van 2020-2023, bevatte een wijziging voor de zondagstoeslag ten opzichte van eerdere versies van de cao. Voor medewerkers die voor 1 januari 2022 in dienst waren geldt tot 1 januari 2025 een overgangsregeling op grond waarvan 100% toeslag wordt betaald over de referentie-uren. Vanaf 1 januari 2025 bedraagt de zondagstoeslag voor alle medewerkers 50%.
2.11.
[partij A] is in 2022 ziek geweest. Albert Heijn heeft de zondagstoeslag tijdens de arbeidsongeschiktheid niet volledig doorbetaald.
2.12.
Bij brief van 5 december 2022 heeft Albert Heijn [partij A] geïnformeerd over de mogelijkheid van ouderschapsverlof en hem ook gewezen op de in de VGL-CAO opgenomen mogelijkheid van aanvullend onbetaald ouderschapsverlof.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[partij A] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat de zondagstoeslag, inhoudende dat ieder gewerkt uur op zondag verloond wordt tegen 100%, een arbeidsvoorwaarde is van [partij A] en dat Albert Heijn gehouden is deze arbeidsvoorwaarde na 1 januari 2025 te respecteren;
2. voor recht te verklaren dat Albert Heijn gehouden is om na 1 januari 2025 de zondagstoeslag van [partij A] voor 100% ook tijdens ziekte door te betalen;
3. Albert Heijn te veroordelen tot het betaling van het achterstallige loon van € 302,61;
4. Albert Heijn te veroordelen in de kosten van de procedure en in de nakosten.
3.2.
[partij A] legt hieraan het volgende ten grondslag.
3.2.1.
Tussen partijen is geen eenzijdig wijzigingsbeding overeengekomen. Albert Heijn dient de arbeidsvoorwaarden die op 31 oktober 2014 zijn overeengekomen dan ook na te komen en kan deze niet eenzijdig wijzigen. In die arbeidsovereenkomst van 31 oktober 2014, waarin [partij A] werd bevorderd tot Teamleider, was geen incorporatiebeding opgenomen waardoor de VGL-CAO niet op [partij A] van toepassing is. Voor zover deze cao door de functiewijziging van toepassing is geworden, is Albert Heijn gehouden om de tot dan toe geldende arbeidsvoorwaarden na te leven. De zondagstoeslag betreft een verworven recht. Aangezien de VGL-CAO een minimum-cao betreft moet de voordeligste bepaling worden nageleefd.
3.2.2.
Subsidiair, voor het geval wordt geoordeeld dat [partij A] met de functiewijziging heeft ingestemd waardoor de VGL-CAO van toepassing zou zijn, stelt hij zich op het standpunt dat dit een eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden betreft waartoe Albert Heijn niet gerechtigd was.
3.2.3.
Meer subsidiair stelt [partij A] dat het beroep van Albert Heijn op art. 7 van de VGL-CAO naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [partij A] wordt door de wijziging van de zondagstoeslag onevenredig in zijn belang getroffen. Hij verliest hierdoor 25% van zijn inkomen. Vanwege zijn zieke echtgenote en de zorg voor zijn minderjarige kinderen is hij niet in staat om buiten het weekend voor Albert Heijn te werken.
3.2.4.
Albert Heijn heeft de zondagstoeslag ten onrechte niet meegenomen bij het loon tijdens ziekte. Albert Heijn kan zich niet op de afwijking in de cao van het bepaalde in art. 7:629 BW beroepen. Bij het vaststellen van het naar tijdruimte vastgestelde loon moeten vaste toeslagen worden meegenomen. [partij A] heeft daarom een loonvordering ter zake van achterstallig loon over zijn ziektedagen in 2022.
3.3.
Albert Heijn concludeert tot afwijzing van de vordering en de veroordeling van [partij A] in de proceskosten en de nakosten vermeerderd met de wettelijke rente.
Zij voert daartoe het volgende aan.
3.3.1.
De VGL-CAO is gedurende het hele dienstverband van toepassing geweest door middel van een dynamisch incorporatiebeding op grond waarvan ook toekomstige versies van de cao op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn, ook als die minder gunstig zijn. De wijziging van de zondagstoeslag kan bovendien niet los worden gezien van de overige wijzigingen in de cao, waaronder een loonsverhoging van 25% van het basisloon. De wijziging van de cao kan niet worden aangetast met beroep op art. 7:613 BW of 6:248 lid 2 BW, zoals eerder in de jurisprudentie is bepaald. De eerdere toepasselijkheid van de CAO voor het Winkelmanagement doet ook niet af aan de toepasselijkheid van de VGL-CAO omdat de eerstgenoemde cao alleen als aanvulling gold. Van een verworven recht is geen sprake. Dat ziet op een ongeschreven gedragslijn waaruit onder omstandigheden een arbeidsvoorwaarde kan voortvloeien. De zondagstoeslag is echter gebaseerd op de cao-bepaling en niet op een ongeschreven recht.
3.3.2.
De functiewijziging heeft geen invloed op de toepasselijkheid van de VGL-CAO. De vraag of [partij A] met de functiewijziging heeft ingestemd is dan ook niet relevant. Maar ook als instemming wel van invloed is, geldt dat de stellingen van [partij A] niet opgaan. Hij heeft geen bezwaar gemaakt tegen de functiewijziging en voert zijn functie al ruim drie jaar uit. Albert Heijn heeft daar redelijkerwijs uit mogen afleiden dat hij heeft ingestemd met de functiewijziging. Subsidiair stelt Albert Heijn dat zij de functie eenzijdig mocht wijzigen op grond van art. 7:611 BW jo. 7:613 BW omdat de oude functie vanwege de reorganisatie is vervallen, het salaris van [partij A] door de wijziging niet is verslechterd en geen sprake is van negatieve gevolgen die van dien aard zijn dat aanvaarding van het voorstel redelijkerwijs niet van [partij A] gevergd kon worden.
3.3.3.
[partij A] kan zich niet op de oude regeling met betrekking tot de zondagstoeslag beroepen. Anders dan [partij A] kennelijk veronderstelt heeft de oude cao geen nawerking. Die is namelijk expliciet uitgesloten in art. 29 lid 8 VGL-CAO. Het beroep van [partij A] op art. 29 lid 4 VGL-CAO gaat niet op. Dat ziet op rechtens geldende bepalingen die voor de medewerker gunstiger zijn dan de bepalingen uit de VGL-CAO. Van een rechtens geldende bepaling is echter geen sprake, omdat de zondagsregeling door verloop van de eerdere VGL-CAO’s en de uitsluiting van de nawerking zijn geldigheid is verloren.
3.3.4.
Van het bepaalde in art. 7:629 BW is in de VGL-CAO in gunstige zin afgeweken. Daarin is immers bepaald dat het eerste ziektejaar 100% van het loon wordt doorbetaald en in het tweede ziektejaar 90%. De vraag welk loonbegrip moet worden gehanteerd moet vervolgens worden beantwoord aan de hand van het cao-norm. Het loonbegrip is in art. 2 sub n van de VGL-CAO beschreven. De zondagstoeslag maakt daarvan geen deel uit. Afgezien daarvan heeft Albert Heijn de gevorderde zondagstoeslag inmiddels aan [partij A] uitbetaald en toegezegd om deze ook in de toekomst bij de berekening van het loon tijdens ziekte te zullen meenemen. [partij A] heeft dan ook geen belang meer bij een uitspraak hierover.
In voorwaardelijke reconventie
3.4.
Albert Heijn vordert, voor het geval wordt geoordeeld dat de VGL-CAO niet van toepassing is geweest op de arbeidsovereenkomst van [partij A] , [partij A] te veroordelen om de door Albert Heijn toegekende loonsverhogingen in de periode waarin de VGL-CAO van toepassing is geweest op de arbeidsovereenkomst terug te betalen, met veroordeling van [partij A] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.5.
[partij A] concludeert tot afwijzing van deze vordering.

4.De beoordeling

In conventie
De betaling van zondagstoeslag tijdens ziekte
4.1.
De vraag of de zondagstoeslag tijdens ziekte verschuldigd is zal onbeantwoord blijven, nu Albert Heijn het gevorderde bedrag van € 302,61 vermeerderd met wettelijke rente heeft betaald en heeft toegezegd de zondagstoeslag ook in de toekomst te zullen meenemen in de berekening van het loon bij ziekte. De kantonrechter gaat ervan uit dat Albert Heijn deze toezegging zal nakomen. [partij A] heeft dan ook geen belang meer bij een oordeel over de vraag of de zondagstoeslag onderdeel uitmaakt van het loon als bedoeld in art. 7:629 lid 1 BW. Daaraan doet niet af dat [partij A] niet heeft willen ingaan op het schikkingsvoorstel dat Albert Heijn aan hem heeft gedaan.
4.2.
Dat er andere medewerkers van Albert Heijn zijn die schriftelijk hebben verklaard dat zij (wel) belang bij een uitspraak over die vraag hebben, maakt het voorgaande niet anders. Die medewerkers zijn immers geen partij in deze procedure.
4.3.
Het voorgaande brengt dan ook met zich dat het onder 2 en 3 gevorderde niet wordt toegewezen.
De VGL-CAO
4.4.
Het antwoord op de vraag of de VGL-CAO sinds 3 november 2014 nog geldt omdat deze in de arbeidsovereenkomst van 31 oktober 2014 niet expliciet van toepassing is verklaard, kan naar het oordeel van de kantonrechter in het midden blijven. Albert Heijn heeft [partij A] bij brief van 23 februari 2021 herplaatst omdat de oude functie is komen te vervallen. In die brief heeft zij de VGL-CAO, inclusief de toekomstige versies daarvan, van toepassing verklaard. [partij A] heeft weliswaar nagelaten om te voldoen aan het verzoek om dit digitaal te accorderen maar hij heeft ook niet laten weten niet met de herplaatsing en/of de toepasselijkheid van de VGL-CAO in te stemmen. Ook op de brief van 13 april 2022 heeft hij niet gereageerd. [partij A] heeft zijn functie van Shiftleader gedurende drie jaar uitgeoefend zonder daartegen expliciet of impliciet bezwaar te maken. Ook tegen de toepassing van de in de VGL-CAO opgenomen regeling betreffende het aanvullende ouderschapsverlof (zie onder 2.12) heeft hij geen bezwaar gemaakt. De houding van [partij A] moet dan ook als een stilzwijgende instemming met de herplaatsing in de nieuwe functie en de daarvoor geldende arbeidsvoorwaarden worden aangemerkt. Dat betekent dat de VGL-CAO in elk geval vanaf de plaatsing in de functie van Shiftleader van toepassing is.
4.5.
Afgezien daarvan kan de herplaatsing gelet op de reorganisatie in beginsel als een redelijk voorstel in de zin van art. 7:611 BW worden aangemerkt. De nieuwe functie was weliswaar van een iets lager niveau dan de functie van Teamleider Verkoopklaar maar het salaris bleef ongewijzigd zodat geen sprake lijkt van een wijzigingsvoorstel dat [partij A] redelijkerwijs niet kon aanvaarden. Hij heeft ook geen argumenten aangevoerd waaruit iets anders kan worden afgeleid.
4.6.
Aangezien sprake is van een dynamisch incorporatiebeding zijn ook de latere versies van de VGL-CAO op de arbeidsovereenkomst van toepassing. De vraag of de arbeidsovereenkomst sinds de herplaatsing een eenzijdig wijzigingsbeding bevat, is dan ook niet relevant.
4.7.
[partij A] heeft nog aangevoerd dat Albert Heijn op grond van art. 29 lid 4 van de VGL-CAO gehouden is om de 100% zondagstoeslag aan hem uit te betalen. In art. 29 lid 4 is bepaald dat rechtens geldende bepalingen, die voor de werknemer gunstiger zijn dan het bepaalde in de cao, hun kracht behouden. Het beroep op deze bepaling faalt echter omdat in art. 29 lid 8 van de cao is bepaald dat rechten voortvloeiend uit bepalingen van eerdere cao’s met de inwerkingtreding vervallen, dat de rechten voorvloeiend uit de nieuwe versies van de cao daarvoor in de plaats komen en dat de huidige cao, ook voor zover deze mindere aanspraken heeft, voorrang heeft op de voorgaande cao’s. Op grond van lid 8 is de eerdere regeling met betrekking tot de zondagstoeslagen dus komen te vervallen. Van een
rechtens geldendebepaling, zoals in art. 29 lid 4 VGL-CAO is vermeld, is dan ook geen sprake meer.
4.8.
Vaststaat dat de nieuwe regeling voor zondagstoeslagen voor [partij A] nadelig is. [partij A] doet op grond daarvan een beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter overweegt daarover het volgende. Arbeidsvoorwaarden in een cao vormen een totaalpakket waarbij de collectieve partners een regeling treffen die voor alle werknemers geldt. Daar kunnen voor een individuele werknemer plussen en minnen in voorkomen. Daarvan is ook in dit geval sprake. De nieuwe cao behelst onder meer een salarisverhoging waarvan ook [partij A] heeft geprofiteerd. Daarnaast gold voor werknemers, die al voor 1 januari 2022 in dienst waren, gedurende drie jaar een overgangsregeling ten aanzien van de zondagstoeslag. Die overgangsregeling is per 1 januari 2025 komen te vervallen. Van een situatie waarin de toepassing van de nieuwe regeling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook geen sprake.
4.9.
Het beroep van [partij A] op een zogenaamd verworven recht gaat evenmin op. Bij een verworven recht is sprake van een gedragslijn die met zich brengt dat bij de werknemer in toenemende mate verwachtingen zijn gewekt. Maar ook verwachtingen die lange tijd gekoesterd zijn leiden niet zonder meer tot een recht op een dergelijke toekenning. Daarvoor zijn nadere omstandigheden nodig. Dat dergelijke omstandigheden aanwezig zijn is niet gesteld en ook niet gebleken. De zondagsregeling is bovendien niet gebaseerd op een ongeschreven gedragsmaatregel maar op een cao-bepaling die door middel van een dynamische incorporatiebeding van toepassing is. Daarvoor geldt de regeling van het verworven recht niet.
4.10.
Het voorgaande brengt met zich dat de vorderingen worden afgewezen. [partij A] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de kant van Albert Heijn. Deze worden bepaald op € 546,- bestaande uit € 408,- aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 204,-) en € 135,- aan nakosten. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In voorwaardelijke reconventie
4.11.
Omdat de vraag of de VGL-CAO in de periode van 3 november 2014 tot en met 26 april 2021 van toepassing was niet wordt beantwoord, wordt toegekomen aan de voorwaardelijk ingestelde eis in reconventie. Albert Heijn stelt dat, als wordt geoordeeld dat de VGL-CAO niet van toepassing was, zij de op basis van die cao gedane betalingen als onverschuldigd kan terugvorderen.
4.12.
De kantonrechter overweegt hierover dat deze vordering niet toewijsbaar is. Ook als de VGL-CAO niet van toepassing is brengt dat nog niet met zich dat betaling zonder rechtsgrond heeft plaatsgevonden. De rechtsgrond was immers de arbeidsovereenkomst op grond waarvan Albert Heijn een betalingsverplichting jegens [partij A] had. Deze betalingen werden eenzijdig door Albert Heijn vastgesteld en [partij A] mocht er dan ook op vertrouwen dat deze conform de arbeidsovereenkomst plaatsvonden.
4.13.
Het gevorderde wordt dan ook afgewezen. Albert Heijn moet als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten van [partij A] betalen maar omdat [partij A] geen conclusie van antwoord in reconventie heeft ingediend en ook niet is gebleken dat hij door het instellen van de voorwaardelijke eis in reconventie noemenswaardige kosten heeft moeten maken, worden deze begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [partij A] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Albert Heijn begroot op € 546,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [partij A] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
veroordeelt [partij A] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.5.
wijst de vordering af;
5.6.
veroordeelt Albert Heijn in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van [partij A] worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. D. Jongsma en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 januari 2025.