2.1.Op 30 april 2025 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend, waarbij hij zich beroept op zijn vorige twee asielaanvragen. Volgens eiser heeft hij nog steeds problemen met een aantal buren vanwege een stuk grond en omdat hij christen is en zullen ze hem doden bij een terugkeer naar Egypte. Ook stelt eiser dat hij bij een terugkeer naar zijn land direct opgepakt zal worden en een boete zal moeten betalen vanwege de dienstplicht.
3. Verweerder vindt dat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de opvolgende aanvraag. Verweerder heeft daarom eisers opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Eiser voert allereerst aan dat zijn problemen met de moslimburen nog steeds niet zijn opgelost. Verder voert eiser aan dat hij nooit aanleiding heeft gezien om contact op te nemen met zijn familie in Egypte en dat dit op dit moment, gelet op zijn huidige (detentie)omstandigheden, lastig is. Eiser voert ook aan dat verweerder ook los daarvan heeft miskend dat hij een reëel risico loopt op een schending van artikel 3 van het EVRMen artikel 4 van het Handvestbij een terugkeer naar Egypte. Hij wijst erop dat hij uit [regio] komt en dat daar de meeste geweldsincidenten plaatsvinden. Bovendien behoort hij tot een zeer kleine minderheid van christenen in zijn gemeenschap. Volgens eiser loopt hij daarom meer risico dan andere christenen. Tot slot voert eiser aan dat uit de rapportage uit 2023 van Vluchtelingenwerk blijkt dat hij tegen aanvallen geen effectieve bescherming van de overheid kan inroepen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk kon verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
6. Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw, kan verweerder een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaren als de aanvrager geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd aan deze aanvraag, of als de nieuwe elementen en bevindingen niet relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Nieuwe elementen en bevindingen zijn relevant voor de beoordeling van de opvolgende aanvraag als deze de kans op inwilliging van de asielaanvraag aanzienlijk groter maken.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder mocht vinden dat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de opvolgende aanvraag. Het betoog van eiser dat hij vanwege (detentie)omstandigheden niet in contact zou kunnen komen met zijn familie, maakt het voorgaande niet anders. Allereerst is niet gebleken dat eiser gedurende zijn detentie pogingen daartoe heeft ondernomen. Daarbij komt dat eiser sinds de afwijzing van zijn laatste aanvraag tien jaar geleden ruim de gelegenheid heeft gehad om bij zijn familie na te gaan of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. De enkele stelling van eiser dat die ontwikkelingen er zouden kunnen zijn, maakt niet dat verweerder niet tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Voor zover eiser betoogt dat de situatie in Egypte voor koptische christenen is verslechterd sinds zijn vorige aanvraag, volgt uit een uitspraak van de hoogste bestuursrechter dat koptische christenen in Egypte over het algemeen geen reëel risico lopen op ernstige schade of gegronde vrees voor vervolging hebben.Ook zijn koptische christenen als geheel niet aangemerkt als risicoprofiel. Uit de door eiser overgelegde landeninformatie volgt geen wezenlijk ander beeld. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.