Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] ,
[eiseres] ,
[naam zoon] ,
de minister van Asiel en Migratie, de minister
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
fair balance’ moet vinden tussen het belang van de vreemdeling enerzijds en het Nederlands algemeen belang dat is gediend met het uitvoeren van een restrictief toelatingsbeleid. [8] Daarbij moet de minister alle voor die belangenafweging van betekenis zijnde feiten en omstandigheden kenbaar betrekken. De rechter dient de uitkomst van de door de minister gemaakte belangenafweging enigszins terughoudend te toetsen.
gedwongenmet eisers Nederland te verlaten. Van een situatie waar door een gezin uit eigen beweging wordt besloten om naar een ander land te verhuizen, en waar kinderen, zo begrijpt de rechtbank de minister ter zitting, zich gemakkelijk aan zouden kunnen aanpassen, is immers geen sprake.
De rechtbank ziet daarentegen wel aanleiding om op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien. Dat is om de volgende redenen. Hoewel het in eerste instantie aan de minister is om een belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM te maken en te beoordelen of aan eisers verblijf in Nederland moet worden toegestaan, ziet de rechtbank in dit specifieke geval reden om zelf een beslissing te nemen. Hierbij acht de rechtbank van belang dat deze procedure al een lange tijd duurt. Het primaire besluit is van 28 juli 2021, inmiddels vier jaar geleden. De zaak heeft al twee keer eerder voorgelegen bij de bestuursrechter en het door de minister genomen besluit op het bezwaar van eisers is reeds twee keer vernietigd. [naam zoon] is inmiddels acht jaar oud en weet niet beter dan dat de voortzetting van zijn verblijf onzeker is, terwijl hij in Nederland is geboren en hier een verblijfsvergunning heeft. Gelet op deze lange periode waarin eisers en [naam zoon] over onzekerheid over hun verblijfsstatus verkeren, acht de rechtbank het belang van een definitieve uitkomst in deze procedure evident. De rechtbank concludeert dat de minister nu voor de derde keer niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eisers uitvalt. De minister heeft aldus meermaals de gelegenheid gekregen om zijn standpunt (alsnog) deugdelijk te motiveren, maar is hierin niet geslaagd. Het geven van een vierde gelegenheid aan de minister om het bezwaar opnieuw te beoordelen en een nieuwe belangenafweging te maken, zou naar het oordeel van de rechtbank geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze (meer) inhouden.