ECLI:NL:RBDHA:2025:15295
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Somalische alleenstaande vrouw met vrees voor Al-Shabaab en vrouwenbesnijdenis
Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een Somalische vrouw, die op 7 mei 2023 een aanvraag indiende voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 28 maart 2025 afgewezen, met als argument dat de aanvraag ongegrond was. De vrouw, die beweert dat ze getuige was van een moord en later werd ontvoerd door Al-Shabaab, heeft beroep aangetekend tegen deze afwijzing. Tijdens de zitting op 2 juli 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de vrouw en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de vrouw beoordeeld, waaronder haar vrees voor herbesnijdenis van haar dochters en de problemen die ze ondervindt met Al-Shabaab. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de vrouw geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De rechtbank heeft ook de toepassing van Werkinstructie 2024/6 door de minister beoordeeld en vastgesteld dat deze niet in strijd is met het Unierecht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de vrouw geen verblijfsvergunning krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.