ECLI:NL:RBDHA:2025:15391

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/689659 / KG ZA 25-782
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over vervangende toestemming en afgifte paspoort voor minderjarige

In deze zaak, die op 20 augustus 2025 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben partijen, de man en de vrouw, een geschil over de vervangende toestemming voor reizen met hun minderjarige kind. De man heeft verzocht om toestemming voor een reis naar Fuerteventura, terwijl de vrouw verweer heeft gevoerd en haar eigen vorderingen heeft ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 augustus 2025 zijn partijen overeengekomen dat de vrouw met het kind op vakantie naar Vietnam zou gaan en dat de man het kind op een later moment zou terugbrengen. De vrouw heeft het paspoort van het kind op 16 augustus 2025 aan de man overhandigd, waarna de man zijn vordering heeft ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verzoeken van beide partijen met betrekking tot de vervangende toestemming en de afgifte van het paspoort als ingetrokken moeten worden beschouwd. De rechter heeft besloten dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt, om de onderlinge verstandhouding niet verder te belasten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/689659 / KG ZA 25-782
Vonnis in kort geding van 20 augustus 2025
in de zaak van
[de man]te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. S.C. Meijler te Den Haag,
tegen:
[de vrouw]te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H. Devkinandan te Zoetermeer.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de man’ en ‘de vrouw’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de op 12 augustus 2025 gehouden mondelinge behandeling;
- het bericht van 18 augustus 2025 van de advocaat van de man;
- het bericht van 18 augustus 2025 van de advocaat van de vrouw.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] , hierna: [de minderjarige] .
2.2.
Op de behandeling in kort geding op 1 mei 2025 zijn partijen – voor zover hier van belang – het navolgende overeengekomen:
- De vrouw mag met [de minderjarige] met vakantie naar Vietnam in de periode van 19 juli 2025 tot en met 15 augustus 2025. De vrouw zal [de minderjarige] op zaterdagochtend 16 augustus 2025 bij de man brengen;
- De man mag met [de minderjarige] met vakantie naar Spanje of Italië in de periode van 16 augustus 2025 tot en met 30 augustus 2025. De man zal [de minderjarige] op zondagochtend 31 augustus 2025 naar de vrouw brengen;
- Partijen zullen [de minderjarige] in de gelegenheid stellen om tijdens de vakanties ten minste twee keer per week contact met de andere ouder te hebben per telefoon of via videobellen;
- Partijen zullen elkaar zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen van hun vakantieadres;
- Partijen zullen elkaar uiterlijk twee weken voor aanvang van de vakantieperiode een volledig ingevuld en getekend exemplaar van het toestemmingsformulier voor reizen met een minderjarige naar het buitenland verstrekken;
- De vrouw zal aan de man op 16 augustus 2025 het paspoort van [de minderjarige] overhandigen. De man zal dit paspoort op 31 augustus 2025 weer aan de vrouw teruggeven.
- Partijen hebben afgesproken om deel te nemen aan een mediationtraject om hun overige geschilpunten op te lossen en tot een ouderschapsplan te komen. Zij worden daarvoor doorverwezen naar het Mediationbureau van de rechtbank.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De man vordert bij vonnis en uitvoerbaar bij voorraad – zakelijk weergegeven –:
- aan de man vervangende toestemming te verlenen voor de reis van de man met [de minderjarige] naar Fuerteventura in Spanje van 21 augustus 2025 tot en met 28 augustus 2025;
- de vrouw te bevelen om [de minderjarige] op uiterlijk zaterdagochtend 16 augustus 2025 te 10.00 uur vergezeld van het paspoort van [de minderjarige] aan de man te overhandigen, uiterlijk op 16 augustus 2025, op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor elke dag dat de vrouw in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen;
- de vrouw te veroordelen in de werkelijke kosten van dit geding, te weten een bedrag van € 1.850,- exclusief btw.
3.2.
De vrouw voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.3.
De vrouw vordert bij vonnis – zakelijk weergegeven –:
- de man in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans hem bedoelde vorderingen te ontzeggen, omdat deze feitelijke grondslag ontberen dan wel niet op de wet kunnen worden gegrond;
- de man in de algehele (proces)kosten te veroordelen, inclusief de advocaatkosten van de vrouw, de gebruikelijke nakosten inbegrepen.
3.4.
De man voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en reconventie
4.1.
Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw het toestemmingsformulier voor de vakantie van de man met [de minderjarige] ondertekend. Op 18 augustus 2025 heeft de advocaat van de man de voorzieningenrechter bericht dat de man het paspoort van [de minderjarige] heeft ontvangen en dat de man de vordering betreffende de kostenveroordeling handhaaft. Op 18 augustus 2025 heeft de advocaat van de vrouw de voorzieningenrechter bericht ook haar vordering ten aanzien van de proceskostenveroordeling te handhaven. Gelet hierop beschouwt de voorzieningenrechter de verzoeken van beide partijen ten aanzien van de vervangende toestemming en de afgifte van het paspoort van [de minderjarige] als ingetrokken. Zowel de man als de vrouw vorderen over en weer elkaar in de proceskosten te veroordelen, zodat de voorzieningenrechter hierop zal beslissen.
4.2.
De man stelt dat hij wederom gedwongen is een kort geding te starten door de onwil van de vrouw en de door haar gestelde onredelijke eisen. Hierdoor is de man gedwongen aanzienlijke kosten te maken.
4.3.
De vrouw stelt dat zij onnodig door de man in een gerechtelijke procedure wordt betrokken. Als de man van meet af aan duidelijk was over de vakantie, was er voor de vrouw geen beperking om haar toestemming te geven. Daarbij stelt de vrouw dat de man bijna drie keer meer inkomsten geniet dan zij en de man het voeren van procedures enkel misbruikt om de vrouw onnodig (financieel) pijn te doen.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt dat tussen ex-partners terughoudend wordt omgegaan met een proceskostenveroordeling om te voorkomen dat de relatie tussen partijen nog verder wordt belast. In veel gevallen moeten partijen nog met elkaar door, bijvoorbeeld als ouders van hun kind, wat in deze situatie ook het geval is. Als hoofdregel geldt dan ook dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt van deze hoofdregel afgeweken.
4.5.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om te bepalen dat iedere partij (zowel in conventie als in reconventie) de eigen proceskosten draagt. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat gebleken is dat partijen de komende periode met elkaar in mediation zullen gaan om hun onderlinge verstandhouding te verbeteren. Een proceskostenveroordeling zal de verstandhouding tussen partijen juist op scherp stellen, waardoor de voorzieningenrechter een proceskostenveroordeling thans niet wenselijk acht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en reconventie
5.1.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.2.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.L. Benink en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.
EY