In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die respectievelijk de Turkse en Nederlandse nationaliteit hebben. De partijen zijn gehuwd op [datum 1] 2018 in Turkije en hebben samen een minderjarig kind, geboren op [geboortedatum] 2023. De vrouw heeft een verzoek tot eenhoofdig gezag ingetrokken, waardoor de rechtbank hier niet meer op hoefde te beslissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdverblijfplaats van het kind bij de vrouw zal zijn en dat de man verplicht is om kinderalimentatie van € 350,- per maand te betalen, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
De rechtbank heeft ook de toedeling van het huurrecht van de echtelijke woning aan de man bepaald, en het door partijen overeengekomen ouderschapsplan is aan de beschikking gehecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat het huwelijk tussen partijen rechtsgeldig is in Nederland, en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over de echtscheiding en de nevenvoorzieningen, aangezien beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. De beschikking is uitgesproken door mr. H.M. Boone, rechter en kinderrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding.