ECLI:NL:RBDHA:2025:15194
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking voorlopige voorziening inzake inschrijving in de Basisregistratie Personen
Op 14 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker, een Iraakse man, en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening na de intrekking van een eerder verzoek. De verzoeker had op 23 juni 2024 aangifte gedaan van verblijf en adres in de Basisregistratie Personen (Brp) bij de gemeente Rijswijk, maar kon zich op dat moment niet identificeren. Hierdoor werd hij niet ingeschreven. Na een mondelinge mededeling van de behandelend ambtenaar, maakte de verzoeker bezwaar en vroeg om een voorlopige voorziening. Op 22 juli 2025 deed hij digitaal aangifte van adreswijziging met gebruik van zijn DigiD, waarna hij alsnog werd ingeschreven.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van tegemoetkomen door het bestuursorgaan in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen beslissing was ingetrokken of gewijzigd. De verzoeker had zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken omdat hij op basis van de digitale aangifte was ingeschreven. De voorzieningenrechter wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding was om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan zonder zitting en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.