In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan op 31 juli 2025 in het kader van een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, waarover de minister binnen een termijn van zestien weken na een eerdere uitspraak van 19 december 2024 moest beslissen. De rechtbank constateert dat de minister deze termijn heeft overschreden en dat er geen beslissing is genomen op de aanvraag. Hierdoor is het beroep van eiser gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 453,50, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing genomen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting, gezien de omstandigheden van de zaak.