In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2025, met zaaknummers NL25.23722 (beroep) en NL.25.23723 (voorlopige voorziening), is het beroep van een Kameroense eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser had op 12 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 20 mei 2025 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 9 juli 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser over zijn asielmotieven niet samenhangend en aannemelijk zijn. Eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft gehad met een gewapende groepering en het regeringsleger, maar de rechtbank vindt dat verweerder deze verklaringen terecht ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank concludeert dat eiser bij terugkeer naar Kameroen geen reëel risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank wijst het beroep van eiser ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en er staat geen hoger beroep open tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening.