6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling en belediging van het verzorgend personeel in de instelling waar hij verbleef. Verder heeft hij zich schuldig gemaakt mishandeling, poging zware mishandeling en twee vernielingen. De bedreiging en belediging van het verzorgend personeel geven blijk van een gebrek aan respect voor hen. Dat de verdachte zijn behandelend psychiater heeft bespuugd, is bovendien vies en vernederend. Verder hebben de mishandeling en poging zware mishandeling een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangevers. Uit de aangiftes en de slachtofferverklaring van [slachtoffer 3] blijkt ook dat de poging zware mishandeling grote indruk op hem heeft gemaakt en nog doet.
Strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 6 maart 2025. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte in het verleden reeds voor gelijksoortige feiten is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia-rapportages over de verdachte door drs. J. Yntema, GZ-psycholoog, van 15 april 2025 en L. Beverloo, psychiater, van 11 april 2025, waaruit volgt dat bij de verdachte sprake is van een psychische stoornis passend bij de diagnose schizofrenie en (een vermoeden van) een autismespectrumstoornis. Ten tijde van het plegen van de bij dagvaarding I ten laste gelegde feiten bestonden deze stoornissen ook, en hebben deze de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloed. Gelet hierop wordt geadviseerd om de bij dagvaarding I ten laste gelegde gedragingen in (sterk) verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen en een klinische behandeling op een afdeling met verhoogd beveiligingsniveau in het kader van bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht te laten plaatsvinden. Alleen een zorgmachtiging schiet volgens de deskundigen te kort om de noodzakelijke stabiliteit en behandeltrouw bij de verdachte te bewerkstelligen.
Door de psycholoog wordt de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden gezien als een brug te ver ondanks dat die maatregel behandelvoordelen biedt en de verdachte langdurig in de noodzakelijke zorg kan houden. Verwacht wordt dat wanneer de verdachte goed wordt ingesteld op medicatie, hij beter zal meewerken aan behandeling waardoor behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden voldoende wordt geacht. Door beide deskundigen wordt bovendien geadviseerd om naast de bijzondere voorwaarden een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr (GVM) op te leggen.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de eerdere Pro Justitia-rapportages over de verdachte door drs. J. Yntema, GZ psycholoog, van 10 april 2024 en dr. J. van der Meer, psychiater van 22 maart 2024, waaruit eveneens volgt dat bij de verdachte sprake is van schizofrenie. Ten tijde van het plegen van de bij dagvaarding II en de bij dagvaarding III ten laste gelegde feiten was reeds sprake van deze stoornis en die heeft de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloed. Gelet hierop wordt geadviseerd om de bij dagvaarding II ten laste gelegde gedraging in verminderde mate toe te rekenen aan de verdachte. Dat geldt ook voor de bij dagvaarding III ten laste gelegde gedraging. In deze rapportage wordt ook een klinische behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel en de oplegging van een GVM geadviseerd.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 16 mei 2025, waaruit volgt dat sprake is van een hoog recidiverisico. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een TBS met voorwaarden op te leggen nu het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De door de reclassering geadviseerde voorwaarden zijn:
• Geen strafbaar feit plegen;
• Meewerken aan reclasseringstoezicht;
• Niet naar het buitenland;
• Opname in een zorginstelling;
• Ambulante behandeling;
• Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
• Meewerken aan time-out;
• Drugsverbod;
• Alcoholverbod;
• Contactverbod.
Verder wordt door de reclassering geadviseerd om de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren aangezien de kans groot wordt geacht dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Tevens adviseert de reclassering de combinatie met een schorsing van de voorlopige hechtenis onder dezelfde voorwaarden als de TBS met voorwaarden.
Op de terechtzitting is dit rapport nader toegelicht door een reclasseringsmedewerker. Hieruit volgt dat de reclassering de voorkeur geeft aan TBS met voorwaarden vanwege de mogelijkheden die dit biedt op het moment dat de verdachte zich niet aan de bijzondere voorwaarden zou houden. Gelet op de houding van de verdachte ten aanzien van eerdere behandelingen, acht de reclassering de kans dat de verdachte zich op enige moment niet meer aan de voorwaarden wil houden aanmerkelijk. Een TBS met voorwaarden is dan een stevigere stok achter de deur. Bovendien biedt de TBS met voorwaarden meer mogelijkheden om de verdachte op langere termijn structuur te bieden. Over de mogelijkheden van plaatsing van de verdachte in een forensische zorginstelling, heeft de reclasseringsmedewerker aangegeven dat de verdachte op dit moment op een wachtlijst staat en onduidelijk is hoe lang dat gaat duren, maar dat een overbruggingslocatie binnen vier weken zou moeten kunnen worden gerealiseerd.
Toerekeningsvatbaarheid
Nu de conclusies van de gedragsdeskundigen over de psychische problematiek van de verdachte en de mate waarin die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het tenlastegelegde worden gedragen door diens bevindingen, neemt de rechtbank die over in die zin dat de rechtbank alle bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte zal toerekenen.
TBS met voorwaarden
TBS met voorwaarden kan, gelet op artikelen 37a en 38 Sr, worden opgelegd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist, bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond en het feit een in lid 1 aanhef en onder sub 2 van artikel 37a Sr genoemd misdrijf betreft. Naar het oordeel van de rechtbank is aan die vereisten voldaan, nu twee van de begane feiten misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid aanhef en onder sub 2 Sr, bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde feit een ziekelijke stoornis bestond en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid, het opleggen van deze maatregel vereist.
Uit de aangehaalde rapportages blijkt dat bij verdachte sprake is van een hoog risico op recidive en dat langdurige behandeling van zijn stoornissen noodzakelijk is.
Voor de beoordeling of die langdurige noodzakelijke behandeling plaats moet vinden als onderdeel van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel of in het kader van een TBS met voorwaarden, sluit de rechtbank aan bij het advies van de reclassering.
De mogelijkheid van beter maatwerk, zoals toegelicht door de reclasseringswerker, acht de rechtbank te meer van belang nu de verdachte in eerder opgelegde reclasseringstoezichten niet meewerkte aan de ambulante behandelverplichting en gesprekken met de reclassering. Ook is het pas sinds korte tijd dat de verdachte andere medicatie heeft waardoor zijn psychotische symptomen verbleken en sprake is van enig ziekte-inzicht en motivatie tot behandelen. Of dat ook geldt voor de langere termijn, met name ook de motivatie om medicatie te blijven gebruiken, is zeer onzeker en de behandelhistorie geeft aanleiding te twijfelen aan een langere behandelbereidheid van de verdachte. Het reële risico dat de verdachte stopt met zijn behandeling en/of zijn medicatie kan beter worden ondervangen door een TBS met voorwaarden dan door bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel.
Gelet op bovenstaande zal de rechtbank een TBS met voorwaarden opleggen.
De rechtbank zal daarbij de voorwaarden opleggen zoals opgenomen in het advies van de reclassering.
Dadelijk uitvoerbaarheid
Gelet op het feit dat er sprake is van een hoog recidiverisico, ziet de rechtbank aanleiding
om conform artikel 38 lid 6 Sr te bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen zal de rechtbank verder een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Aan de wettelijke vereisten is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van de verdachte. Mede gelet op de rapportages van de deskundigen en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat er een noodzaak bestaat om de verdachte (mogelijk) langdurig onder toezicht te stellen om het recidiverisico in de toekomst te kunnen terugdringen.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat naast de maatregel van TBS met voorwaarden een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte moet worden opgelegd. De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 260 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
De op te leggen straf brengt mee dat de verdachte, na aftrek van het voorarrest, nog een periode van ongeveer vier weken gedetineerd zal zijn. Voor het geval dit vonnis binnen die termijn nog niet onherroepelijk is, zal de rechtbank bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de op te leggen gevangenisstraf. Die schorsing houdt verband met de op te leggen dadelijk uitvoerbare TBS met voorwaarden. Zou de verdachte de in dat kader te stellen voorwaarden niet naleven terwijl dit vonnis nog niet onherroepelijk is, dan bestaat de mogelijkheid om de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis te bevelen. Op die manier worden de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen gewaarborgd.
De reclasseringsmedewerker heeft ter zitting aangegeven dat bij klinische plaatsing op een overbruggingsplek rekening gehouden dient te worden met een periode van vier weken, na vonnis. Voor het geval klinische plaatsing eerder kan geschieden dan de nog openstaande gevangenisstraf, zal de rechtbank bevelen dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst met ingang van het moment waarop klinische plaatsing mogelijk is en de verdachte aankomt bij de forensische instelling waar hij wordt geplaatst. De voorlopige hechtenis zal worden geschorst op het tijdstip dat het eerst komt: het moment van de klinische plaatsing of het moment waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de op te leggen gevangenisstraf.