ECLI:NL:RBDHA:2025:15295

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.15978
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Somalische alleenstaande vrouw met vrees voor Al-Shabaab en vrouwenbesnijdenis

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een Somalische vrouw, die op 7 mei 2023 een aanvraag indiende voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 28 maart 2025 afgewezen, met als argument dat de aanvraag ongegrond was. De vrouw, die beweert dat ze getuige was van een moord en later werd ontvoerd door Al-Shabaab, heeft beroep aangetekend tegen deze afwijzing. Tijdens de zitting op 2 juli 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de vrouw en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de vrouw beoordeeld, waaronder haar vrees voor herbesnijdenis van haar dochters en de problemen die ze ondervindt met Al-Shabaab. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de vrouw geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De rechtbank heeft ook de toepassing van Werkinstructie 2024/6 door de minister beoordeeld en vastgesteld dat deze niet in strijd is met het Unierecht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de vrouw geen verblijfsvergunning krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.15978
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. E. Ceylan),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: mr. S. Kuster).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiseres heeft op 7 mei 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Zij stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1995. De minister heeft met het bestreden besluit van 28 maart 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
4. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, A. Abdi als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
6. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres had haar eigen [bedrijf] waar zij vrouwelijke klanten ontving. Eén van de klanten van eiseres werd vermoord toen zij de [bedrijf] verliet. Eiseres was getuige van de moord en gaf een beschrijving van de dader aan de veiligheidsdiensten. De veiligheidsdiensten hebben toen de dader kunnen oppakken. Kort daarna werd eiseres ontvoerd en mishandeld door Al- Shabaab, omdat de dader van de moord bij Al-Shabaab hoorde. Eiseres werd ervan beschuldigd een spion voor de overheid te zijn. Na een paar dagen pleegde de overheid een aanval op de locatie van Al-Shabaab waar eiseres vastgehouden werd. Hierdoor kon eiseres vluchten. Bij terugkeer vreest eiseres voor Al-Shabaab.

Het bestreden besluit

7. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante asielmotieven:
1) Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) Alleenstaande vrouw;
3) Vrouwenbesnijdenis (FGM); en
4) Problemen met Al-Shabaab.
De minister vindt het eerste asielmotief geloofwaardig en het tweede en vierde asielmotief ongeloofwaardig. De minister heeft het derde asielmotief niet getoetst op geloofwaardigheid.
8. Ten aanzien van het tweede asielmotief stelt de minister zich op het standpunt dat eiseres onvoldoende documenten heeft overgelegd en dat zij daarvoor geen goede verklaring heeft. Eiseres heeft namelijk een kopie van een Somalische echtscheidingsakte overgelegd, maar heeft volgens de minister niet genoeg inspanning verricht om het origineel te overleggen. Ook vindt de minister dat de verklaringen van eiseres op dit punt geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Ook ten aanzien van het vierde asielmotief stelt de minister zich op het standpunt dat de verklaringen van eiseres geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Ten aanzien van het derde asielmotief heeft eiseres verklaard te vrezen voor besnijdenis van haar twee dochters in Somalië. Omdat dit enkel een toekomstige vrees betreft, heeft de minister dit asielmotief niet beoordeeld op geloofwaardigheid.
9. De minister heeft de geloofwaardige asielmotieven en feiten en omstandigheden verder beoordeeld. De minister concludeert dat uit de verklaringen van eiseres niet blijkt dat zij een gegronde vrees voor vervolging heeft. Hoewel de minister de vrees van eiseres voor besnijdenis van haar dochters aannemelijk vindt, vindt de minister dit niet relevant voor de asielaanvraag van eiseres. De dochters van eiseres verblijven immers in Somalië. Eiseres krijgt daarom geen verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw. Ook neemt de minister geen reëel risico op ernstige schade aan. Eiseres komt namelijk uit een plaats waar de Somalische overheid aan de macht is en zij kan hiernaartoe terugkeren zonder door een gebied te hoeven reizen waar Al-Shabaab aan de macht is. Eiseres krijgt daarom ook geen verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw.
De beroepsgronden en het oordeel van de rechtbank
Werkinstructie 2024/6
10. Eiseres voert aan dat de minister bij de geloofwaardigheidsbeoordeling ten onrechte Werkinstructie 2024/6 heeft toegepast. Werkinstructie 2024/6 is volgens eiseres in strijd met het Unierecht. Aangezien deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, in haar tussenuitspraak van 7 januari 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:136) prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) ten aanzien van de verenigbaarheid van Werkinstructie 2024/6 met het Unierecht, heeft eiseres verzocht om aanhouding van deze zaak in afwachting van een einduitspraak van zittingsplaats Roermond.
11. De rechtbank stelt voorop dat zij op 10 juni 2025 uitspraak heeft gedaan over Werkinstructie 2024/6 (ECLI:NL:RBDHA:2025:10057). De rechtbank verwijst naar de overwegingen 7.1, 7.2 en 7.3 van die uitspraak en neemt deze overwegingen over. Kortgezegd heeft de rechtbank in de uitspraak van 10 juni 2025 overwogen dat er geen grond is om te oordelen dat toepassing van Werkinstructie 2024/6 in iedere zaak zonder meer leidt tot een met het Unierecht strijdige geloofwaardigheidsbeoordeling. In elke afzonderlijke asielzaak moet worden beoordeeld of de toepassing van Werkinstructie 2024/6 onrechtmatig is geweest.
12. De rechtbank is van oordeel dat de minister met toepassing van Werkinstructie 2024/6 het standpunt heeft mogen innemen dat het ongeloofwaardig is dat eiseres een alleenstaande vrouw is en dat zij problemen heeft ondervonden met Al-Shabaab. Hierbij is in algemene zin van belang dat de minister alle door eiseres overgelegde documenten, namelijk de kopie van de echtscheidingsakte, in de beoordeling heeft betrokken. Daarnaast is de minister niet gestopt bij de tegenwerping dat eiseres geen goede verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van de originele echtscheidingsakte, maar heeft de minister ook beoordeeld of de verklaringen van eiseres samenhangend en aannemelijk zijn. In de geloofwaardigheidsbeoordeling is de nadruk komen te liggen op de verklaringen van eiseres. De minister heeft daarmee geen onjuiste toepassing gegeven aan het Unierecht. De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze zaak aan te houden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen van zittingsplaats Roermond aan het Hof.
Referentiekader
13. Eiseres voert aan dat de minister niet kenbaar heeft gemotiveerd hoe het referentiekader is betrokken bij de totstandkoming van het bestreden besluit. Wel heeft de minister in het voornemen genoemd dat, ondanks dat eiseres ongeschoold is, van haar verwacht kan worden dat zij samenhangend en aannemelijk verklaart. Op dit punt vindt eiseres dat onvoldoende rekening is gehouden met haar referentiekader.
14. De rechtbank stelt vast dat de minister in het voornemen en in het bestreden besluit niet kenbaar heeft gemotiveerd van welk referentiekader is uitgegaan bij de beoordeling van de verklaringen van eiseres. De minister heeft enkel genoemd dat eiseres laaggeschoold is en dat desondanks gedetailleerdere verklaringen van haar verwacht kunnen worden.
Hiermee heeft de minister echter niet gemotiveerd waarom en hoe de laaggeschooldheid van eiseres van invloed is op wat van eiseres verwacht kan worden. Evenmin heeft de minister uiteengezet met welke andere feiten en omstandigheden hij rekening heeft gehouden in de beoordeling van de verklaringen van eiseres. Hierdoor is er sprake van een motiveringsgebrek. De rechtbank ziet aanleiding om dit motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren, omdat aannemelijk is dat eiseres door dit gebrek niet is benadeeld. De minister heeft namelijk in zijn verweerschrift verduidelijkt dat hij onderkent dat eiseres laaggeschoold is en daardoor geen besef heeft van tijd. De minister werpt daarom niet langer tegen dat eiseres niet exact kan verklaren over de duur van haar gevangenhouding en het tijdsbestek tussen de moord en de aankomst van de veiligheidsdiensten.
Alleenstaande vrouw
15. Eiseres betoogt dat de minister het ten onrechte ongeloofwaardig vindt dat zij een alleenstaande vrouw is. Hiertoe voert eiseres aan dat de minister haar ten onrechte tegenwerpt dat zij niet beschikt over de originele echtscheidingsakte. Eiseres heeft namelijk een plausibele verklaring gegeven voor het ontbreken van het origineel. Verder voert eiseres aan dat de minister haar ten onrechte tegenwerpt dat zij een sociaal netwerk heeft in Somalië. Eiseres is van mening dat de minister moet uitgaan van de feitelijke situatie. Aangezien eiseres geen contactgegevens meer heeft van haar moeder en kinderen, en zij niet terecht kan bij haar oom, is eiseres de facto een alleenstaande vrouw.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij geen goede verklaring heeft voor het ontbreken van de originele scheidingsakte. Eiseres heeft namelijk verklaard dat zij de kopie van die akte van haar ex- echtgenoot via WhatsApp heeft ontvangen (Rapport nader gehoor, p. 7). Gelet daarop, mocht de minister van eiseres verwachten dat zij ook via haar ex in het bezit kon komen van het origineel. Ook mocht de minister het een onverschoonbare reden vinden dat de familie van eiseres geen geld heeft voor het opsturen van het origineel. De minister heeft hierbij mogen betrekken dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij inspanning heeft verricht om het origineel te overleggen.
17. Ten aanzien van het netwerk van eiseres stelt de rechtbank voorop dat in paragraaf C7/30.3.2.2 van de Vc voor Zuid- en Centraal-Somalië, alleenstaande vrouwen als risicoprofiel worden aangemerkt. Of een vrouw in Somalië als alleenstaand wordt gezien en daarom bescherming behoeft hangt onder meer af van de aanwezigheid van grootfamilie. Tot de grootfamilie kunnen onder meer moeder, kinderen en ooms vallen. De minister heeft er in het bestreden besluit terecht op gewezen dat uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij in Somalië kan terugvallen op haar moeder, kinderen en oom en dat zij daarom niet kan worden aangemerkt als alleenstaande vrouw. De stelling van eiseres dat zij het telefoonnummer van haar moeder is kwijtgeraakt (Rapport nader gehoor, p. 26), heeft de minister onvoldoende mogen vinden om aan te nemen dat eiseres bij terugkeer geen netwerk heeft. De minister heeft daarbij mogen betrekken dat niet is gebleken dat eiseres inspanning heeft verricht om het contact te herstellen. Ook de stelling van eiseres dat haar oom haar niet zou willen opvangen uit angst voor Al-Shabaab (zienswijze, p. 3), heeft de minister niet hoeven volgen. Eiseres heeft haar problemen met Al-Shabaab immers niet aannemelijk gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
Herbesnijdenis
18. Eiseres voert aan dat de minister ten onrechte heeft nagelaten om haar vrees voor herbesnijdenis als asielmotief te beoordelen. Eiseres betoogt dat de minister haar, in het kader van de samenwerkingsplicht, hierover had moeten bevragen. Nu dit is nagelaten, is het bestreden besluit volgens eiseres onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister terecht nagelaten om de vrees van eiseres voor herbesnijdenis als asielmotief te beoordelen. De minister heeft hierbij mogen betrekken dat uit de verklaringen van eiseres tijdens het nader gehoor niet is gebleken dat zij vreest voor herbesnijdenis. Evenmin heeft eiseres deze vrees naar voren gebracht in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor. De minister heeft in de enkele stelling uit de zienswijze dat eiseres vreest voor herbesnijdenis, geen aanleiding hoeven zien om deze vrees als asielmotief te beoordelen. De beroepsgrond slaagt niet.

Reëel risico op ernstige schade

20. Tenslotte voert eiseres aan dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres bij terugkeer geen reëel risico op ernstige schade loopt. Eiseres stelt dat zij dit risico weldegelijk loopt, namelijk vanwege het willekeurig geweld in de regio [regio] en vanwege de omstandigheid dat eiseres bij terugkeer naar haar woonplaats door Al-Shabaab gebied zou moeten reizen. Eiseres beroept zich in dit kader op het Algemeen Ambtsbericht Somalië van 31 maart 2025 (het Algemeen Ambtsbericht), het rapport ‘Somalia – Security Situation’ van het Asielagentschap van de Europese Unie (EUAA) en landeninformatie van Vluchtelingenwerk Nederland.
21. De rechtbank stelt voorop dat uit het arrest XY van het Hof van 9 november 2023 (ECLI:EU:C:2023:843) volgt dat een vreemdeling een reëel risico kan lopen op ernstige schade vanwege willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict, omdat hij vanwege zijn persoonlijke achtergrond een verhoogd risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Daarbij geldt een glijdende schaal: Hoe hoger het niveau van willekeurig geweld, hoe minder individuele elementen nodig zijn om een reëel risico op ernstige schade aan te kunnen nemen. Het is aan de vreemdeling om de aanwezigheid van individuele elementen aannemelijk te maken en om aannemelijk te maken dat deze elementen leiden tot een hoger risico om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Het is vervolgens aan de minister om gemotiveerd te beoordelen of dit leidt tot een reëel risico op ernstige schade (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927).
22. De rechtbank stelt vast dat voor de regio [regio] een relatief lager niveau van willekeurig geweld wordt aangenomen. Eiseres moet dus met relatief zwaarwegende individuele omstandigheden aannemelijk maken dat zij risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Eiseres voert in dit kader aan dat zij bij terugkeer geen netwerk heeft en dat zij langdurig in het buitenland heeft verbleven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in deze individuele elementen geen aanleiding hoeven zien om aan te nemen dat eiseres bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, onderdeel 3 van de Vw. Gelet op overwegingen 16 en 17 van deze uitspraak, heeft de minister zich immers op het standpunt mogen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een alleenstaande vrouw zonder netwerk is. Ook heeft de minister terecht overwogen dat het feit dat eiseres vanuit het Westen zal terugkeren naar Somalië, onvoldoende is om aan te nemen dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade.
23. Wel rijst de vraag in hoeverre eiseres veilig zal kunnen reizen vanuit [plaats 1] naar haar plaats van herkomst, [plaats 2] in de regio [regio] . Uit paragraaf C7/30.4.1.1 van de Vc volgt namelijk dat er een reëel risico op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b, onderdeel 1 en 2 van de Vw wordt aangenomen voor vreemdelingen die moeten reizen door een gebied waar Al-Shabaab de macht heeft of het gebied controleert.
24. De rechtbank stelt vast dat uit het Algemeen Ambtsbericht volgt dat [plaats 2] (en de weg daarnaartoe) onder ‘mixed, unclear and/or local control’ valt. Hoewel uit de door eiseres overgelegde landeninformatie volgt dat Al-Shabaab controleposten heeft opgezet in [regio] , betekent dit niet zonder meer dat Al-Shabaab specifiek de weg van [plaats 1] naar [plaats 2] controleert. In het licht van de beperkte afstand die eiseres vanaf [plaats 1] zou moeten afleggen, heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat zij door een gebied moet reizen waar Al-Shabaab de macht heeft of het gebied controleert. Gelet op het voorgaande is de minister deugdelijk gemotiveerd tot de conclusie gekomen dat eiseres bij terugkeer naar [plaats 2] geen reëel risico loopt op ernstige schade. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

25. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk heeft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. I.S. Bunnik, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
31 juli 2025

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.