In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 13 augustus 2025, zijn twee beroepen van eiser, een Azerbeidzjaanse nationaliteit met V-nummer [nummer], behandeld. Het eerste beroep is gericht tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) van 8 juni 2025, waarin eiser per die datum in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen werd geplaatst. Het tweede beroep betreft een vrijheidsbeperkende maatregel die door de minister van Asiel en Migratie op dezelfde datum is opgelegd. Eiser heeft op 11 juli 2025 gronden van beroep ingediend, waarop het COa op 15 juli 2025 heeft gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft de beroepen op 18 juli 2025 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van de minister en het COa aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
De rechtbank oordeelt dat de beroepen ongegrond zijn. Eiser heeft op 5 juni 2025 een incident veroorzaakt op een opvangschip in Arnhem, waarbij hij een COa-medewerker heeft bedreigd met de dood. Dit incident is door het COa gekwalificeerd als een incident met grote impact, wat heeft geleid tot de beslissing om eiser in de HTL te plaatsen. Eiser betoogt dat het COa niet heeft geverifieerd of er medische contra-indicaties zijn voor zijn plaatsing in de HTL. De rechtbank oordeelt echter dat het COa zorgvuldig heeft gehandeld door het GZA te raadplegen, en dat er geen contra-indicaties zijn vastgesteld. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond is en de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.